ECLI:NL:RBNHO:2024:11686

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
15.015493.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met zorgcliënt door zorgbegeleider

Op 14 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zorgbegeleider die beschuldigd werd van ontucht met een aan hem toevertrouwde cliënt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, werkzaam in de gezondheidszorg, in de periode van 1 december 2020 tot en met 9 september 2021 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de cliënt, die zich als patiënt aan zijn zorg had toevertrouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, een beroepsverbod van 36 maanden en een contactverbod met het slachtoffer voor dezelfde duur. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer, die een licht verstandelijke beperking en een autistische stoornis heeft, als voldoende geacht en deze ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder berichten en foto's tussen de verdachte en het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding van € 10.000,00 gedeeltelijk toegewezen, waarbij € 5.000,00 werd toegewezen als immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van wettelijke rente over dit bedrag. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie gevolgd, waarbij de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar hebben meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.015493.23 (P)
Uitspraakdatum: 14 november 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. Rademacher en van wat de verdachte en zijn raadsman mr. J.E. Kötter, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 9 september 2021 te Heerhugowaard en/of Zaandam, althans in Nederland, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, telkens ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door,
- die [slachtoffer] te (tong)zoenen en/of
- die [slachtoffer] af te trekken en/of
- zich door die [slachtoffer] af te laten trekken en/of
- zich door die [slachtoffer] te laten pijpen en/of
- die [slachtoffer] over en/of in zijn anus te laten likken en/of
- zich door die [slachtoffer] in zijn anus te laten vingeren en/of
- zichzelf af te trekken in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of
- zijn penis in een kunstvagina en/of kunstanus te stoppen in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of
- zichzelf (tijdens het videobellen met die [slachtoffer]) af te trekken terwijl die [slachtoffer] zichzelf ook aftrekt;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Primair heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer haaks op elkaar staan. De verdachte ontkent dat tussen hem en het slachtoffer een seksuele relatie heeft bestaan. Voor zover het contact seksueel getint was, was dat een manier van de verdachte om door te dringen tot de moeilijke persoonlijkheid van het slachtoffer (‘levelen’). Dat stelde hem in staat om hem goed te begeleiden. In de verklaringen van het slachtoffer zitten verder ongeloofwaardigheden en tegenstrijdigheden. Er zijn geen objectieve onderzoeksresultaten die de verklaring van het slachtoffer ondersteunen, dan wel ander steunbewijs. Subsidiair is de raadsman van mening dat er geen sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 249, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), omdat niet kan worden aangetoond dat de functie van de verdachte van invloed is geweest bij het vermeende seksuele contact.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsmotivering
InleidingHet slachtoffer is een cliënt van zorginstelling [naam zorginstelling]. Hij heeft onder andere een licht verstandelijke beperking en een autistische stoornis. Hij functioneert emotioneel op het niveau van een jong kind. De verdachte is in de tenlastegelegde periode begeleider geweest van het slachtoffer bij genoemde instelling. Nadat het slachtoffer aan [naam 1], gedragsdeskundige bij [naam zorginstelling], verteld heeft over een seksuele relatie tussen hem en de verdachte, heeft [naam 1] een informatief gesprek gevoerd met de politie en aangifte gedaan. Ook is een logboek van de instelling aan de politie overgedragen. Later heeft een studioverhoor plaatsgevonden op 9 september 2021, waar het slachtoffer zijn verklaring bij de politie heeft afgelegd.
Betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de verklaring van slachtoffer [slachtoffer] (hierna te noemen [slachtoffer])De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs is. Als dat zo is, komt als vervolgvraag aan de orde of de verklaring van [slachtoffer] voldoende wordt ondersteund door de inhoud van andere bewijsmiddelen.
In het studioverhoor waarin [slachtoffer] zijn verklaring heeft afgelegd loopt [slachtoffer] helemaal “leeg”, zonder dat de interviewers veel hoeven doorvragen. In zijn eigen woorden verklaart [slachtoffer] over wat zich tussen hem en de verdachte heeft afgespeeld. Hij verklaart dat zij bij elkaar thuis bleven slapen, dat zij samen drank en drugs gebruikten en over diverse seksuele handelingen tussen hen: zoenen, aftrekken, pijpen, het likken en vingeren van de anus en het gebruik van een kunstanus/kunstvagina. Ook verklaart hij over gezamenlijk bezoek aan een gay bar en een gay sauna. Zijn verklaring komt in grote mate overeen met wat [naam 1] heeft verklaard in de aangifte over wat [slachtoffer] haar verteld heeft en wat daarover in het logboek is opgenomen, met dien verstande dat hij in het studioverhoor niet verklaart dat hij door de verdachte is gepijpt. [slachtoffer] is verder uitgebreid, consistent en zeer gedetailleerd in zijn verklaring en er zijn geen aanwijzingen dat [slachtoffer] zijn verklaring heeft verzonnen of aangedikt. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] dan ook betrouwbaar en ziet in wat is aangevoerd door de raadsman geen aanleiding om daaraan te twijfelen. Dat bij [slachtoffer] een stoornis is vastgesteld, maakt niet dat de verklaring van [slachtoffer] niet betrouwbaar moet worden geacht.
