ECLI:NL:RBNHO:2024:11838

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
11323301 \ KG EXPL 24-120
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning in kort geding na incident met huurder met psychische problemen

In deze zaak vordert de verhuurder, Stichting Woondiensten Enkhuizen Welwonen (SWE), ontruiming van de huurwoning van de huurder, aangeduid als [naam 1], na een incident waarbij [naam 1] een steen door het raam van een medewerker van SWE heeft gegooid. De kantonrechter heeft op 7 november 2024 geoordeeld dat deze tekortkoming niet voldoende is om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter heeft vastgesteld dat het incident verband houdt met de psychische problemen van [naam 1] en het niet innemen van zijn medicijnen, wat is veroorzaakt door het niet verlengen van zijn zorgmachtiging. Na de toekenning van een nieuwe zorgmachtiging en hervatting van de medicatie, is er uitzicht op verbetering van de situatie van [naam 1]. Bovendien is er geen bewijs van recente waarschuwingen voor overlast van [naam 1]. De kantonrechter heeft de vorderingen van SWE afgewezen en geoordeeld dat het belang van [naam 1] om in zijn huurwoning te blijven zwaarder weegt dan het belang van SWE bij ontruiming. De rechter heeft SWE ook veroordeeld in de proceskosten van KOA, de gemachtigde van [naam 1].

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11323301 \ KG EXPL 24-120
Vonnis in kort geding van 7 november 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONDIENSTEN ENKHUIZEN, mede handelend onder de naam
WELWONEN,
gevestigd te Enkhuizen,
eisende partij,
hierna te noemen: SWE,
gemachtigde: mr. I.M. Sinnige,
tegen
KOA KANTOOR VOOR ONDERSTEUNING, handelend in haar hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan
[naam 1],
gevestigd te Zwaag, gemeente Hoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: KOA en [naam 1] ,
gemachtigde: mr. S. Tromp.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 oktober 2024, met producties 1-3;
- de conclusie van antwoord, met producties 1-2;
- de mondelinge behandeling van 24 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ter zitting heeft SWE haar vorderingen ten aanzien van [naam 1] ingetrokken.

2.De uitgangspunten

2.1.
[naam 1] huurt sinds november 2018 een zogeheten laatstekanswoning van Welwonen aan de [adres] . Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden en aanvullende voorwaarden van toepassing verklaard.
2.2.
Bij vonnis in kort geding van 22 oktober 2018 is de vorige huurwoning die [naam 1] van Welwonen huurde, ontruimd.
2.3.
Bij brieven van 5 februari en 9 juli 2019 heeft Welwonen [naam 1] verzocht om de overlast die hij veroorzaakte, te beëindigen.
2.4.
[naam 1] had een zorgmachtiging tot 24 juli 2024. Op 24 augustus 2024 heeft [naam 1] ’s nachts een steen door de ruit van de woning van een medewerker van Welwonen gegooid. Voorafgaand aan dit voorval is [naam 1] meermaals bij de woning van die medewerker langsgegaan.
2.5.
Bij beschikking van 25 september 2024 heeft de rechtbank (afdeling Familie en Jeugd) opnieuw een zorgmachtiging afgegeven voor de duur van zes maanden (tot en met 25 maart 2025).
2.6.
[naam 1] is vervolgens opgenomen in een High en Intensive Care-kliniek van de GGZ. [naam 1] is daar momenteel nog in behandeling.

3.Het geschil

3.1.
SWE vordert samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. KOA veroordeelt de woning gelegen aan de [adres] , binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, volledig en behoorlijk te (doen) verlaten en te (doen) ontruimen, alsmede de woning onder afgifte van de sleutels in lege, oorspronkelijke en behoorlijke staat ter vrije beschikking van Welwonen te (doen) stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden,
II. KOA veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
SWE heeft hiertoe - samengevat - het volgende aangevoerd. SWE is van mening dat [naam 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en vordert daarom dat [naam 1] ontruimd wordt uit de huurwoning. Volgens SWE is dit geëigend omdat [naam 1] op 24 augustus 2024 ’s nachts een steen door het raam van een medewerker van Welwonen heeft gegooid. Daarnaast heeft [naam 1] deze medewerker volgens SWE voor dit incident al meerdere keren lastiggevallen op zijn privéadres. Bovendien heeft SWE [naam 1] in 2019 al gewaarschuwd voor het veroorzaken van overlast.
3.3.
KOA voert verweer. Zij voert aan dat [naam 1] al jaren kampt met psychische problemen. [naam 1] had een zorgmachtiging tot en met 24 juli 2024. Daarna is de geestelijke toestand van [naam 1] verslechterd, wat er uiteindelijk toe heeft geleid dat er een nieuwe zorgmachtiging is afgegeven tot en met 25 maart 2025 en een opname in een GGZ-kliniek. Na ontslag van [naam 1] uit deze kliniek, is het mogelijk om hem ambulant een gedwongen behandeling te laten ondergaan. Het is daarbij de bedoeling dat er thuisbegeleiding komt. De crisisplek waar [naam 1] nu verblijft is bestemd voor personen in nood, dus zodra [naam 1] in voldoende mate op de juiste medicatie is afgesteld, is een terugkeer naar huis noodzakelijk. Als er geen huis meer is om naar terug te keren dan zal dat zorgen voor een situatie waarbij [naam 1] (als er plek is) terecht zal komen bij de nachtopvang. [naam 1] is dan minder goed bereikbaar voor hulpverlening en medicatiecontroles, waardoor de uitvoering van de zorgmachtiging in het geding zal komen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
In dit kort geding gaat het om de ontruiming van de huurwoning van [naam 1] .
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding. Daarnaast moet de vordering voldoende spoedeisend zijn, in die zin dat van de eisende partij niet kan worden gevergd dat deze de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.3.
Het is voldoende komen vast te staan dat SWE een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering en is door KOA ook niet betwist.
Tekortkoming
4.4.
De kantonrechter neemt als uitgangspunt dat een huurder zich als goed huurder dient te gedragen. Deze verplichting brengt onder meer mee dat de huurder zich moet onthouden van gedragingen die ontoelaatbare overlast veroorzaken. Deze verplichting is door SWE ook vastgelegd in de algemene en aanvullende voorwaarden. Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming wegens overlast in kort geding, is slechts plaats indien sprake is van ernstige overlast en concrete klachten, zonder dat er uitzicht op verbetering is.
4.5.
Gebleken is dat er op 24 augustus 2024 een incident heeft plaatsgevonden, waarbij [naam 1] een steen door het raam van een medewerker van Welwonen heeft gegooid. Op zichzelf levert dit incident een ernstige tekortkoming op. De kantonrechter is echter voorlopig van oordeel dat deze tekortkoming een ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De gevorderde ontruiming zal daarom worden afgewezen. De kantonrechter licht dat hierna toe.
Belangenafweging in het voordeel van [naam 1]
4.6.
Het is aannemelijk geworden dat het incident op 24 augustus 2024 heeft plaatsgevonden in een situatie waarin [naam 1] zijn medicijnen niet had ingenomen. Naar aanleiding van dat incident is er een zorgmachtiging aangevraagd en afgegeven door de rechtbank. Vervolgens is [naam 1] in het kader van die zorgmachtiging opgenomen op de afdeling High en Intensive Care en onder begeleiding gekomen van de heer [naam 2] van de GGZ.
4.7.
Ter zitting is gebleken dat [naam 1] weliswaar zorgelijk gedrag vertoont waarin het risico ligt dat hij soortgelijk gedrag in de toekomst opnieuw zal vertonen. Anderzijds is echter duidelijk geworden dat [naam 1] in het kader van de zorgmachtiging nog onder behandeling staat bij de GGZ en dat die behandeling nog niet is afgerond. De GGZ begeleider van [naam 1] heeft op vragen van de kantonrechter verklaard dat [naam 1] pas terug naar zijn huurwoning gaat zodra de GGZ dat veilig acht. Daarbij is van belang dat [naam 1] vanaf het moment van terugkeren in zijn huurwoning, thuis verder zal worden begeleid en dat er op wordt gelet dat hij ook thuis iedere dag zijn medicatie inneemt.
4.8.
De kantonrechter begrijpt het belang van SWE om de huurwoning van [naam 1] te ontruimen, nu haar medewerker onder andere geconfronteerd is met het incident op 24 augustus 2024. Het staat buiten kijf dat dit incident nooit had mogen gebeuren. In dit geval oordeelt de kantonrechter evenwel dat het belang van SWE bij ontruiming moet wijken voor het belang van [naam 1] om terug te keren naar zijn huurwoning om de volgende redenen. Indien de huurwoning van [naam 1] ontruimd zou worden, zou [naam 1] dakloos worden. Het is daarbij onvoldoende duidelijk geworden dat [naam 1] in een opvang terecht zou kunnen. In een dakloze situatie zal de begeleiding van [naam 1] niet kunnen worden voortgezet zoals gewenst. Daarmee wordt het risico op herhaling mogelijk verhoogd en verplaatst naar de straat. Indien [naam 1] geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, heeft de desbetreffende zorgverlening in veel mindere mate zicht en grip op de psychische situatie van [naam 1] en zijn medicatie-inname.
4.9.
Verder weegt mee dat niet is gebleken van recente waarschuwingen voor [naam 1] naar aanleiding van overlast rondom het gehuurde. Zo zijn er uit de directe omgeving van [naam 1] geen klachten overgelegd. Daarentegen heeft [naam 1] onweersproken ter zitting aangevoerd dat hij juist een bemiddelende rol heeft in de [adres] . Deze straat, zo wordt door SWE erkend, staat bekend als een onrustige buurt met veel (drugs) overlast. De waarschuwingen die SWE heeft overgelegd, dateren uit 2019 en leggen daarom weinig gewicht in de schaal. Namens is SWE is op vragen van de kantonrechter verklaard dat er geen recentere waarschuwingen zijn gedaan, omdat er eigenlijk geen reden was om te waarschuwen. Het ging hier namelijk om een specifiek incident, gericht tegen één medewerker van SWE. Dit incident is, als gezegd, onaanvaardbaar en moet als zeer beangstigend zijn ervaren. Tegelijkertijd is aannemelijk geworden dat het incident verband houdt met de stoornis van [naam 1] en het niet innemen van zijn medicijnen als gevolg van het niet verlengen van de zorgmachtiging. Door de zorgmachtiging en de hervatting van de medicatie, is die situatie is gewijzigd en er bestaat in zoverre uitzicht op verbetering.
4.10.
Om de voorgaande redenen is de kantonrechter daarom thans voorlopig van oordeel dat de belangafweging in het voordeel van [naam 1] uitpakt. De kantonrechter merkt uitdrukkelijk op dat [naam 1] dit kortgedingvonnis moet zien als een allerlaatste waarschuwing. Bij herhaling van soortgelijke incidenten riskeert [naam 1] alsnog een ontruiming.
Proceskosten
4.11.
SWE is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat KOA heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal SWE niet worden veroordeeld tot betaling van de betekeningskosten. De proceskosten van KOA worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
20,00
Totaal
834,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van SWE af,
5.2.
veroordeelt SWE in de proceskosten van € 834,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2024.