In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 januari 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 25 januari 2023 en zou eindigen op 25 januari 2024. De gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat de ontwikkelingsbedreigingen die aanleiding gaven voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en zelfs zijn toegenomen. De kinderen hebben in een onveilige thuissituatie geleefd, voornamelijk door de problematiek van hun oudere broer, [oudste zoon]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] burgers zijn van de Bondsrepubliek Duitsland, maar dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen, aangezien de kinderen in Nederland verblijven.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 januari 2024 was de moeder niet aanwezig, maar zij had per e-mail laten weten dat zij achter de verlenging van de ondertoezichtstelling staat. De kinderrechter heeft de kinderen in de gelegenheid gesteld om hun mening te uiten, maar zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van de kinderen, die in de afgelopen jaren in een onveilige thuissituatie zijn opgegroeid, niet is verbeterd en dat er noodzaak is voor verdere ondersteuning. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen tot 25 januari 2025, met de nadruk op het voortzetten van de ambulante hulp en het starten van traumabehandeling voor de kinderen.