ECLI:NL:RBNHO:2024:11693

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/15/358737 / KG ZA 24-650
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contact- en locatieverbod voor voormalig interim-directeur basisschool wegens schending geheimhoudingsplicht en onrechtmatig handelen

Op 12 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem een kort geding behandeld tussen Stichting BOOR en een voormalig interim-directeur, [gedaagde]. De stichting vorderde een contact- en locatieverbod tegen [gedaagde] wegens schending van de geheimhoudingsplicht en onrechtmatig handelen na de beëindiging van zijn overeenkomst van opdracht. De voorzieningenrechter, mr. A.J. Wolfs, oordeelde dat [gedaagde] zich niet heeft gehouden aan de geheimhoudingsafspraken en zich heeft bemoeid met de gang van zaken bij de stichting, ondanks dat zijn interim-directeurschap was beëindigd. De rechter wees de vorderingen van Stichting BOOR toe, waaronder een verbod voor [gedaagde] om zich op te houden in de gebouwen en terreinen van basisschool De Clipper en om contact te hebben met medewerkers van de stichting. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een dwangsom en proceskosten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen rechtvaardigingsgrond voor het handelen van [gedaagde] kon worden gevonden, ook niet in de klokkenluidersregeling. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/358737 / KG ZA 24-650
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in het kort geding gehouden op 12 november 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING BOOR,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaten mr. A.M. den Hollander en mr. M.G. Hofman,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna Stichting BOOR en [gedaagde] genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. A.J. Wolfs, voorzieningenrechter, en mr. M.C.C. Kaal, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • [betrokkene 1], bovenschools directeur primair onderwijs bij Stichting BOOR
  • [betrokkene 2], bovenschools directeur primair onderwijs bij Stichting BOOR
  • mr. A.M. den Hollander
  • mr. M. Hofman
  • [gedaagde], vergezeld door zijn partner [betrokkene 3].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 21
  • het op 12 november 2024 van [gedaagde] ontvangen verweerschrift met producties 1 tot en met 44
  • de mondelinge behandeling van 12 november 2024 waarbij de advocaat van Stichting BOOR en [gedaagde] gebruik hebben gemaakt van pleitnota’s en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
In het verweerschrift heeft [gedaagde] tegenvorderingen ingesteld. Omdat die alleen door een advocaat kunnen worden ingesteld en [gedaagde] in persoon is verschenen, zijn de tegenvorderingen niet toegelaten.

