In deze zaak vordert Stichting Intermaris, een woningbouwvereniging, dat een huurder, aangeduid als [gedaagde], wordt veroordeeld om medewerking te verlenen aan noodzakelijke verduurzamingswerkzaamheden aan de door hem gehuurde woning. De vordering is gebaseerd op het feit dat de huurder eerder heeft ingestemd met de werkzaamheden, die onder andere het aansluiten op een warmtenet en het plaatsen van zonnepanelen omvatten. De kantonrechter heeft op 13 november 2024 uitspraak gedaan in deze kort geding procedure, waarin de huurder werd aangesproken op zijn eerdere akkoord en de dringende noodzaak van de werkzaamheden werd benadrukt.
De procedure begon met de dagvaarding van de huurder op 18 oktober 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 28 oktober 2024. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van Intermaris toewijsbaar was, omdat de huurder niet alleen had ingestemd met de werkzaamheden, maar ook omdat deze werkzaamheden noodzakelijk waren voor het behalen van verduurzamingsdoelstellingen. De kantonrechter stelde vast dat de huurder gehouden was om mee te werken aan de uitvoering van de werkzaamheden, ook al had hij bedenkingen geuit over bepaalde aspecten van de werkzaamheden.
De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van bedreiging bij de ondertekening van het akkoord door de huurder, en dat de vordering van Intermaris om medewerking te verlenen aan de werkzaamheden volledig moest worden toegewezen. De huurder werd veroordeeld tot het verlenen van toegang tot de woning en het ontruimen van delen van de woning indien nodig. Tevens werd de huurder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 943,97 werden begroot.