In deze zaak hebben de Vereniging BUMA en de Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten (Sena) een vordering ingesteld tegen een vennootschap onder firma en twee natuurlijke personen, hierna aangeduid als gedaagden. De eisers vorderen betaling van vergoedingen voor auteursrechten op muziekwerken over de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 april 2023. De gedaagden hebben de licentie opgezegd, maar de eisers stellen dat deze opzegging niet correct is uitgevoerd en dat de gedaagden in gebreke zijn gebleven met de betaling van de verschuldigde vergoedingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de vergoedingen aan BUMA en Sena. De rechter oordeelt dat de gedaagden de vergoedingen over de genoemde periode moeten betalen, omdat zij niet hebben aangetoond dat de licentie met terugwerkende kracht is beëindigd. De kantonrechter heeft de vordering van BUMA en Sena toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van de gedaagden gesteld, omdat zij grotendeels ongelijk hebben gekregen in deze procedure.
De uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips op 14 februari 2024, waarbij de kantonrechter de gedaagden heeft veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, met de bepaling dat het vonnis uitvoerbaar is bij voorraad. De gedaagden zijn ook gewaarschuwd dat bij niet tijdige betaling extra kosten in rekening kunnen worden gebracht.