ECLI:NL:RBNHO:2024:11619

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
: C/15/351029 / JU RK 24-534
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten jeugdhulp accommodatie voor een minderjarige

Op 22 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De zaak betreft de Raad voor de Kinderbescherming te Haarlem, die het verzoek heeft ingediend om de machtiging met zes maanden te verlengen. De minderjarige, die in een gesloten accommodatie verblijft, heeft de afgelopen maanden enige vooruitgang geboekt, maar er blijven zorgen over haar emotieregulatie en suïcidepogingen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige situatie noodzakelijk is om de minderjarige te beschermen en haar de benodigde hulp te bieden. De moeder van de minderjarige is niet verschenen op de zitting, maar er zijn zorgen over haar inzicht in de situatie van haar dochter. De kinderrechter heeft besloten de machtiging te verlengen tot 2 mei 2025, met de opdracht om te onderzoeken wat een passende verblijfplek buiten de gesloten jeugdhulp zou zijn. De kinderrechter benadrukt het belang van de voortzetting van de behandeling en het toezicht door de gecertificeerde instelling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/351029 / JU RK 24-534
Datum uitspraak: 22 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. H. Polat te Haarlem.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant:
[begeleider] ,
hierna te noemen: de begeleider van groep [groep] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp van 2 mei 2024 en de daarin genoemde stukken;
- het rapport van de Raad van 1 oktober 2024;
- de brief van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (hierna: de GI) van 1 oktober 2024;
- de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 21 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de raad] als vertegenwoordiger van de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] als vertegenwoordiger van de GI;
- [begeleider] , begeleider van [de minderjarige] .
1.3.
De moeder, hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet op de zitting verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter, in bijzijn van haar advocaat en haar begeleider. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een gesloten accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van [accommodatie jeugdhulpaanbieder] , groep [groep] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [de minderjarige] bij beschikking van 19 februari 2024 met spoed voorlopig onder toezicht gesteld met ingang van 18 februari 2024. Deze ondertoezichtstelling is vervolgens definitief uitgesproken en duurt nu nog tot 2 mei 2025.
2.4.
Bij beschikking van 19 februari 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank spoedmachtiging verleend om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp per 18 februari 2024 voor de duur van vier weken. Deze machtiging is daarna steeds verlengd en duurt nu nog tot 2 november 2024.

