ECLI:NL:RBNHO:2024:11745

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
11277713 BM VERZ 24-2226
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van bewind en beoordeling van zelfredzaamheid

In deze zaak heeft de betrokkene, verzoeker, op 11 november 2024 een verzoek ingediend tot opheffing van het bewind dat op 22 maart 2019 was ingesteld. Dit bewind was destijds noodzakelijk vanwege de geestelijke en lichamelijke toestand van verzoeker en de problematische schulden die hij en zijn toenmalige echtgenote hadden. Inmiddels is het huwelijk van verzoeker ontbonden op 6 februari 2024 en stelt hij dat hij nu in staat is om zelfstandig zijn financiën te beheren. Hij heeft ondersteuning en begeleiding gehad, is schuldvrij en heeft weer werk.

De bewindvoerder, Fidinda CBM BV, is van mening dat verzoeker nog niet in staat is om zijn financiën zelfstandig te beheren. Er zijn verschillende voorbeelden aangehaald die deze stelling onderbouwen, zoals het niet opkomen voor afspraken met de gemeente en het zonder overleg kopen van een auto, wat leidde tot boetes. De kantonrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat, hoewel de problematische schulden zijn weggevallen, verzoeker nog niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij financieel stabiel is.

De kantonrechter heeft besloten dat verzoeker een zelfredzaamheidstraject van zes maanden moet doorlopen om aan te tonen dat hij in staat is om verantwoord met zijn geld om te gaan. De bewindvoerder moet de kantonrechter uiterlijk op 1 juni 2025 informeren over de voortgang van dit traject. De beslissing om het bewind op te heffen zal pas na deze periode worden genomen, afhankelijk van de resultaten van het traject.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer: 11277713 BM VERZ 24-2226 jb
Uitspraakdatum: 11 november 2024

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] , [geboorteland] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verzoeker,
van wie de bewindvoerder is:
Fidinda CBM BV,
gevestigd te Gorinchem.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ter griffie ingekomen op 17 mei 2024;
  • het verweer van de bewindvoerder, ingekomen op 20 juni 2024;
  • de reactie van verzoeker, ingekomen op 12 september 2024.
Op 23 oktober 2024 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden, in aanwezigheid van verzoeker en [vriendin] van verzoeker die ook als vertaalster voor hem optreedt. Namens de bewindvoerder waren R. Esser en T. Deiana aanwezig.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 22 maart 2019 ingestelde bewind over de goederen die aan verzoeker (zullen) toebehoren. Het bewind is destijds ingesteld op grond van de geestelijke en/of lichamelijke toestand van verzoeker en zijn toenmalige echtgenote. Door de problematische schulden die toen aanwezig waren, ervaarden verzoeker en zijn toenmalige echtgenote veel stress waardoor ook lichamelijke klachten ontstonden.
Inmiddels is het huwelijk van verzoeker en zijn toenmalige echtgenote op 6 februari 2024 ontbonden.
Verzoeker stelt nu dat het destijds niet zijn wens was om onder bewind gesteld te worden maar dat die beslissing is genomen door de omstandigheden van toen. Hij acht zichzelf nu geheel in staat zelfstandig zijn financiën te beheren door de ondersteuning en begeleiding die hij heeft gehad. Bovendien is hij nu schuldvrij en heeft hij weer werk.
De bewindvoerder acht verzoeker nog niet in staat zelf zijn financiën te beheren.
Als voorbeeld noemt de bewindvoerder dat de ex-vrouw van verzoeker na hun scheiding een uitkering voor hem moest aanvragen omdat hij geen eigen inkomen had. Verzoeker kwam echter niet opdagen bij de afspraak met de gemeente die zijn ex-vrouw voor hem gemaakt had.
Een ander voorbeeld is dat verzoeker zonder overleg met de bewindvoerder een auto had gekocht. De boetes die hij daarmee opliep, kwamen vervolgens bij de bewindvoerder binnen.
Nog een voorbeeld die de bewindvoerder geeft, is dat verzoeker zijn eerste salaris op zijn leefgeldrekening liet storten en niet op de beheerrekening, waardoor zijn vaste lasten niet betaald konden worden.
Dit alles maakt dat verzoeker, volgens de bewindvoerder, nog niet financieel stabiel is en het bewind daarom nog nodig is.
De kantonrechter dient nu te beoordelen of de grond voor het bewind nog aanwezig is. Het komt de kantonrechter voor dat, nu er geen problematische schulden meer zijn, de grond voor het bewind is weggevallen. Immers, de geestelijke en/of lichamelijke toestand die er voor zorgde dat verzoeker niet in staat was zelf zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen, werd veroorzaakt door de problematische schulden.
Gelet op de verklaring van de bewindvoerder is de kantonrechter echter van oordeel dat het nog te vroeg is om het bewind op te heffen. Verzoeker heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij al in staat is om zelfstandig zijn financiën te beheren. Hij heeft weliswaar ter zitting een reden opgegeven voor het niet komen opdagen bij de gemeente, maar dat had hij tijdig moeten bespreken met de gemeente.
Volgens verzoeker had hij toestemming van de bewindvoerder om een auto te kopen, wat door de bewindvoerder ontkend wordt, maar het getuigt niet van een verantwoord financieel inzicht als je een uitkering hebt om een auto te kopen en dan ook nog boetes te veroorzaken.
Ook het laten storten van het salaris op de leefgeldrekening geeft de kantonrechter nog onvoldoende vertrouwen in de financiële zelfredzaamheid van verzoeker.
Daarbij komt dat verzoeker ook nog geen vaste arbeidsovereenkomst heeft.
De kantonrechter is van oordeel dat het streven is om verzoeker weer zelfstandig zijn financiën te laten beheren. Om hem enige kans te geven zal de kantonrechter verzoeker daarom in de gelegenheid stellen aan te tonen dat hij verstandig met zijn geld kan omgaan, ook met behulp van [vriendin] , die ter zitting ook nadrukkelijk heeft aangegeven verzoeker te zullen ondersteunen. Verzoeker dient daartoe bij de bewindvoerder een zelfredzaamheidstraject te doorlopen van een half jaar. Als dat half jaar goed verloopt kan het bewind worden opgeheven. Als de bewindvoerder van mening is dat het traject al eerder beëindigd kan worden omdat het goed verloopt, kan zij dat de kantonrechter eerder berichten.
De kantonrechter verzoekt de bewindvoerder om uiterlijk 1 juni 2025 de kantonrechter schriftelijk te informeren over het verloop van het zelfredzaamheidstraject. Na ontvangst daarvan zal de kantonrechter een beslissing nemen over het verdere verloop van de procedure.

beslissing

De kantonrechter houdt het verzoek aan tot uiterlijk 1 juni 2025 voor bericht van de bewindvoerder, zoals hierboven is vermeld.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Schroten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter