ECLI:NL:RBNHO:2024:11576

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
10917705 \ CV EXPL 24-403
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van meerwerk en restant aanneemsom door opdrachtgever aan aannemer

In deze zaak vordert een aannemer, vertegenwoordigd door [naam B.V.], betaling van meerwerk en het restant van de aanneemsom van de opdrachtgever, [gedaagde]. De opdrachtgever heeft gedeeltelijk verweer gevoerd tegen de vordering, waarbij hij aanvoert dat de werkzaamheden niet volledig zijn uitgevoerd en dat er schade is veroorzaakt. De kantonrechter heeft op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan. De vordering van de aannemer bedraagt in totaal € 19.930,61, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De opdrachtgever heeft betwist dat hij het volledige bedrag verschuldigd is, en heeft een beroep gedaan op opschorting van betaling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de aannemer niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit de overeenkomst, met name met betrekking tot de zoldervloer en de vervanging van kiepramen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de opdrachtgever niet hoeft te betalen voor de kosten van de kiepramen die niet conform de afspraak zijn vervangen. Daarnaast is de vordering voor het meerwerk afgewezen, omdat de aannemer niet voldoende heeft onderbouwd dat dit meerwerk niet onder de oorspronkelijke opdracht viel. Uiteindelijk is de vordering van de aannemer toegewezen tot een bedrag van € 8.206,72, met wettelijke rente, en zijn de proceskosten voor iedere partij op eigen kosten gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10917705 \ CV EXPL 24-403 (SJ)
Uitspraakdatum: 28 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Isolatiebedrijf [naam B.V.] .
gevestigd te [plaats 2]
eiseres
verder te noemen: [naam B.V.]
gemachtigde: mr. Th. van Wijngaarden
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 1]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. S. Geldermans
De zaak in het kort
Een aannemer vordert betaling van het meerwerk en het restant van de aanneemsom. Het verweer van de opdrachtgever slaagt gedeeltelijk, zodat de vordering van de aannemer niet voor het volledige gevorderde bedrag is toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[naam B.V.] heeft bij dagvaarding van 16 oktober 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 12 juli 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft [naam B.V.] bij brief van 1 juli 2024 en in een e-mail van 10 juli 2024 nog stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
[naam B.V.] is actief in het verrichten van isolatiewerkzaamheden. [gedaagde] is een consument.
2.2.
Op 21 december 2021 heeft een vertegenwoordiger van [naam B.V.] een bezoek gebracht aan de woning van [gedaagde] in verband met het verzoek van [gedaagde] om zijn woning te isoleren.
2.3.
Op 5 januari 2022 en 2 februari 2022 heeft [naam B.V.] een offertes uitgebracht voor:
- 2021 28964 / HR Iso-glas voor € 28.397,28;
- 2021 28965 / het reinigen van de gevels voor € 3.494,30;
- 2021 28966 / het isoleren van de muren voor € 8.072,19;
- 2021 28967 / het impregneren van de gevels voor € 4.452,20;
- 2022 00628 / het isoleren van 78 m² dak met 8 cm pur spray voor € 7.500,00;
- 2022 00633 / het beloopbaar maken van de zoldervloer voor € 50.000,00.
2.4.
In een e-mail van 9 maart 2022 heeft [gedaagde] met deze offertes ingestemd.
2.5.
In de periode van 2 mei 2022 tot en met 20 januari 2023 heeft [naam B.V.] werkzaamheden verricht aan de woning van [gedaagde] .
2.6.
Op 13 juli 2022 heeft [naam B.V.] een offerte (2022 14529) uitgebracht voor ‘
het verwijderen van de bestaande isolatie onderzijde dak, het aanbrengen van nieuwe isolatie, sparing maken op de wanden voor de purspuiters, opruimen en stofzuigen rommel op de vloeren/plafonds rietdekker, verwijderen stalen en stenen buizen’ ten bedrage van € 9.815,00 (voor 160 uur à € 50,70 exclusief btw).
2.7.
In de periode van 8 juli 2022 tot en met 21 december 2022 heeft [naam B.V.] aan [gedaagde] facturen verstuurd van de door haar verrichte werkzaamheden.
2.8.
In een e-mail van 29 november 2022 heeft [naam B.V.] aan [gedaagde] verzocht om betaling van in totaal € 20.956,78, zijnde het totaal van de openstaande bedragen van de factuur van de oorspronkelijke dakopdracht (€ 10.000,00), de factuur HR Isoglas (€ 1.385,86) en de meerwerkfactuur (€ 9.815,52) minus twee creditnota’s.
2.9.
In een e-mail van 29 november 2022 heeft [gedaagde] aan [naam B.V.] geschreven dat hij het niet eens is met de hoogte van het gevorderde bedrag vanwege het niet nakomen van het aanbrengen van een goede vloer, gederfde huurinkomsten en veroorzaken van schade door [naam B.V.] .
2.10.
In een brief van 6 januari 2023 heeft [naam B.V.] gereageerd en aangegeven dat er op dat moment een bedrag van € 20.342.49 openstond.
2.11.
In een e-mail van 27 januari 2023 heeft [gedaagde] geschreven dat hij inmiddels in totaal € 88.032,37 heeft voldaan en dat hij in totaal aan [naam B.V.] € 92.555,73 is verschuldigd en daarom een bedrag van € 4.523,36 zal overmaken.
2.12.
In daarop volgende correspondentie hebben partijen hun standpunten herhaald.
2.13.
Op 7 maart 2023 heeft [gedaagde] het toegezegde bedrag van € 4.523,36 overgemaakt.
2.14.
Op 5 oktober 2023 heeft [naam B.V.] conservatoir beslag laten leggen op de woning van [gedaagde] .

3.De vordering

3.1.
[naam B.V.] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van
€ 19.930,61, te vermeerderen met de wettelijke rente per jaar over € 16.309,63 vanaf 16 september 2023 tot de dag van algehele betaling en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[naam B.V.] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] in de periode van mei 2022 tot en met januari 2023 werkzaamheden, zoals vermeld in de facturen, heeft verricht van in totaal € 108.865,36. [naam B.V.] stelt dat [gedaagde] hiervan een bedrag van € 92.555,73 heeft betaald, zodat een bedrag van € 16.309,63 resteert. Daarnaast maakt [naam B.V.] aanspraak op de wettelijke rente, die over de periode van 22 juni 2022 tot en met 15 september 2023 € 654,04 bedraagt, de buitengerechtelijke kosten van € 978,50 en de kosten voor het conservatoir beslag van in totaal € 1.988,44. Ook maakt [naam B.V.] aanspraak op de proceskosten en wil zij de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat de werkzaamheden niet volledig zijn uitgevoerd aangezien de zoldervloer niet deugdelijk en niet conform de opdracht is gelegd. In dit kader doet [gedaagde] een beroep op opschorting totdat de werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Verder voert [gedaagde] aan dat er in strijd met de afspraken twee kiepramen zijn vervangen door ramen die niet open konden, dat [naam B.V.] dit heeft erkend en een en ander heeft hersteld en dat hij – [gedaagde] – de op de factuur als meerwerk opgenomen kiepramen daarom niet is verschuldigd. Ook meent [gedaagde] dat hij de meerwerkfactuur, wat betreft de isolatie van het dak, niet is verschuldigd omdat het werkzaamheden betreffen die al waren overeengekomen, hij daar nooit vooraf zijn akkoord op heeft gegeven en [naam B.V.] ook van te voren geen kosteninschatting heeft gegeven. Daarnaast heeft [naam B.V.] schade veroorzaakt bij het uitvoeren van de werkzaamheden. De werklui zijn namelijk in strijd met de afspraken eerst begonnen met het dichtmaken van het dak in plaats van het leggen van de zoldervloer. Zij zijn zes keer door het plafond gezakt, terwijl zij wisten dat de zoldervloer niet beloopbaar was. Ook is een alarmkabel op zolder doorgeknipt door [naam B.V.] . [naam B.V.] heeft de hieruit volgende schade niet (volledig) hersteld. [gedaagde] deze schade uiteindelijk zelf heeft laten herstellen en doet in dit verband een beroep op verrekening. Verder wil [gedaagde] de kosten van het door hem aangeschafte isolatiemateriaal verrekenen.

5.De beoordeling

geen schending artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
5.1.