3.De verdere beoordeling

3.1.
De Raad heeft het verzoek gehandhaafd om de machtiging om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven te verlengen met zes maanden.
Als onderbouwing is namens de Raad naar voren gebracht dat er de afgelopen maanden een voorzichtige stijgende lijn is ingezet. [de minderjarige] had tijd nodig om vertrouwd te raken met de begeleiders en behandelaren, maar voelt zich inmiddels fijn en vertrouwd op de groep. Haar omgeving ziet dat zij zich meer openstelt. Doordat haar gevoelens veel besproken worden, kan de leiding hier beter op inspelen en zijn de suïcidepogingen verminderd. Verder heeft [de minderjarige] een bijbaantje en is zij weer begonnen op school.
Er zijn echter nog veel risico’s in het gedrag van [de minderjarige] . Zo zijn er nog steeds grote zorgen over haar emotieregulatie. Zij weet niet altijd hoe zij ermee moet omgaan als het haar teveel wordt en het risico op suïcidepogingen blijft bestaan. Verder lijken de automutilaties juist te zijn toegenomen. Hiermee lijkt zij een nieuwe, negatieve manier te hebben gevonden om met haar emoties om te gaan. Zo lang zij geen andere manieren krijgt aangeleerd om haar emoties te reguleren, blijft de Raad bezorgd dat [de minderjarige] zichzelf in gevaar brengt.
De kleine positieve stappen die zijn gezet, komen volgens de Raad door de duidelijkheid en voorspelbaarheid die [de minderjarige] op haar huidige gesloten groep ervaart en waardoor zij zich open durft te stellen. De Raad is van mening dat de prille vertrouwensband met de begeleiders versterkt en geborgd moet worden. Dit is essentieel om ervoor te zorgen dat de positieve ontwikkeling zich voortzet. Als deze band stabiel genoeg is, kan er gewerkt worden aan haar emotieregulatie, seksualiteit en het duurzaam herstellen van de banden met haar familie.
Daarnaast heeft de Raad nog steeds zorgen over de thuissituatie bij de moeder, die graag al haar kinderen thuis wil hebben. De Raad is bezorgd dat de moeder onvoldoende inzicht heeft in wat helpend is voor haar dochter. Het is opvallend dat de moeder aangeeft niet te weten hoe het op de groep met [de minderjarige] gaat en hoe de hulpverlening verloopt. De Raad maakt zich zorgen dat het de moeder hierdoor onvoldoende zal lukken om af te stemmen op wat [de minderjarige] nodig heeft.
Een plaatsing in een gesloten jeugdzorginstelling is noodzakelijk voor [de minderjarige] , omdat de zorg blijft bestaan dat zij zal weglopen of zich zal onttrekken aan hulp. De ontwikkelingen zijn nog pril, en [de minderjarige] heeft zichzelf ook op de gesloten groep beschadigd en is daar weggelopen. De Raad vindt het daarom een te groot risico om haar naar huis of een open groep te laten gaan. Een andere (open) groep vindt de Raad ook niet passend, omdat [de minderjarige] dan opnieuw een vertrouwensband met de begeleiding moet opbouwen en nieuwe hulpverlening moet starten. De huidige groep is geschikt, omdat [de minderjarige] daar een band heeft opgebouwd. Vooralsnog biedt de groep een stabiele en veilige opvoedomgeving, met voldoende steun en expertise.
3.2.
Ook de GI is van mening dat [de minderjarige] vooruitgang heeft geboekt bij [groep] . De GI is van mening dat [de minderjarige] nog steeds baat heeft bij een machtiging voor gesloten jeugdhulp. Er zijn het afgelopen half jaar meerdere momenten geweest waarbij zij is weggelopen, waarna middelen vanuit de machtiging zijn ingezet om haar terug op de groep te krijgen, zoals de telex, inzet van politie en GGZ-vervoer. Eind september 2024 heeft de groepsleiding [de minderjarige] onder de douche heeft gevonden met een riem om haar nek. Ook is er een incident geweest waarbij zij een begeleider heeft aangevallen met een potlood. Hiervan is aangifte gedaan. De GI is van mening dat [de minderjarige] moet ervaren dat haar gedrag consequenties heeft.
[de minderjarige] heeft meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek en er is een verklarende analyse afgenomen bij het gezin, om zo passende hulp te kunnen inzetten. Het persoonlijkheidsonderzoek is net afgerond en [de minderjarige] is inmiddels gestart met behandeling.
Kijkend naar de toekomst zullen de GI en andere betrokkenen op termijn bekijken worden of [de minderjarige] mogelijk op de groep kan blijven wonen als er op enig moment een einde zou komen aan haar gesloten plaatsing.
3.3.
De advocaat van [de minderjarige] heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek kan worden toegewezen en zich gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter.
[de minderjarige] vindt het op de groep goed gaan en vindt het goed dat zij daar zal blijven. Zij voelt zich er steeds prettiger en heeft er mensen met wie zij kan praten. Ook op school en bij haar baantje gaat het goed.
3.4.
Uit de stukken blijkt dat de moeder het beter vindt gaan met [de minderjarige] . [de minderjarige] zou tegen de moeder hebben gezegd dat zij thuis wil komen wonen en dat zij het steeds lastiger vindt dat zij als enige van de kinderen niet thuis woont. Volgens de GI wil moeder dat [de minderjarige] naar huis komt, maar lijkt de moeder na een escalatie meestal in te zien dat dit nog niet mogelijk is.
3.5.
De kinderrechter is van oordeel dat verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft, of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet).
Ondanks een prille positieve ontwikkeling, bleef [de minderjarige] zichzelf de afgelopen periode zelfs op de gesloten groep in gevaar te brengen, door zich te beschadigen en weg te lopen. Daarnaast is het de vraag of de moeder nu, naast de zorg voor haar zoontje, ook de opvoeding van [de minderjarige] aankan. Gezien wordt dat het systeem beperkt leerbaar is en dat de moeder mogelijk niet goed inziet wat haar dochter nodig heeft.
Daarnaast heeft het [de minderjarige] tijd gekost om een vertrouwensband op te bouwen met de begeleiders op haar groep, zodat het nu niet wenselijk is dat zij dit op een open groep opnieuw zou moeten doen.
3.6.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengen met zes maanden.
De komende periode moet worden onderzocht wat buiten de gesloten jeugdhulp een passende verblijfplek is voor [de minderjarige] . Verder moet de behandeling van [de minderjarige] worden voortgezet. Ook is van belang dat zij naar school blijft gaan. Tot slot moet de GI ervoor zorgen dat de hulpverlening die [de minderjarige] en het gezin/de moeder nodig hebben wordt ingezet, en moet de GI toezicht houden op de lopende hulp.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verlengt de machtiging om
[de minderjarige]te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 2 november 2024 tot 2 mei 2025;
4.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024 door mr. F. W. van Dongen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T. Alexander als griffier, en op schrift gesteld op 11 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam .