ECLI:NL:RBNHO:2024:11475

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
11327039 \ VV EXPL 24-78
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling van huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. [Eiser] heeft de gedaagden gedagvaard vanwege een huurachterstand van meer dan drie maanden en andere tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst. De mondelinge behandeling vond plaats op 31 oktober 2024, waarbij de gedaagden niet verschenen zijn, ondanks dat zij behoorlijk waren opgeroepen. De kantonrechter heeft verstek verleend tegen hen.

[Eiser] vorderde onder andere dat de gedaagden het gehuurde binnen zeven dagen na betekening van het vonnis zouden ontruimen en de achterstallige huur van € 12.200,50 zouden betalen. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, gezien de oplopende huurachterstand en de financiële problemen van [eiser]. De vordering tot betaling van de huurachterstand van € 9.600,50 werd toegewezen, evenals de vordering tot ontruiming, omdat de huurachterstand meer dan drie maanden bedroeg.

De kantonrechter wees echter de vordering tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 2.600,00 af, omdat de huurovereenkomst nog niet was geëindigd. Ook de gevorderde machtiging om de ontruiming zelf te bewerkstelligen op kosten van de gedaagden werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan [eiser], omdat de gedaagden ongelijk kregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11327039 \ VV EXPL 24-78
Uitspraakdatum: 7 november 2024
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen

1.[gedaagde 1] ; en

2. [gedaagde 2]
wonende te [plaats]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 7 oktober 2024 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2024. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is verstek verleend.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [eiser] ter toelichting van zijn standpunt naar voren heeft gebracht.

2.De beoordeling

2.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeelt om het gehuurde binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten en de sleutels ter vrije beschikking aan [eiser] te stellen, met machtiging van [eiser] om als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in gebreke mocht blijven, deze ontruiming zelf op kosten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te doen bewerkstelligen. Verder vordert [eiser] betaling van € 12.200,50 (bestaande uit de achterstallige huurpenningen van € 9.600,50 en een gebruiksvergoeding van € 2.600,00) en de proceskosten.
2.2.
Hij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tekortschieten in de nakoming van de huurovereenkomst. Ondanks diverse sommaties hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] namelijk de huurpenningen over de maanden januari 2024 tot en met augustus 2024 onbetaald gelaten. Verder blijkt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , ondanks dat in de huurovereenkomst staat dat dit niet mag, roken in de woning en een huisdier hebben.
2.3.
Een vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om een oplopende betalings-achterstand waarbij de lopende termijnen niet worden voldaan. Daarbij loopt [eiser] op dit moment inkomsten mis en kan hij de hypotheek van het gehuurde niet betalen. Op dit moment heeft [eiser] , zo heeft hij op zitting verklaard, een hypotheekschuld van € 12.000,00. [eiser] wil het gehuurde aan andere mensen verhuren die wel de maande-lijkse huurtermijnen betalen.
2.4.
De vordering tot betaling van de huurachterstand ter hoogte van € 9.600,50 komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen.
2.5.
De kantonrechter zal de vordering tot ontruiming ook toewijzen, omdat sprake is van een huurachterstand van meer dan drie maanden. In een gewone procedure (bodemprocedu-re) zal namelijk zeer waarschijnlijk worden geoordeeld dat, gelet op de huurachterstand, niet van [eiser] kan worden verlangd dat hij de huurovereenkomst met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] nog langer voortzet. De kantonrechter zal de ontruimingstermijn bepalen op zeven dagen na betekening van dit vonnis, zoals door [eiser] is gevorderd.
2.6.
De vordering ten aanzien van de gebruiksvergoeding van € 2.600,00 wijst de kanton-rechter af. Een gebruiksvergoeding kan alleen aan de orde zijn als de huurovereenkomst tussen partijen is geëindigd en daarvan is op dit moment geen sprake. De huurovereenkomst is niet per 1 augustus 2024 geëindigd door de brief van 18 juli 2024 van de gemachtigde van [eiser] , omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet schriftelijk hebben ingestemd met de beëindiging van de huurovereenkomst. [1]
2.7.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen op kosten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt afgewezen, omdat de bevoegdheid tot executie van de veroordeling tot ontruiming reeds voortvloeit uit de artikelen 555 e.v. in verbinding met artikel 444 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering, en ten aanzien van de kosten niet op voor-hand met zekerheid te beoordelen is of zij worden gemaakt en of zij in redelijkheid worden gemaakt.
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , omdat zij ongelijk krijgen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] het gehuurde aan de [adres] [plaats] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken (voor zover deze laatste niet het eigendom van [eiser] zijn) en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling aan [eiser] van € 9.600,50 aan achterstallige huurpenningen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 138,81
griffierecht € 248,00
salaris gemachtigde € 543,00
nasalaris € 135,00;
te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie artikel 7:272, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.