In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 januari 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder van [de minderjarige] heeft in de afgelopen periode te maken gehad met psychiatrische problematiek, waardoor zij onvoldoende beschikbaar was om een terug naar huis onderzoek te kunnen opstarten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het van belang is dat de plek van [de minderjarige] bij de pleegouders wordt gewaarborgd, aangezien hij zich daar goed ontwikkelt en gelukkig is.
De kinderrechter heeft de procedure gestart op verzoek van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, die de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor een jaar wilde verlengen. De moeder heeft aangegeven dat zij het liefst zelf voor [de minderjarige] wil zorgen, maar ook erkent dat hij momenteel goed functioneert bij de pleegouders. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de eerdere ondertoezichtstellingen en machtigingen tot uithuisplaatsing, en heeft geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige].
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot uiterlijk 20 januari 2025 en verklaard dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.