ECLI:NL:RBNHO:2024:11869

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 3012
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep inzake afvalstoffenheffing en gebruik van restafvalcontainers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de aanslag afvalstoffenheffing voor het jaar 2023. Eiser, eigenaar en gebruiker van een perceel, had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag van € 663,04 voor twee (grijze) restafvalcontainers. De aanslag was opgelegd door de gemeente [gemeente] op basis van gegevens van de inzameldienst Meerlanden. Eiser had bezwaar gemaakt en dit bezwaar werd gedeeltelijk gegrond verklaard, waardoor de aanslag werd verminderd met € 248,64. Eiser stelde echter beroep in tegen de resterende aanslag, betwistend dat de aanslag voor twee containers terecht was opgelegd.

Tijdens de zitting op 9 september 2024 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij feitelijk geen gebruik had gemaakt van de tweede container en dat deze onterecht geregistreerd stond. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht aansluiting had gezocht bij het aantal geregistreerde containers en dat de verantwoordelijkheid voor de registratie bij eiser lag. De rechtbank concludeerde dat de aanslag in overeenstemming was met de gemeentelijke verordening en verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de belastingplichtige om de juiste registratie van afvalcontainers te waarborgen en dat de heffing gebaseerd is op de mogelijkheid tot gebruik van de containers, niet op feitelijk gebruik.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/3012

