ECLI:NL:RBNHO:2024:11506

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
15/041815-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een toen dertienjarig meisje. De verdachte heeft het slachtoffer op straat leren kennen en heeft zich in haar bijzijn op zijn bed afgetrokken. Ook heeft het slachtoffer de penis van de verdachte aangeraakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat er geen onderbouwing voor de vordering aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen in de bijlage bij het vonnis het primair ten laste gelegde feit bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de ernst van het feit meegewogen, waarbij zij heeft opgemerkt dat het gedrag van de verdachte schadelijk kan zijn voor de seksuele ontwikkeling van een minderjarige. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor verkrachting. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden zijn voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de houding van de verdachte en de ernst van het feit. De rechtbank heeft uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/041815-23 (P)
Uitspraakdatum: 7 november 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M. van der Himst, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 28 december 2022 te Den Helder, in elk geval in Nederland met [benadeelde], geboren op [geboortedatum 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het zichzelf aftrekken, althans het aanraken/betasten van zijn (blote) penis in het bijzijn van voornoemde [benadeelde] en/of
- het laten betasten van zijn, verdachtes (blote) penis door voornoemde [benadeelde] en/of
- het op zijn (blote) penis laten zitten door voornoemde [benadeelde], terwijl zij geen (onder)broek aan had/onblote billen en vagina had;
subsidiair
hij op of omstreeks 28 december 2022 te Den Helder, in elk geval in Nederland de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten in de woning van verdachte gelegen aan de [adres 2], terwijl een ander, te weten [benadeelde], daarbij haars ondanks tegenwoordig was, door
- het zichzelf aftrekken, althans het aanraken/betasten van zijn (blote) penis in het bijzijn van voornoemde [benadeelde] en/of
- het laten betasten van zijn, verdachtes (blote) penis door voornoemde [benadeelde] en/of
- het op zijn (blote) penis laten zitten door voornoemde [benadeelde], terwijl zij geen (onder)broek aan had/onblote billen en vagina had.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat de bewezenverklaring betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 28 december 2022 te Den Helder met [benadeelde], geboren op [geboortedatum 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het zichzelf aftrekken in het bijzijn van voornoemde [benadeelde] en
- het laten betasten van zijn, verdachtes penis door voornoemde [benadeelde].
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij bewezenverklaring de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De raadsman heeft hierbij gewezen op de persoon van de verdachte en zijn problematiek, zoals daarvan blijkt uit de voor deze strafzaak opgemaakte reclasseringsadviezen en het Advies indicatie onderzoek geestvermogens van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie van 21 augustus 2023.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een toen dertienjarig meisje. De verdachte heeft het slachtoffer op straat leren kennen. Toen zij op enig moment in de woning van de verdachte was, heeft de verdachte zich in haar bijzijn op zijn bed afgetrokken. Ook heeft het slachtoffer de penis van de verdachte aangeraakt.
Het gaat om een ernstig feit dat een normale en gezonde seksuele ontwikkeling bij een minderjarige kan doorkruisen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij niet heeft stilgestaan bij de gevolgen van zijn gedrag voor een minderjarig meisje in haar pubertijd en dat hij zich kennelijk alleen heeft laten leiden door zijn eigen behoeftebevrediging.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 12 september 2024. Hieruit volgt dat de verdachte in 2016 is veroordeeld wegens verkrachting.
De rechtbank heeft ook gelet op de over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadviezen van 10 april 2024 en 10 oktober 2024. Hierin wordt onder meer gerapporteerd dat de verdachte zich als gevolg van zijn problematiek in hogere mate aangetrokken lijkt te voelen tot omgang en contact met jonge vrouwen, hetgeen als zorgelijk en risicovol wordt beschouwd. Verder wordt gerapporteerd dat het huidige psychiatrisch toestandsbeeld van de verdachte duidelijk overeenkomsten vertoont met het beeld dat is beschreven in de Pro Justitia rapportage uit 2016. De verdachte weigert echter zeer stellig medewerking aan een nieuw Pro Justitia onderzoek. De reclassering ziet vanwege de houding van de verdachte geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of zijn gedrag te veranderen. Ter terechtzitting heeft de verdachte bevestigd niet open te staan voor hulpverlening en begeleiding in een verplicht kader.
De op te leggen straf
Op het bewezenverklaarde feit kan niet anders worden gereageerd dan met oplegging van een gevangenisstraf. Hoewel de rechtbank de in genoemde reclasseringsadviezen geschetste zorgen deelt, ziet de rechtbank – gelet op de houding van de verdachte – geen mogelijkheden en geen aanleiding om aan hem een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met bijzondere voorwaarden op te leggen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf, heeft de rechtbank meegewogen dat het bewezenverklaarde feit al enige tijd geleden is gepleegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Vordering benadeelde partij

Namens benadeelde partij [benadeelde] heeft mr. J.J. Jorna, advocaat te Den Helder, een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die [benadeelde] als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, met vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging heeft zich voor wat de beslissing op de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de vordering niet is onderbouwd met direct van de benadeelde partij afkomstige informatie over welke gevolgen zij concreet heeft ondervonden door het bewezenverklaarde feit (
met andere woorden:over de door haar geleden schade). Het procesdossier bevat evenmin informatie over die gevolgen en ook op zitting is dergelijke informatie niet boven tafel gekomen. Hoewel het goed voorstelbaar is dat de benadeelde partij als jong slachtoffer van een zedenfeit (nog) niet heeft willen of kunnen praten over wat dat feit bij haar teweeg heeft gebracht, zal wanneer (immateriële) schadevergoeding wordt gevorderd wel
ietsgesteld moeten worden over de gevolgen van het bewezenverklaarde feit. Nu weet de rechtbank te weinig om vast te stellen wat de gevolgen voor de benadeelde partij zijn of zijn geweest en op welk bedrag die immateriële schade dan gewaardeerd moet worden. Bij deze stand van zaken ziet de rechtbank ook geen mogelijkheden gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
63 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 (zeven) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat benadeelde partij [benadeelde] en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Neervoort, voorzitter,
mr. M. Hoendervoogt en mr. B.V.A. Corstens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2024.