[gedaagde] stelt als eerste dat [naam B.V.] artikel 21 Rv heeft geschonden omdat zij niet alle correspondentie bij het aangaan van de overeenkomst en gedurende de werkzaamheden heeft overgelegd. De kantonrechter is van oordeel dat [naam B.V.] artikel 21 Rv niet heeft geschonden door niet alle onderliggende correspondentie over te leggen. In de dagvaarding heeft [naam B.V.] namelijk wel alle bekende verweren van [gedaagde] opgenomen, zodat geen onvolledig of onjuist beeld van de zaak is geschetst. Dat [gedaagde] een ander beeld van de zaak heeft, doet hieraan niet af. Het verweer van [gedaagde] gaat daarom niet op.
de uitgangspunten
5.2.
De kantonrechter stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat partijen beide uitgaan van het volgende. [naam B.V.] heeft in totaal een bedrag van € 108.865,36 inclusief btw in rekening gebracht en [gedaagde] heeft een bedrag van € 92.555,73 inclusief btw betaald. De kantonrechter zal van deze bedragen dan ook uitgaan bij de beoordeling. Tussen partijen is dus in geschil of [gedaagde] nog het resterende bedrag van € 16.309,63 inclusief btw aan hoofdsom aan [naam B.V.] moet betalen.
de zoldervloer
5.3.
[gedaagde] wil dat [naam B.V.] alsnog een deugdelijke zoldervloer legt en heeft daarom een deel van de betaling opgeschort. Wat ook zij van de door [naam B.V.] gelegde zoldervloer, ter zitting is gebleken dat de door [gedaagde] gewenste nakoming niet mogelijk is. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat de zolder niet meer toegankelijk is door het dichttimmeren van het dak en de zeer geringe stahoogte van de zolder. Dit betekent dat het beroep op opschorting reeds daarom faalt.
5.4.
[gedaagde] heeft geen ontbinding en/of vervangende schadevergoeding gevorderd ten aanzien van de zoldervloer, zodat er geen gegronde reden is om van betaling af te zien.
de kiepramen
5.5.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij opdracht heeft gegeven om alle ramen van de woning te vervangen door hetzelfde type ramen inclusief glaslatten, maar dan met geïsoleerd glas. Dit standpunt heeft [naam B.V.] niet voldoende gemotiveerd weersproken. Ook heeft [naam B.V.] niet gemotiveerd betwist dat de kiepramen er voor aanvang van de werkzaamheden al zaten. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht [gedaagde] er dan ook vanuit gaan dat de kiepramen op dezelfde manier maar dan met geïsoleerd glas zouden terugkomen. Gelet hierop is het niet van belang dat de levering van kiepramen niet afzonderlijk in de offerte staat opgenomen.
5.6.
Volgens [gedaagde] heeft [naam B.V.] de kiepramen in eerste instantie vervangen door ramen die niet kunnen worden geopend. [naam B.V.] heeft dit standpunt niet voldoende gemotiveerd betwist. Daarmee staat voor de kantonrechter voldoende vast dat [naam B.V.] niet conform de afspraak heeft gehandeld. Vervolgens heeft [naam B.V.] de kiepramen geplaatst die wel kunnen worden geopend en de kosten van deze kiepramen als meerwerk bij [gedaagde] in rekening gebracht. Dat laatste vindt de kantonrechter niet terecht want [naam B.V.] schuift daarmee haar fout af op [gedaagde] . De kantonrechter is daarom van oordeel dat [gedaagde] de kosten van deze kiepramen ten bedrage van € 1.016,40 inclusief btw (€ 840,00 exclusief btw) niet hoeft te betalen. De vordering zal met dit bedrag worden verminderd.
het meerwerk
5.7.
[naam B.V.] vordert een bedrag van € 9.815,82 inclusief btw (160 manuren à € 50,70 exclusief btw) aan meerwerk ‘
verwijderen bestaande isolatie onderzijde dak, aanbrengen nieuwe isolatie, sparing maken wanden voor de purspuiters, opruimen en stofzuigen rommel op de vloeren en plafonds rietdekker, verwijderen stalen en stenen buizen’. Volgens [naam B.V.] ziet de oorspronkelijke opdracht alleen op de top van het dak omdat in de offerte ‘78m² dakisolatie’ staat. Daartegen heeft [gedaagde] aangevoerd dat het gestelde meerwerk ‘dakisolatie’ wel degelijk onder de oorspronkelijke opdracht tot het isoleren van het dak viel en dat hij als leek geen idee heeft wat de precieze omvang van het dak is of hoe [naam B.V.] het dak heeft opgemeten. Voor zover dit al meerwerk is, dan stelt [gedaagde] dat hij hiervoor geen opdracht heeft gegeven.