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [gemeente] , eiser

en

het hoofd Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 23 februari 2023 ten aanzien van het perceel [perceel] (hierna: het perceel) een aanslag afvalstoffenheffing voor het jaar 2023 opgelegd.
Bij uitspraak op bezwaar van 14 maart 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de aanslag afvalstoffenheffing verminderd met ingang van 1 april 2023.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder en eiser hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2024. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigd door [naam] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is sinds april 2014 eigenaar en gebruiker van het perceel.
2. Aan eiser is voor het gebruikmaken van het perceel voor het jaar 2023 bij beschikking van 23 februari 2023 een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd van € 663,04 voor twee (grijze) restafvalcontainers met een inhoud van 120 liter.
3. Eiser heeft van Meerlanden, de inzameldienst die voor de gemeente [gemeente] belast is met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, voor het kalenderjaar 2023 twee stickers ontvangen voor twee (grijze) restafvalcontainers.
4. Tot de gedingstukken behoort een voorbeeldbrief voor het jaar 2021 die wordt meegestuurd met de stickers, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
‘In deze brief vindt u meer informatie over het scheiden van afval in 2021.
Maakt u gebruik van de grijze rolemmer? Dan vindt u hierbij de nieuwe containersticker: rood als u per 1 januari 2021 een kleine rolemmer heeft, groen als u een grote rolemmer heeft. Plak de sticker direct op uw rolemmer.
Vanaf 1 februariworden rolemmers zonder geldige sticker niet geleegd.’
5. Eiser heeft op 2 maart 2023 één sticker geretourneerd aan Meerlanden en op 7 maart 2023 is deze sticker ontvangen door Meerlanden.
6. Bij uitspraak op bezwaar van 14 maart 2023 heeft verweerder het door eiser gemaakte bezwaar tegen de aanslag afvalstoffenheffing 2023 gegrond verklaard en de aanslag per 1 april 2023 verminderd met € 248,64 vanwege het retourneren van één sticker
.
Geschil en standpunten van partijen
7. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de aanslag afvalstoffenheffing 2023 over de maanden januari tot en met maart 2023 terecht is opgelegd voor twee (grijze) restafvalcontainers, welke vraag eiser ontkennend en verweerder bevestigend beantwoordt.
8. Niet in geschil is dat van eiser afvalstoffenheffing kan worden geheven, nu eiser gebruiker is van het betreffende perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Beoordeling van het geschil
Vooraf
9. Ter zake van hetgeen eiser over eerdere jaren naar voren heeft gebracht oordeelt de rechtbank dat het daarop geen beslissing kan nemen, omdat het geschil beperkt is tot het jaar 2023.
Gemeentelijke regelgeving
10. De gemeente [gemeente] heeft de heffing van afvalstoffenheffing voor het belastingjaar 2023 gereguleerd in de Verordening afvalstoffenheffing [gemeente] 2023 (hierna: de Verordening) en de daarbij behorende Bijlage 1 Tarieventabel behorende bij de Verordening afvalstoffenheffing [gemeente] 2023 (hierna: de Tarieventabel).
11. Artikel 5 (Maatstaf van heffing en belastingtarief) van de Verordening luidt als volgt:
‘De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.’
12. De Tarieventabel luidt, voor zover van belang, als volgt:
‘(…)
1.1
De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar
€ 331,52
1.2
In afwijking van het bepaalde onder 1.1 bedraagt de belasting per perceel per belastingjaar:
1.2.1
Indien op dat perceel gebruik wordt gemaakt van (een) 120/140 liter restafvalcontainer(s), per 120/140 liter restafvalcontainer
€ 331,52
(…)’
De aanslag
13. Eiser heeft betoogd dat buiten zijn toedoen en medeweten twee (grijze) restafvalcontainers op zijn adres (het perceel) zijn geregistreerd, waardoor ten onrechte dubbele afvalstoffenheffing (voor twee restafvalcontainers) is geheven in de periode januari tot en met maart 2023. Tijdens de registratie van de (tweede) restafvalcontainer in 2014/2015 wist eiser niet dat al een restafvalcontainer geregistreerd stond op het perceel. Pas toen eiser begin het jaar 2023 beter naar de aanslag ging kijken, viel hem op dat de aanslag twee restafvalcontainers vermeldt, waarna eiser één sticker heeft geretourneerd. Verder heeft eiser betoogd hij in de maanden januari tot en met maart 2023 (feitelijk) geen gebruik heeft gemaakt van een tweede restafvalcontainer. Eén sticker plakte eiser op een restafvalcontainer en één sticker plakte eiser op een GFT-container, zonder te beseffen dat de stickers alleen bedoeld zijn voor restafvalcontainers.
14. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat terecht dubbele afvalstoffenheffing (voor twee restafvalcontainers) is geheven in de periode januari tot en met maart 2023. Voor de heffing van afvalstoffenheffing wordt gebruik gemaakt van gegevens in de administratie van Meerlanden, zijnde de vuilnisophaaldienst van de gemeente [gemeente] . Volgens de administratie staan op het perceel twee 120 liter (grijze) restafvalcontainers geregistreerd. Voor deze twee restafvalcontainers zijn jaarlijks twee stickers naar eiser verzonden en eiser heeft deze stickers tot 7 maart 2023 nooit geretourneerd.
15. De rechtbank stelt allereerst voorop dat de gemeente [gemeente] voor wat betreft de heffingsmaatstaf aansluiting heeft gezocht bij het aantal gebruikte restafvalcontainers op een perceel (1.1 tot en met 1.2.1 van de Tarieventabel). Nu vast staat dat eiser twee stickers voor twee restafvalcontainers heeft ontvangen voor het kalenderjaar 2023 met een begeleidende brief overeenkomstig het voorbeeld in 4, een en ander vanwege een door eiser in het jaar 2014/2015 verrichte registratie bij Meerlanden, heeft verweerder terecht aansluiting gezocht bij de heffingsmaatstaf (per restafvalcontainer) in 1.2.1 van de Tarieventabel. Hetgeen eiser heeft gesteld over de onduidelijkheid bij de registratie in 2014/2015, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het was aan eiser om destijds na te gaan of de registratie van een (tweede) restafvalcontainer juist was. De verantwoordelijkheid van een juiste registratie ligt niet bij verweerder. De stelling van eiser dat hij in de maanden januari tot en met maart 2023 slechts feitelijk gebruik heeft gemaakt van één restafvalcontainer – wat ook zij van deze stelling zonder verdere onderbouwing – leidt niet tot een ander oordeel. Het gaat niet om de vraag of daadwerkelijk feitelijk gebruik is gemaakt van de (tweede) restafvalcontainer, maar om de mogelijkheid om gebruik te maken van de (tweede) restafvalcontainer.
16. De aanslag is dus in overeenstemming met de Verordening opgelegd naar het tarief van twee restafvalcontainers.
Slotsom
17. De slotsom luidt dat de rechtbank het beroep ongegrond zal verklaren. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
Proceskosten en griffierecht
18. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Huisman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B. Filius, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift per post verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).