ECLI:NL:RBNHO:2024:11581

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
11004361 / CV EXPL 24-795
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van openstaande factuur voor geleverde goederen en werkzaamheden met geschil over arbeidskosten

In deze zaak heeft eiser, in opdracht van gedaagde, goederen geleverd en werkzaamheden verricht met betrekking tot de vervanging van een ventilatiebox. Gedaagde heeft 50% van het gefactureerde bedrag betaald, maar heeft de resterende 50% niet voldaan. Eiser vordert betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Gedaagde betwist de hoogte van het gevorderde bedrag en stelt dat hij teveel heeft betaald voor de geleverde diensten en goederen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de resterende termijn van 50% moet betalen, met uitzondering van een deel van de arbeidskosten. De rechter overweegt dat gedaagde na acceptatie van de offerte en uitvoering van de werkzaamheden geen recht heeft om de betaling te weigeren op basis van later verkregen informatie over prijzen van vergelijkbare systemen. De kantonrechter heeft de vordering van eiser gedeeltelijk toegewezen, waarbij de hoogte van de arbeidskosten is aangepast op basis van de door gedaagde aangegeven gewerkte uren. Uiteindelijk is gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.605,88, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11004361 \ CV EXPL 24-795 (SJ)
Vonnis van 18 september 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [naam] , werkzaam bij Flanderijn gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

Eiser heeft in opdracht en voor rekening van gedaagde goederen geleverd en werkzaamheden verricht. Gedaagde heeft 50% van het totaal in gefactureerde bedrag betaald. De kantonrechter is van oordeel dat hij het resterende deel ook moet betalen, behalve een deel van de arbeidskosten.

2.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 april 2024
- de mondelinge behandeling van 23 juli 2024.