5.8.
In het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] heeft [naam B.V.] onvoldoende onderbouwd dat het meerwerk ten aanzien van het isoleren van het dak als meerwerk moet worden aangemerkt en niet valt binnen de eerder overeengekomen opdracht tot het isoleren van het dak. De omstandigheid dat op de offerte van de eerder overeengekomen opdracht staat dat ‘78m² dakisolatie’ doet hieraan niet af. Naar het oordeel van de kantonrechter had [gedaagde] hierop niet bedacht hoeven te zijn. Niet gemotiveerd weersproken is immers dat [gedaagde] [naam B.V.] heeft ingeschakeld om het hele huis te isoleren. Het isoleren van slechts een gedeelte van het dak ligt dan niet in de rede.
5.9.
Daarnaast is niet gebleken dat [naam B.V.] voorafgaand aan de uitvoering van het door haar gestelde meerwerk, voor zover daarvan al sprake is, de extra werkzaamheden ter goedkeuring aan [gedaagde] heeft voorgelegd. Weliswaar stelt [naam B.V.] dat [gedaagde] mondeling opdracht heeft gegeven, maar dit standpunt heeft [gedaagde] gemotiveerd betwist. Het is daarom aan [naam B.V.] om haar standpunt nader te onderbouwen. Dat heeft [naam B.V.] niet gedaan. De verklaring van [naam] (hierna: [naam] ), onderaannemer van [naam B.V.] , maakt dat niet anders. Uit deze verklaring leidt de kantonrechter af dat de aanwezigheid van afval en stro op zolder de aanleiding van het meerwerk is geweest en dat het meerwerk eerder hierop ziet. Daarbij is [naam] niet de opdrachtnemer van [gedaagde] , zodat hij ook niet weet wat partijen al dan niet zijn overeengekomen. Hij kan hierover dan ook niet verklaren. Aan de door [naam B.V.] overgelegde verklaring van [naam] kan de kantonrechter daarom niet die waarde toekennen die [naam B.V.] daaraan hecht wenst te zien.
5.10.
Verder overweegt de kantonrechter dat het op de weg van een professionele opdrachtnemer als [naam B.V.] ligt om vóór het uitvoeren van meerwerk duidelijk en gespecificeerd aan haar opdrachtgever aan te geven welke extra kosten hiermee zijn gemoeid. Ook dat is niet gebeurd. Vast staat immers dat de offerte en de opdrachtbevestiging zijn opgesteld nadat de werkzaamheden waren verricht. Bovendien kan uit de offerte, de opdrachtbevestiging en de factuur niet worden vastgesteld welk deel van het meerwerk bestaat uit kosten die zien op het isoleren van het dak.
5.11.
Gelet op dit alles gaat de kantonrechter ervan uit dat het isoleren van het onderste deel van het dak onder de oorspronkelijke opdracht viel. De vordering van [naam B.V.] ten aanzien van dit gestelde meerwerk zal daarom worden afgewezen.
5.12.
De overige meerwerkposten heeft [gedaagde] niet betwist, maar hij vindt dat hiervoor hooguit 15 manuren in rekening mogen worden gebracht. Dit standpunt heeft [naam B.V.] niet gemotiveerd weersproken, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid daarvan. Dit betekent dat [gedaagde] ten aanzien van het meerwerk alleen een bedrag € 920,21 inclusief btw [1] hoeft te betalen. Dit zal worden toegewezen. Dat betekent [naam B.V.] een bedrag van € 8.895,61 inclusief btw [2] ten onrechte aan meerwerk in rekening heeft gebracht.
het beroep op verrekening
5.13.
