ECLI:NL:RBNHO:2024:11797

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
10939575 \ CV FORM 24-1195
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden op luchthaven

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met de luchtvaartmaatschappij Société Air France, compensatie geëist voor een vertraging van hun vlucht van Tel Aviv naar Amsterdam. De vlucht, die op 23 februari 2022 zou plaatsvinden, werd vertraagd door beveiligingsproblemen op de luchthaven van Tel Aviv, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht misten en met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming aankwamen. De passagiers hebben de vervoerder verzocht om compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij vertragingen van meer dan drie uur, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van personeelstekort bij de beveiliging van de luchthaven, wat een buitengewone omstandigheid zou zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder inderdaad niet verantwoordelijk was voor de beveiligingsproblemen en dat deze omstandigheden niet inherent zijn aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij. De rechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen, en dat de passagiers geen bewijs hadden geleverd dat dit niet het geval was.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beslissing is genomen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10939575 \ CV FORM 24-1195
Uitspraakdatum: 13 november 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]beiden wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. L.G.M. van Kuilenburg (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Société Air France
gevestigd te Roissy, Frankrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 16 februari 2024;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 6 mei 2024.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 23 februari 2022 vervoeren van Ben Gurion International Airport, Tel Aviv, Israël, via Charles de Gaulle Airport, Parijs, Frankrijk, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met de vluchtcombinatie AF963 en KL1246.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AF963 van Tel Aviv naar Parijs vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de overstap op de aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,00 per persoon (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
Volgens de vervoerder was de vertraging van de vlucht het gevolg van een personeelstekort bij de beveiliging van de luchthaven van Tel Aviv. Daardoor ontstonden er lange rijen in de terminal. De luchthaven is verantwoordelijk voor de beveiligingscontrole en de vervoerder had hier geen invloed op. De vervoerder heeft hierdoor lang op de passagiers moeten wachten, waaronder de passagiers in kwestie. Daarom is de vlucht met een vertraging van 40 minuten uitgevoerd en hebben de passagiers de aansluitende vlucht gemist, aldus de vervoerder.
4.4.
Het verweer van de vervoerder slaagt. De kantonrechter overweegt dat volgens vaste rechtspraak van het Hof een buitengewone omstandigheid een omstandigheid is die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij en waar deze geen daadwerkelijke invloed op kan uitoefenen. [1] De vervoerder heeft voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van problemen bij de beveiliging van de luchthaven van Tel Aviv. Een dergelijke algemene problematiek met de beveiliging is naar haar aard niet inherent aan de normale uitoefening van de bedrijfsactiviteit van de vervoerder. Ook is dit geen omstandigheid waar de vervoerder zelf invloed op heeft, nu zij geen zeggenschap kan uitoefenen over de beveiliging van de luchthaven. Daarom was de vertraging van de vlucht het gevolg van een buitengewone omstandigheid.
4.5.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de buitengewone omstandigheden te voorkomen. De vervoerder stelt in dit verband dat hij geen invloed had op de beveiliging van de luchthaven en dat het ook niet van hem verwacht kon worden om de vlucht nagenoeg leeg uit te voeren. Toen de vlucht eenmaal vertrokken was, is deze zo snel mogelijk uitgevoerd. De passagiers zijn omgeboekt op de eerst beschikbare alternatieve vlucht naar de eindbestemming.
4.6.
Het betoog van de vervoerder slaagt. Niet valt in te zien wat er onder deze omstandigheden meer of anders van hem kon worden verwacht. De passagiers hebben daartoe ook niets aangevoerd. Daarom heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen genomen. Dit betekent dat het verzoek van de passagiers zal worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, als betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 135,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, als betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking;
5.3.
verklaart deze beschikking – wat de proceskosten betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.