ECLI:NL:RBNHO:2024:11588

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
C/15/357765 / Ju RK 24/1496
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van gezinsbescherming en geweldsproblematiek

Op 22 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op een onbekende datum en plaats. De zaak betreft de ouders van de minderjarige, die recentelijk openstaan voor hulpverlening na een periode van huiselijk geweld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun recente bereidheid om hulp te accepteren, nog niet in staat zijn om de nodige veiligheidsafspraken te waarborgen. De minderjarige verblijft momenteel in een pleeggezin en de GI (gecertificeerde instelling) heeft verzocht om verlenging van de uithuisplaatsing voor een periode van drie maanden. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er zorgen zijn over het vluchtgedrag van de ouders en de onduidelijkheid over de verblijfplaats van de minderjarige. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, zodat de ouders de tijd krijgen om hun situatie te stabiliseren en de nodige hulp te ontvangen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 8 februari 2025, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De beschikking is openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/357765 / JU RK 24-1496
Datum uitspraak: 22 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermerste Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.M.E. Rietjens te Amsterdam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 11 oktober 2024;
  • de beschikking van de kinderrechter van 11 oktober 2024 over een spoeduithuisplaatsing.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 10 september 2024 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 10 september 2025.
2.4.
Bij beschikking van 11 oktober 2024 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin, met ingang van 11 oktober 2024 voor duur van 4 weken. De behandeling van het spoedverzoek en de behandeling van het overig verzochte is bepaald op een nader te bepalen zittingsdatum, om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen door de kinderrechter te worden gehoord.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
In het verzoekschrift schrijft de GI het volgende.
Sinds de aanvang van de ondertoezichtstelling op 10 september 2024 heeft de GI in samenwerking met betrokken instanties geprobeerd om met de ouders in contact te komen om een plan en veiligheidsafspraken te maken. Dit is niet gelukt.
Op 3 en 6 oktober 2024 heeft huiselijk geweld plaatsgevonden tussen de ouders. De moeder was daarbij geslagen en bebloed, maar dit werd door haar ontkend. De vader heeft naar aanleiding van deze mishandeling een tijdelijk huisverbod gekregen. Het advies aan de moeder om naar een Blijf van mijn lijf-huis te gaan heeft zij niet opgevolgd. Op de momenten van huiselijk geweld was [de minderjarige] niet aanwezig. Het is voor de GI echter onbekend waar hij wel verbleef. De politie en de GI maken zich ernstige zorgen over het vluchtgedrag van de ouders en over de gevolgen hiervan voor [de minderjarige] . [de minderjarige] is een jonge baby, er is geen zicht op hem en het is onduidelijk waarvan hij allemaal getuige is geweest.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI hieraan toegevoegd dat de moeder en [de minderjarige] op 11 oktober 2024 in [plaats] zijn aangetroffen. Sinds de spoeduithuisplaatsing hebben de ouders laten zien dat zij zich realiseren dat zij eerder hulp hadden moeten accepteren. Zij lijken nu ook open te staan voor hulp. De GI stelt zich op het standpunt dat [de minderjarige] uiteindelijk terug naar huis moet, maar dat het daar nu nog te vroeg voor is. Er zijn door ouders te vaak beloftes gedaan die zij niet zijn nagekomen. Het contact tussen de hulpverlening en de ouders is nog zeer pril en de ouders moeten laten zien dat zij zich aan afspraken kunnen en willen houden. Het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing wordt dan ook gehandhaafd. De GI is, in samenspraak met de ouders, op zoek naar een plek binnen het netwerk waar [de minderjarige] mogelijk geplaatst zou kunnen worden.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft tijdens de zitting verklaard dat zij zich deels aansluit bij de visie van de GI. Vanaf de start van de ondertoezichtstelling was er weinig contact met de GI. Daardoor zijn er ook aannames gedaan. De moeder denkt dat de GI de situatie heftiger heeft ingeschat dan dat deze was. [de minderjarige] kwam niets tekort en er werd aan zijn basisbehoeften voldaan. Ook was [de minderjarige] er niet bij als de ouders onderling ruzie hadden of als er iets speelde. De moeder erkent dat hij wel spanningen zou kunnen meekrijgen. De moeder begrijpt daarom wel dat er een melding is gedaan. Zij wil [de minderjarige] zo snel mogelijk weer thuis hebben en hoopt dat zij een nieuwe start kan maken. De ouders hebben [de minderjarige] op de dag van de zitting mogen zien. Dit was in samenspraak met de reclassering, omdat het contactverbod van de vader nog van kracht is. De moeder wil hulpverlening voor zichzelf opstarten. Ook wil de moeder kijken in hoeverre zij en de vader in de toekomst samen verder kunnen. De moeder ontkent dat zij onvindbaar was. Zij en [de minderjarige] waren al die tijd in [plaats] . Een week geleden is de moeder verhuist naar [plaats] . Zij staat op dit adres nog niet ingeschreven, maar is voornemens om hier te blijven wonen.
4.2.
De vader heeft tijdens de zitting verklaard dat hij nu ook inziet dat er sprake was van een heftige situatie. Er werd aan de vader hulp aangeboden, maar deze wilde hij indertijd niet aannemen. Nu wil de vader er wel iets mee doen. De vader heeft deze ochtend contact gehad met de huisarts en wil met iemand praten. Zodra het contactverbod voorbij is, wil de vader met de moeder samenwonen.
4.3.
De advocaat heeft namens de ouders betoogd dat de ouders erg zijn geschrokken van de uithuisplaatsing en dat zij sindsdien overal aan hebben meegewerkt. De ouders zijn daartoe zeer gemotiveerd en nemen alle adviezen van de GI ter harte. Zij werken mee aan huisbezoeken en contact met de huisarts. De ouders ervaren de inzet van de GI als zeer positief en meewerkend. Zij willen hun relatie graag voortzetten, maar zien ook in dat zij relatietherapie nodig hebben. De ouders begrijpen dat [de minderjarige] nu nog niet terug naar huis kan. Zij hopen dat er zo snel mogelijk een netwerkpleeggezin wordt gevonden voor hem. Om de uithuisplaatsing niet te lang te laten duren pleiten de ouders ervoor om de aansluitende machtiging af te geven voor twee in plaats van drie maanden.

