In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 november 2024 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De minderjarige verblijft al zeven maanden niet bij haar moeder, die onvoldoende in staat is gebleken om de nodige veiligheid en zorg te bieden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 18 juli 2024 een verzoek ingediend voor ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootouders aan vaderszijde voor zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks haar hulpverleningsgeschiedenis, niet in staat is om de zorgen weg te nemen en dat de huidige situatie bij de grootouders de beste optie is voor de ontwikkeling van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen voor de duur van twaalf maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de grootouders voor zes maanden verleend. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de moeder in deze periode meewerkt aan de hulpverlening en haar verantwoordelijkheden als ouder serieus neemt.