De rechtbank zal de verklaring van [slachtoffer] daarom als uitgangspunt voor de bewijsvoering nemen.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] over ontuchtige handelingen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, zodat aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) wordt voldaan, en overweegt daartoe het volgende.
De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de vele (seksueel getinte) berichten tussen de verdachte en [slachtoffer], waarbij over en weer foto’s, filmpjes en (spraak)berichten naar elkaar worden gestuurd. In de berichten noemen de verdachte en [slachtoffer] elkaar over en weer “schatje, moppie en lieffie”. In de telefoon van [slachtoffer] wordt een filmpje aangetroffen, waarin de verdachte onder de douche staat en kreunt en de naam “[slachtoffer]” noemt. Verder wordt een bericht aangetroffen waarbij [slachtoffer] een foto van zijn anus aan de verdachte stuurt, welke de verdachte weer terugstuurt aan [slachtoffer]. Ook blijkt uit het dossier dat de verdachte een foto van een anus naar [slachtoffer] stuurt. Ook wordt een foto aangetroffen waarop [slachtoffer] en de verdachte te zien zijn met de hoofden bij elkaar zijn en dat hun tongen elkaar raken. In spraakberichten tussen [slachtoffer] en de verdachte wordt over en weer gesproken over het gebruik van poppers, het drinken van alcohol, het samen in bed liggen, het zoenen en knuffelen van elkaar, het likken en vingeren van de anus en het (zich laten) aftrekken.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verder verklaard dat [slachtoffer] verliefd op hem was. Het klopt dat de verdachte hem heeft meegenomen naar een gaysauna en dat hij aan [slachtoffer] een zogenoemd “ruk-filmpje” en een foto van een kunstvagina/ -anus heeft toegestuurd.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen de verklaring van de verdachte en met name de whatsappberichten en de verstuurde foto’s de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate om het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen te achten. De handelingen hebben plaatsgevonden terwijl de verdachte [slachtoffer] begeleidde vanuit de instelling voor verstandelijk beperkten. [slachtoffer] was dus als cliënt aan de hulp/zorg van de verdachte toevertrouwd. Uitgangspunt bij dit soort verhoudingen is dat alleen bij wijze van uitzondering geen sprake is van “ontucht plegen”. Dat in dit geval sprake was van een dergelijke uitzondering is niet gebleken.
De rechtbank verwerpt de door de raadsman opgeworpen alternatieve lezing dat de verdachte in kader van de hulpverlening alleen “geleveld” heeft met [slachtoffer]. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de spraakberichten dusdanig concreet en gedetailleerd dat daaruit kan worden opgemaakt dat niet slechts is meegepraat in het kader van contact en begeleiding van [slachtoffer].
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 december 2020 tot en met 9 september 2021 te Heerhugowaard en/of Zaandam, terwijl hij werkzaam was in de maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die zich als cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd door,
- die [slachtoffer] te tongzoenen en
- die [slachtoffer] af te trekken en
- zich door die [slachtoffer] af te laten trekken en
- zich door die [slachtoffer] te laten pijpen en
- die [slachtoffer] over en/of in zijn anus te laten likken en
- zich door die [slachtoffer] in zijn anus te laten vingeren en
- zichzelf af te trekken in het bijzijn van die [slachtoffer] en
- zijn penis in een kunstvagina en/of kunstanus te stoppen in het bijzijn van die [slachtoffer] en
- zichzelf (tijdens het videobellen met die [slachtoffer]) af te trekken terwijl die [slachtoffer] zichzelf ook aftrekt.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Daarnaast heeft hij een beroepsverbod ex artikel 28 Sr gevorderd, in die zin dat het de verdachte wordt verboden voor de duur van 36 maanden als begeleider van (geestelijk) gehandicapten te werken.
