In deze civiele zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.S. de Haas, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.J.B. Bosscher, op basis van een geldleningsovereenkomst. De partijen hebben op 31 oktober 2017 een overeenkomst gesloten waarbij eiser een lening van € 100.000,- aan gedaagde heeft verstrekt, met een rente van 2% per kwartaal. Gedaagde heeft een deel van de lening afgelost, maar heeft de resterende hoofdsom van € 90.000,- niet terugbetaald. Eiser heeft gedaagde meerdere keren verzocht om terugbetaling, maar gedaagde heeft niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen.
Tijdens de zitting heeft gedaagde zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de onbetwiste hoofdsom van € 90.000,- toegewezen, evenals de contractuele rente van 2% per kwartaal over deze hoofdsom. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom en de contractuele rente is afgewezen. Eiser heeft ook aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, die door de rechtbank zijn toegewezen, evenals de wettelijke rente over deze kosten. De totale veroordeling is gemaximeerd tot € 100.000,-, exclusief de wettelijke rente.
De rechtbank heeft verder de beslag- en proceskosten toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. De beslissing is genomen op 13 november 2024, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde in het ongelijk is gesteld en de proceskosten moet vergoeden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.