2.Mondeling vonnis

Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord; ter zitting hebben zij geen overeenstemming bereikt. De rechter wijst na een schorsing het volgende vonnis.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] is vanaf april 2024 op basis van een overeenkomst van opdracht met Stichting BOOR werkzaam geweest als interim directeur bij basisschool De Clipper in Rotterdam. Op 17 oktober 2024 heeft Stichting BOOR de overeenkomst van opdracht per direct beëindigd. Ondanks verzoeken van (de advocaat van) Stichting BOOR is [gedaagde] zich na het einde van de overeenkomst van opdracht blijven bemoeien met de gang van zaken en het beleid bij de Stichting en De Clipper en heeft hij zich (in de ogen van Stichting BOOR) via brieven en e-mails negatief uitgelaten over Stichting BOOR en enkele van haar medewerkers. Ook is onweersproken gesteld dat [gedaagde] contact heeft gezocht dan wel gehad met medewerkers van Stichting BOOR, ouders van leerlingen van Stichting BOOR, de pers, gemeentelijke instanties en de onderwijsinspectie. Stichting BOOR wil met dit kort geding bereiken dat [gedaagde] hiermee stopt. Ook wil Stichting BOOR voorkomen dat [gedaagde] op woensdag 13 november 2024 (in het gebouw) van De Clipper een informatieavond houdt met ouders en andere betrokkenen.
3.2.
De kern van dit geschil gaat over de handelwijze van [gedaagde] na de beëindiging van de overeenkomst van opdracht. Uit het dossier blijkt het volgende.
3.3.
In de overeenkomst van opdracht die is gesloten tussen [gedaagde] en Stichting BOOR is een geheimhoudingsbeding overeengekomen en is overeengekomen dat hij zich als een goed opdrachtnemer moet gedragen (dat laatste moet hij overigens ook op grond van de wet). Aan beide afspraken houdt [gedaagde] zich niet. Ondanks meerdere verzoeken van Stichting BOOR om daarmee te stoppen blijft hij zich bemoeien met de gang van zaken bij Stichting BOOR en gedraagt hij zich op een wijze alsof hij nog steeds interim directeur is. Daarbij maakt hij gebruik van kennis die hij heeft opgedaan tijdens zijn werkzaamheden als interim directeur bij de Clipper. Daarmee handelt [gedaagde] in strijd met het geheimhoudingsbeding. Ook is gebleken dat [gedaagde] in contact is geweest of contact heeft gezocht met, onder andere, ouders van leerlingen, met medewerkers van Stichting BOOR, met gemeentelijke instanties en de pers. In die contacten laat [gedaagde] zich vaak negatief uit over het beleid van Stichting BOOR en over bepaalde werknemers van Stichting BOOR. Hij gedraagt zich hiermee niet als een goed opdrachtnemer. Dit tezamen met het schenden van het geheimhoudingsbeding betekent dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] jegens Stichting BOOR en overigens ook van onrechtmatig handelen.
3.4.
De spoedeisendheid van de vorderingen van de Stichting vloeit voort uit de aard van de gevorderde ordemaatregelen.
3.5.
[gedaagde] heeft tijdens de zitting aanvankelijk gezegd dat hij heeft overwogen om klokkenluider te worden, maar dat hij daar niet op zit te wachten en het nog niet is. Bij dupliek heeft hij aangekondigd dat hij heeft besloten dat hij (toch) klokkenluider wil worden. Op dit moment is hij dat echter nog niet. Bovendien beperkt [gedaagde] zich niet tot het aankaarten van (vermeende) misstanden, maar blijft hij zich na het beëindigen van zijn directeurschap nog steeds bemoeien met het beleid van De Clipper en communiceert hij daarbij op een onaanvaardbare wijze. Dat betekent dat in dit kort geding er geen rechtvaardigingsgrond voor zijn handelen kan worden gevonden in de klokkenluiders-regeling. Dit leidt ertoe dat hij in ieder geval wat de vorderingen in dit kort geding betreft geen aanspraak kan maken op de bescherming als klokkenluider.
3.6.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de door Stichting BOOR gevorderde ge- en verboden vallen onder het tussen partijen overeengekomen geheimhoudingsbeding en/of onder de uit de overeenkomst van opdracht en de wet voortvloeiende zorg die een goed opdrachtnemer tijdens en na afloop van de overeenkomst in acht moet nemen. Ook is zijn handelen onrechtmatig. Behalve een beroep op de klokkenluidersregeling heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd tegen de vorderingen. Hoewel hij tijdens de zitting heeft verklaard niet naar de bijeenkomst van 13 november 2024 te zullen gaan en hij gezegd heeft dat hij niet actief contact zoekt met derden, maar door hen benaderd wordt, komt uit de stukken een ander beeld naar voren. In zijn verweerschrift heeft [gedaagde] aangekondigd dat hij de Clipper met hand en tand zal verdedigen en dat hij wellicht genoodzaakt is om het complete dossier openbaar te maken richting de media en betrokkenen. Onder meer daaruit blijkt dat de gevorderde ge- en verboden nodig zijn. De vorderingen zullen daarom worden toegewezen. Dat geldt ook voor de vordering om [gedaagde] te verbieden zich op te houden in de gebouwen en terreinen van basisschool De Clipper. Een schoolgebouw is geen openbare ruimte en nu zijn interim directeurschap is geëindigd, heeft [gedaagde] geen reden meer om zich in het schoolgebouw te begeven. Dat geldt ook voor het buitenterrein dat bij de school hoort. De vordering om [gedaagde] te verbieden zich binnen een straal van 250 meter rondom de school te bevinden zal worden afgewezen. Stichting BOOR heeft niet toegelicht waarom een dergelijk verbod noodzakelijk is, te meer omdat het [gedaagde] al verboden wordt om met derden te spreken over organisatie aangelegenheden van de Stichting.
3.7.
De voorzieningenrechter ziet in de door [gedaagde] verstuurde berichten en het feit dat hij daarmee ondanks sommaties van Stichting BOOR is doorgegaan reden om ook de door Stichting BOOR gevorderde dwangsom toe te wijzen, tot een maximum van € 50.000,-
3.8.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen en wordt daarom in de proceskosten van Stichting BOOR veroordeeld. De kosten van Stichting BOOR worden begroot op:
- dagvaarding € 113,79
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.086,79
3.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
3.10.
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
verbiedt [gedaagde], behoudens een uitdrukkelijk andersluidend verzoek van Stichting BOOR, om zich vanaf het moment van deze uitspraak op te houden in de gebouwen en terreinen van basisschool De Clipper te Rotterdam,
4.2.
gebiedt [gedaagde] om tegenover derden (waaronder wordt verstaan: alle natuurlijke personen en rechtspersonen die geen bestuurlijk en/of toezichthoudend orgaan zijn van Stichting BOOR, inbegrepen (sociale) media) strikte geheimhouding te betrachten ter zake van alle informatie waarvan hij hoofde van zijn (interim)aanstelling bij de Stichting kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen, voor zover het gaat over persoonlijke- en/of organisatieaangelegenheden waarvan hij weet of behoort te weten dat deze geheim of vertrouwelijk zijn, en verbiedt [gedaagde] om dergelijke informatie op enigerlei wijze in zijn contacten met genoemde derden te gebruiken,
4.3.
verbiedt [gedaagde] behoudens een uitdrukkelijk andersluidend verzoek van Stichting BOOR, om (organen van) Stichting BOOR in woord of geschrift te benaderen, voor zover het gaat over organisatieaangelegenheden van de Stichting in de ruimste zin van woord,
4.4.
verbiedt [gedaagde] om, al dan niet op zijn initiatief, contact te hebben met individuele medewerkers respectievelijk opdrachtnemers van Stichting BOOR, voor zover het gaat over organisatieaangelegenheden van de Stichting in de ruimste zijn van het woord;
4.5.
verbiedt [gedaagde] om, al dan niet op zijn initiatief, contact te hebben met derden (waaronder wordt verstaan: alle natuurlijke personen en rechtspersonen die niet behoren tot de hiervoor genoemde categorieën, inbegrepen (sociale) media) over organisatie-aangelegenheden van Stichting BOOR in de ruimste zin van het woord,
4.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom aan Stichting BOOR van € 5.000,- voor iedere overtreding van de hiervoor onder 4.1 tot en met 4.5 vermelde ge- en verboden, tot een maximum van € 50.000,-,
4.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.086,79, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.8.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
4.9.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit mondeling vonnis is gedaan door mr. A.J. Wolfs, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 13 november 2024.
Waarvan proces-verbaal,