Tot slot is verzocht aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van 36 maanden, met oplegging van 2 weken hechtenis bij elke overtreding, met een maximum van 26 weken.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd. De raadsman heeft in het kader van de persoonlijke omstandigheden gewezen op het feit dat de verdenkingen veel impact hebben op het leven van de verdachte: niet alleen zakelijk, maar ook op persoonlijk vlak. De verdachte heeft geen strafblad en kampt niet met een alcohol- of drugsverslaving. Financiële problemen heeft hij niet.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit:
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Gedurende een periode van ruim 9 maanden heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde cliënt. De verdachte heeft bij [slachtoffer] vergaande seksuele handelingen verricht. Door zijn handelingen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en heeft de verdachte het fysieke en psychische welzijn van [slachtoffer] ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Slachtoffers van ontucht ondervinden in de regel nog geruime tijd de psychische gevolgen van wat hun is aangedaan. Wat de gevolgen zijn van die inbreuk blijkt ook uit de tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak namens [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring. [slachtoffer] heeft veel angst en vertrouwt niemand meer. Hij raakt steeds verder geïsoleerd, zijn angsten en dwang worden erger en hij ziet voor zichzelf geen toekomst meer. Alleen al het feit dat de verdachte een professionele en daartoe opgeleide begeleider was van [slachtoffer], had hem moeten weerhouden van elke seksuele handeling met hem. Een afhankelijkheid wordt in deze relatie verondersteld en juist vanwege die afhankelijkheid beoogt de onderhavige strafbaarstelling bescherming te bieden. De verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelingen en legt de oorzaak buiten zichzelf. Hiermee miskent de verdachte zijn eigen verantwoordelijkheid en de verwerpelijkheid van zijn handelen.
De persoon van verdachte:
Strafblad:
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake een zedendelict is veroordeeld.
Reclasseringsrapportage:
Uit het uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 14 oktober 2024 van [naam 2], als reclasseringswerker werkzaam bij [instelling], blijkt dat de reclassering wegens de ontkennende houding van de betrokkene geen gedegen delict- en risicoanalyse heeft kunnen doen. De reclassering ziet geen signalen voor risico’s op het gebied van seksualiteit, hetgeen overeenkomt met de lage risicoscore uit de risicotaxatie instrumenten. De reclassering ziet geen problemen omtrent de houding en responsiviteit van de betrokkene. Hij toont zich constructief en open voor eventuele hulpverlening, mocht deze noodzakelijk worden geacht. De reclassering ziet geen meerwaarde of noodzaak om in dit stadium reclasseringsbemoeienis te adviseren voor onderhavige feiten en adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf of werkstraf.
De op te leggen straf:
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken. De rechtbank zal dan ook de gevangenisstraf opleggen zoals die in de strafeis is geformuleerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte als bijkomende straf een beroepsverbod opleggen om in een functie in de (geestelijke) gehandicaptenzorg werkzaam te zijn, nu het bewezenverklaarde feit tijdens de uitoefening van zijn beroep als begeleider in de (geestelijke) gehandicaptenzorg is begaan. Dit om te voorkomen dat verdachte wederom in een soortgelijke hulpverleningsrelatie verzeild raakt met alle recidiverisico’s van dien. Dit verbod zal worden opgelegd voor een termijn van 36 maanden.

7.maatregel ex artikel 38 V Sr

Contactverbod
Ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de maatregel dat de verdachte voor de duur van 36 maanden op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren te [geboorteplaats en - datum], dient te worden opgelegd.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 STK GSM, merk Iphone, dient te worden teruggegeven aan de verdachte.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 10.000,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding integraal aan het slachtoffer kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging:
In verband met de bepleite vrijspraak heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij had al ruim voordat de verdachte de begeleider was van de benadeelde partij psychische problematiek.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de immateriële schade fors te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De gevorderde immateriële schade komt naar het oordeel van de rechtbank deels voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank acht het op grond van het strafdossier, de onderbouwing bij de vordering tot schadevergoeding en wat namens de benadeelde partij ter zitting is aangevoerd voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Het is een feit van algemene bekendheid dat kwetsbare personen met geestelijke beperkingen die te maken krijgen met seksueel misbruik daarvan psychisch leed ondervinden. Uit de onderbouwing van de vordering ter terechtzitting komt naar voren dat [slachtoffer] kampt met de psychische gevolgen van wat hem door de verdachte is aangedaan. Het vertrouwen in mensen is weg, hij is geïsoleerd geraakt en ondervindt nog dagelijks angst. Het bestaan van geestelijk letsel bij [slachtoffer] kan weliswaar niet op basis van objectieve maatstaven worden vastgesteld (er zijn bijvoorbeeld geen verklaringen van een huisarts, psycholoog of psychiater beschikbaar), maar ligt door de aard en de ernst van het misbruik zo voor de hand dat zonder meer sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek.
Gelet op het voorgaande en mede in acht genomen de letselschade categorieën van het Schadefonds Geweldsmisdrijven komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- de rechtbank billijk voor.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwd persoon] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 28, 31, 36f, 38v, 38w, 249 Sr., zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beroepsverbod
veroordeelt de verdachte daarnaast tot een bijkomende straf, te weten ontzetting uit het recht tot directe of indirecte uitoefening van begeleider in de (geestelijke) gehandicaptenzorg voor de duur van 36 maanden.
Maatregel Contactverbod
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 36 maanden op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer], geboren te [geboorteplaats en - datum].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 26 weken.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend) euro, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend) euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1 STK GSM, merk Iphone.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Boonstra, voorzitter,
mrs. D.H. Bakker en B.V.A. Corstens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 november 2024.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(..)