Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 30 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
2.De uitgangspunten
- dat de vrouw per peildatum (25 augustus 2020) een vordering op de B.V. heeft van € 296.680,-, bestaande uit haar aandeel in de leningen van partijen aan de B.V. van € 200.000,- en van € 135.000,-, alsmede de rekening courant vordering per peildatum, die door partijen wordt gesteld op € 258.360,-;
3.Het geschil
[gedaagde] gebiedt aan een door [gedaagde] te kiezen notaris de schriftelijke opdracht geeft om een akte te verlijden en alle rechtshandelingen te verrichten, die nodig zijn tot het vestigen van een recht van hypotheek tot zekerheid van de vordering van [eiseres] op het registergoed aan [adres] [plaats 3] , onder verbeurte van een dwangsom, en bepaalt dat wanneer [gedaagde] niet binnen een week na het in dezen te wijzen vonnis de hiervoor genoemde schriftelijke opdracht aan genoemde notaris verstrekt, bepaalt dat dit vonnis dezelfde kracht zal hebben als genoemde schriftelijke opdracht aan een door [eiseres] te kiezen notaris;