[gedaagde] wil de door hem gestelde kosten in verband met het herstellen van de alarmkabel die door de werklui van [naam B.V.] is doorgeknipt, het herstellen van het plafond en het zelf aanschaffen van isolatiemateriaal verrekenen met de vordering van [naam B.V.] . In dit verband heeft [gedaagde] facturen overgelegd. [naam B.V.] betwist de hoogte van de herstelkosten van de alarmkabel en voert aan dat de werkzaamheden, blijkens de factuur, op meer zien dan alleen het vervangen van een kabel. Verder voert [naam B.V.] aan dat zij heeft toegezegd om de schade aan het plafond te herstellen, dat het door omstandigheden langer heeft geduurd voordat de schilder kon komen en dat [gedaagde] zelf een schilder heeft ingeschakeld zonder [naam B.V.] hiervan op de hoogte te stellen of haar een termijn te geven om alsnog tot herstel over te gaan. Ook betwist [naam B.V.] de hoogte van de herstelkosten van de door [gedaagde] ingeschakelde schilder. Tot slot is [naam B.V.] van mening dat [gedaagde] de kosten van het isolatiemateriaal niet kan verrekenen omdat [gedaagde] opdracht heeft verstrekt om die materialen op het nog niet geïsoleerde dakdeel aan te brengen.
5.14.
De kantonrechter is ten aanzien van de door [gedaagde] gestelde herstelkosten de alarmkabel en het plafond van oordeel dat de gegrondheid van het verrekenverweer, gelet op de gemotiveerde betwisting door [naam B.V.] , niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. Daarom slaagt het beroep op verrekening niet. De kantonrechter wijst in dit kader op het bepaalde in artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verder staat vast dat [gedaagde] geen tegenvordering heeft ingesteld, zodat ook hierom het beroep op verrekening niet slaagt.
5.15.
Anders overweegt de kantonrechter ten aanzien van de door [gedaagde] gekochte isolatiematerialen ten bedrage van € 640,21 inclusief btw. De kantonrechter gaat er, zoals hiervoor al is overwogen, vanuit dat het meerwerk ten aanzien van de dakisolatie onder de oorspronkelijke opdracht viel. In de offerte van de oorspronkelijke opdracht is [naam B.V.] uitgegaan van pur spray als isolatiemateriaal. Niet in geschil is dat het onderste deel van het dak niet met pur spray kon worden geïsoleerd maar dat daarvoor isolatieplaten moesten worden gebruikt. De door [gedaagde] ten behoeve van het onderste deel gekochte isolatieplaten, die [naam B.V.] daarvoor heeft gebruikt, komen daarom wel voor verrekening in aanmerking.
de conclusie
5.16.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [naam B.V.] zal toewijzen tot een bedrag van € 5.757,41 inclusief btw. [3] de wettelijke rente
5.17.
Vast staat dat [gedaagde] dit bedrag niet heeft betaald, zodat de door [naam B.V.] gevorderde wettelijke rente eveneens wordt toegewezen, als navolgt.
de buitengerechtelijke kosten
5.18.
[naam B.V.] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 978,50. De kantonrechter stelt vast dat [naam B.V.] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, zodat zij recht heeft op een vergoeding hiervan. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten toewijzen tot het wettelijk tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag. Dat komt neer op € 662,87.
de beslagkosten
5.19.
De door [naam B.V.] gevorderde kosten in verband met het leggen van conservatoir beslag op de woning van [gedaagde] komen eveneens voor toewijzing in aanmerking. Niet gesteld of gebleken is dat het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. De beslagkosten worden vastgesteld op € 344,44 (€ 266,33 + € 78,11) voor kosten deurwaardersexploten, € 676,00 voor griffierecht en € 766,00 voor salaris advocaat (1 punt), in totaal € 1.786,44.
de proceskosten
5.20.
Aangezien partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [naam B.V.] van € 8.206,72, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.837,20 vanaf 22 juni 2022 tot aan de dag van de gehele betaling en over € 920,21 vanaf 15 september 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.15 manuren à € 50,70 x 1,21%.
2.€ 9.815,82 min € 920,21.
3.€ 16.309,63 min € 1.016,40 voor de ten onrechte in rekening gebrachte kiepramen, min € 8.895,61 voor het ten onrechte in rekening gebrachte meerwerk ‘dakisolatie’, min € 640,21 voor de door [gedaagde] gekochte isolatieplaten.