De Raad heeft het verzoek gehandhaafd om de machtiging om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven te verlengen met zes maanden.
Als onderbouwing is namens de Raad naar voren gebracht dat er de afgelopen maanden een voorzichtige stijgende lijn is ingezet. [de minderjarige] had tijd nodig om vertrouwd te raken met de begeleiders en behandelaren, maar voelt zich inmiddels fijn en vertrouwd op de groep. Haar omgeving ziet dat zij zich meer openstelt. Doordat haar gevoelens veel besproken worden, kan de leiding hier beter op inspelen en zijn de suïcidepogingen verminderd. Verder heeft [de minderjarige] een bijbaantje en is zij weer begonnen op school.
Er zijn echter nog veel risico’s in het gedrag van [de minderjarige] . Zo zijn er nog steeds grote zorgen over haar emotieregulatie. Zij weet niet altijd hoe zij ermee moet omgaan als het haar teveel wordt en het risico op suïcidepogingen blijft bestaan. Verder lijken de automutilaties juist te zijn toegenomen. Hiermee lijkt zij een nieuwe, negatieve manier te hebben gevonden om met haar emoties om te gaan. Zo lang zij geen andere manieren krijgt aangeleerd om haar emoties te reguleren, blijft de Raad bezorgd dat [de minderjarige] zichzelf in gevaar brengt.
De kleine positieve stappen die zijn gezet, komen volgens de Raad door de duidelijkheid en voorspelbaarheid die [de minderjarige] op haar huidige gesloten groep ervaart en waardoor zij zich open durft te stellen. De Raad is van mening dat de prille vertrouwensband met de begeleiders versterkt en geborgd moet worden. Dit is essentieel om ervoor te zorgen dat de positieve ontwikkeling zich voortzet. Als deze band stabiel genoeg is, kan er gewerkt worden aan haar emotieregulatie, seksualiteit en het duurzaam herstellen van de banden met haar familie.
Daarnaast heeft de Raad nog steeds zorgen over de thuissituatie bij de moeder, die graag al haar kinderen thuis wil hebben. De Raad is bezorgd dat de moeder onvoldoende inzicht heeft in wat helpend is voor haar dochter. Het is opvallend dat de moeder aangeeft niet te weten hoe het op de groep met [de minderjarige] gaat en hoe de hulpverlening verloopt. De Raad maakt zich zorgen dat het de moeder hierdoor onvoldoende zal lukken om af te stemmen op wat [de minderjarige] nodig heeft.
Een plaatsing in een gesloten jeugdzorginstelling is noodzakelijk voor [de minderjarige] , omdat de zorg blijft bestaan dat zij zal weglopen of zich zal onttrekken aan hulp. De ontwikkelingen zijn nog pril, en [de minderjarige] heeft zichzelf ook op de gesloten groep beschadigd en is daar weggelopen. De Raad vindt het daarom een te groot risico om haar naar huis of een open groep te laten gaan. Een andere (open) groep vindt de Raad ook niet passend, omdat [de minderjarige] dan opnieuw een vertrouwensband met de begeleiding moet opbouwen en nieuwe hulpverlening moet starten. De huidige groep is geschikt, omdat [de minderjarige] daar een band heeft opgebouwd. Vooralsnog biedt de groep een stabiele en veilige opvoedomgeving, met voldoende steun en expertise.