5.De beoordeling

Bevoegdheid van de rechtbank
5.1.
Alvorens in te gaan op het inhoudelijke beoordeling van het verzoek, zal de kinderrechter zich uitlaten over de relatieve bevoegdheid van de rechtbank.
Artikel 265 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat in zaken betreffende minderjarigen bevoegd is de rechter van de woonplaats in Nederland, of bij gebreke daarvan van het werkelijke verblijf van de minderjarige.
5.2.
Vaststaat dat de moeder staat ingeschreven op een adres in [plaats] . De vader staat ingeschreven in [plaats] . Deze beide plaatsen vallen buiten het arrondissement van de rechtbank Noord-Holland. Ten tijde van het verzoek tot ondertoezichtstelling was de werkelijke verblijfplaats van de moeder in [plaats] . Ten tijde van het verzoek tot (spoed)uithuisplaatsing was de werkelijke verblijfplaats van de moeder onbekend. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij al die tijd in [plaats] verbleef.
Gelet hierop acht de kinderrechter zich bevoegd om in onderhavige zaak uitspraak te doen.
Mocht de moeder, zoals zij ter zitting heeft verklaard, zich inschrijven en zich ook daadwerkelijk vestigen in [plaats] of in een andere woonplaats buiten het arrondissement Noord-Holland, dan zal een mogelijk volgend verzoek door een andere rechtbank behandeld moeten worden.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
In wat tijdens de zitting naar voren is gekomen, ziet de kinderrechter geen aanleiding om het in de beschikking van 11 oktober 2024 geformuleerde oordeel ten aanzien van de spoedmachtiging te wijzigen.
5.4.
Vervolgens moet worden beoordeeld of het in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] noodzakelijk is dat de maatregel van uithuisplaatsing verlengd wordt (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Naar het oordeel van de kinderrechter is dat het geval. Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling constateert de kinderrechter dat de ouders inmiddels goed in contact staan met de GI, maar dat de zorgen nog altijd heel groot zijn. De ouders staan pas sinds korte tijd open voor hulpverlening en het is nog niet duidelijk of zij de ernst van de situatie echt goed inzien. Er is meer tijd nodig om te kijken of de ouders zich daadwerkelijk aan (veiligheids)afspraken kunnen en willen houden. Daarnaast willen de ouders gaan samenwonen en zal er meer duidelijkheid moeten komen over hun verblijfplaats. Tot slot is het nodig dat het geweld tussen de ouders stopt.
5.5.
De GI heeft momenteel een open en transparantie werkrelatie met de ouders en verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden. Een kortere termijn, zoals door de advocaat bepleit, is naar het oordeel van de kinderrechter niet in het belang van [de minderjarige] . Om de ouders de gelegenheid te geven hun leven op de rit te krijgen, alle hulp die nodig is op gang te brengen en hiervan te profiteren is een machtiging nodig voor de duur van drie maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , in een voorziening voor pleegzorg tot 8 februari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Voskens, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. N. van Lede-Terhaar sive Droste als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld en getekend op 7 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.