3.Feiten

3.1.
Op 10 juli 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] een offerte gestuurd voor het verwijderen van een defecte ventilatiebox en het leveren, monteren en in bedrijfstellen van een nieuwe ventilatiebox van het merk Rosenberg, voor in totaal € 3.206,00 exclusief btw. In de offerte staat dat 50% dient te worden betaald na acceptatie van de offerte en 50% na het opleveren van het werk.
3.2.
[gedaagde] heeft deze offerte geaccepteerd en ondertekend.
3.3.
Op 10 juli 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] een factuur voor de aanbetaling van 50% gestuurd, zijnde € 1.939,99 inclusief btw. Deze factuur heeft [gedaagde] betaald. Op de factuur staat de handgeschreven opmerking ‘reeds contant ontvangen’.
3.4.
Op 12 en 13 juli 2023 heeft [eiser] de werkzaamheden uitgevoerd.
3.5.
Op 13 juli 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] een factuur gestuurd voor het resterende bedrag van 50%, zijnde € 1.939,99 inclusief btw. Deze factuur heeft [gedaagde] niet betaald.
3.6.
In een e-mail van 14 juli 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] geschreven dat hij het niet eens is met het nog te betalen bedrag, dat hij met de offerte heeft ingestemd en daarna op onderzoek is uitgegaan om te kijken wat het uiteindelijke bedrag van de factuur zou worden. Verder heeft [gedaagde] geschreven dat de airbox niet is geleverd en gemonteerd, dat de monteurs maar twee uur en drie kwartier bezig zijn geweest en dat hij had verwacht een factuur te krijgen die reëel zou zijn en aangepast aan het geleverde materiaal en de gewerkte uren.
3.7.
In een e-mail van 14 juli 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] geschreven dat [gedaagde] heeft ingestemd met de voorwaarden in de offerte, dat het niet de gangbare procedure is om na instemming met de offerte en het doen van de aanbetaling onderzoek te doen naar de kosten en dat in totaal 17,5 uur aan het werk is besteed. Verder heeft [eiser] geschreven dat [gedaagde] op 12 juli 2023 heeft verzocht om de houten kast te behouden, dat dit alleen mogelijk was als gebruik werd gemaakt van de oude airbox en dat [gedaagde] hierover tijdens uitvoering van het werk is geïnformeerd en hiermee heeft ingestemd. De bestelde en geleverde nieuwe airbox heeft [eiser] bij [gedaagde] achter gelaten.
3.8.
In de brieven van 25 juli 2023, 31 oktober 2023 en 16 november 2023 is [gedaagde] verzocht om de openstaande factuur te betalen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert betaling van [gedaagde] van € 2.343,79, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.939,99 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele betaling. [eiser] vordert ook dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld. [eiser] wil verder de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.2.
[eiser] stelt dat hij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] goederen heeft geleverd en werkzaamheden heeft verricht en [gedaagde] daarvoor een (restant) factuur heeft gestuurd. [gedaagde] heeft deze factuur tot nu toe niet betaald. Naast betaling van de hoofdsom van € 1.939,99 maakt [eiser] aanspraak op de wettelijke handelsrente, die vanaf 31 juli 2023 tot de dag van dagvaarding € 112,80 bedraagt, en de buitenrechtelijke kosten van € 291,00.
4.3.
[gedaagde] is het niet eens met de hoogte van het gevorderde bedrag. Hij voert aan dat hij van meerdere bedrijven te horen heeft gekregen dat hij teveel heeft betaald. Volgens [gedaagde] kost eenzelfde type motor rond de € 400,00 en had hij een betere motor verwacht voor het bedrag dat [eiser] in rekening heeft gebracht. Daarbij heeft Arco Luchttechniek B.V. aangegeven dat de door [eiser] gemonteerde motor niet goed is opgehangen en niet goed zuigt. Als de motor wordt aangezet, dan komt er allemaal mist uit, waardoor het heel donker is in het restaurant. Verder is hij het niet eens met het door [eiser] gevraagde arbeidsloon van € 960,00 omdat er maar een uur en drie kwartier is gewerkt. [gedaagde] voert nog aan dat hij geen contact meer met [eiser] heeft omdat zij ruzie hebben.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag of [gedaagde] de resterende termijn van 50% ten bedrage van € 1.939,99 inclusief btw aan [eiser] moet betalen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] deze resterende termijn moet betalen, behalve een deel van de in rekening gebrachte arbeidskosten, en overweegt hierover het volgende.
5.2.
[gedaagde] voert aan dat hij teveel heeft betaald voor het door [eiser] geleverde afzuigsysteem. Wat hier ook van zij, het komt voor rekening en risico van [gedaagde] als hij na het aanvaarden van de offerte en afronding van de werkzaamheden onderzoek gaat doen naar prijzen van afzuigsystemen en er achter komt dat er ook goedkopere mogelijkheden zijn. Dit verweer is dus geen reden om de gevorderde factuur niet te betalen.
5.3.
De omstandigheid dat [eiser] een nieuwe airbox heeft geleverd en in rekening heeft gebracht, terwijl deze ongebruikt bij [gedaagde] is achtergelaten, komt eveneens voor rekening en risico van [gedaagde] . [gedaagde] heeft de stelling van [eiser] , inhoudende dat [gedaagde] de houten kast zou slopen voor aanvang van de werkzaamheden omdat de nieuwe afzuigmotor met airbox niet in de houten kast paste, namelijk niet gemotiveerd weersproken. Dat de houten kast zou worden gesloopt, blijkt ook uit de offerte. Verder is niet in geschil dat [gedaagde] de houten kast uiteindelijk niet heeft gesloopt, zodat de nieuwe afzuigmotor zonder de nieuwe airbox in de houten kast is geplaatst. Het zou op zich netjes zijn geweest als [eiser] de nieuwe ongebruikte airbox mee terug had genomen en hiervoor een minderprijs had gerekend, maar dat is in dit geval geen verplichting. Dit leidt er dus niet toe dat [gedaagde] een lager bedrag hoeft te betalen.
5.4.
Verder voert [gedaagde] aan dat de afzuigmotor niet goed is opgehangen en daarom niet goed werkt. Wat hier ook van zij, niet in geschil is dat [gedaagde] [eiser] hierop niet heeft aangesproken en niet in de gelegenheid heeft gesteld om het gestelde gebrek te herstellen. Dit had wel gemoeten. Omdat [gedaagde] dit heeft nagelaten is [eiser] niet in verzuim gekomen. Daarbij heeft [gedaagde] ter zitting op duidelijke wijze verklaard dat hij niet wil dat [eiser] komt herstellen omdat hij ruzie met hem heeft. Dit alles maakt dat [gedaagde] niet is vrijgesteld van zijn betalingsverplichting.
5.5.
[eiser] heeft in de offerte een bedrag van € 960,00 exclusief btw opgenomen voor de arbeidskosten (in totaal 16 uur à € 60,00). Volgens [gedaagde] is er op 12 juli 2023 één uur gewerkt en op 13 juli 2023 is er drie kwartier gewerkt. Deze stelling heeft [eiser] niet kunnen weerleggen met zijn urenregistratie. Deze urenspecificatie vindt de kantonrechter namelijk niet specifiek genoeg om te kunnen volgen. Zo staat er bijvoorbeeld niet op welke tijdstippen er is gewerkt. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] had een uitgebreidere specificatie wel van [eiser] mogen worden verwacht. Omdat [eiser] die niet heeft overgelegd en de bewijslast van het aantal gewerkte uren op hem rust, is niet komen vast te staan dat het aantal uren waarvoor betaling wordt gevorderd, daadwerkelijk zijn gewerkt.
5.6.
Omdat verdere gegevens ontbreken, gaat de kantonrechter voor de werkzaamheden op 12 en 13 juli 2023 uit van de door [gedaagde] genoemde uren. [gedaagde] heeft niet betwist dat er twee monteurs zijn geweest, dat reistijd in rekening mag worden gebracht en dat de reistijd een half uur per dag is. Dit komt neer op vijfeneenhalf uur [1] . Verder is ter zitting komen vast te staan dat de werkzaamheden op 10 juli 2023 tweeënhalf uur inclusief reistijd hebben geduurd. Dit betekent dat [eiser] in totaal acht uur aan arbeidskosten in rekening mag brengen. Dit leidt tot een aftrek op de gevorderde factuur van 8 x € 60,00 = € 480,00 exclusief btw.
5.7.
De conclusie is dat [gedaagde] aan [eiser] een bedrag van € 1.359,19 [2] inclusief btw moet betalen. In zoverre wordt de vordering van [eiser] toegewezen.
5.8.
De door [eiser] gevorderde wettelijke handelsrente is eveneens toewijsbaar. Vast staat immers dat [gedaagde] de hoofdsom niet heeft betaald.
5.9.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 291,00. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, zodat hij recht heeft op een vergoeding hiervan. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten toewijzen tot het wettelijk tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag. Dat komt neer op € 246,69 inclusief btw.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 113,54 voor de dagvaarding, € 248,00 voor het griffierecht en € 408,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiser] , totaal een bedrag van € 769,54.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 1.605,88, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.359,19 vanaf 31 juli 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op € 769,54;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van Rijn en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.

Voetnoten

1.Voor 12 juli 2023 is dat drie kwartier werktijd per monteur en een half uur reistijd per monteur en voor 13 juli 2023 is dat één uur werktijd per monteur en een half uur reistijd per monteur.
2.€ 1.603,30 minus € 480,00 = € 1.123,30 exclusief btw. Dat is € 1.123,30 x 1,21% = € 1.359,19 inclusief btw.