ECLI:NL:RBNHO:2024:11457

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
C/15/355858 / JU RK 24-1230
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een netwerkpleeggezin

Op 3 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], te verlengen tot 11 oktober 2025. Tevens is er een machtiging verleend voor uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin voor dezelfde periode. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de kinderrechter heeft overwogen dat de hulpverlening moet worden voortgezet en dat er risico's zijn verbonden aan een plaatsing in een open setting. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt tijdens haar verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, maar dat een thuisplaatsing bij de vader op dit moment niet aan de orde is. De kinderrechter heeft de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers benadrukt, die de ontwikkeling van [de minderjarige] zal blijven monitoren. De vader van [de minderjarige] is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar heeft twijfels over de uithuisplaatsing in het netwerkpleeggezin. De kinderrechter heeft de zorgen van de vader meegewogen, maar heeft geconcludeerd dat de plaatsing in het netwerkpleeggezin noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van [de minderjarige]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummers: C/15/355858 / JU RK 24-1230, C/15/354749 / JU RK 24-1053 en C/15/357475 / JU RK 24-1462
Datum uitspraak: 3 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlening machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
gevestigd in Alkmaar ,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
hierna te noemen [de minderjarige] ,
advocaat mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift verlenging ondertoezichtstelling, met bijlagen, van de GI van 10 juli 2024;
  • het verzoekschrift verlenging machtiging gesloten accommodatie voor jeugdhulp, met bijlagen, van de GI van 14 augustus 2024;
  • de instemmingverklaring van de gedragswetenschapper [gedragswetenschapper 1] van 20 augustus 2024;
  • de beschikking van de kinderrechter van 22 augustus 2024;
  • de brief van de GI, inhoudende de intrekking van het verzoek tot verlenging machtiging gesloten jeugdhulp, van 2 oktober 2024;
  • het verzoekschrift machtiging uithuisplaatsing, met bijlagen, van de GI van 2 oktober 2024.
1.2.
Op 3 oktober 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet bij [familiezorg] , locatie [JeugdzorgPlus locatie] , te [plaats] (hierna te noemen: [JeugdzorgPlus locatie] ). Daarbij waren aanwezig:
  • [de minderjarige] met haar advocaat mr. J.J.C. Engels;
  • de vader;
  • de mentor van [de minderjarige] , ook genaamd [de minderjarige] ;
  • [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
  • [gedragswetenschapper 2] , gedragswetenschapper bij [JeugdzorgPlus locatie] .
1.3.
[de minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting, in het bijzijn van haar advocaat, apart een gesprek gevoerd met de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 11 oktober 2023 is [de minderjarige] (na een voorlopige ondertoezichtstelling) onder toezicht gesteld van de GI tot 11 oktober 2024.
2.3.
Bij beschikking van 30 mei 2024 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [de minderjarige] te doen opnemen en verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 1 september 2024. Vervolgens is bij beschikking van 22 augustus 2024 de machtiging gesloten jeugdhulp verlengd tot 1 november 2024 en het restant van het verzoek, evenals het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, aangehouden tot de zitting van 3 oktober 2024.
2.4.
Op basis van voornoemde machtigingen verblijft [de minderjarige] sinds 30 november 2023 bij [familiezorg] , locatie [JeugdzorgPlus locatie] , te [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft per brief van 2 oktober 2024 het resterende deel van het verzoek, om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven, ingetrokken. De GI heeft wel gehandhaafd het verzoek om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van twaalf maanden.
Daarnaast verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkpleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van de verzoeken heeft de GI het volgende naar voren gebracht.
[de minderjarige] heeft de afgelopen periode positieve ontwikkelingen doorgemaakt. Tijdens de vorige zitting is duidelijk geworden dat er voor [de minderjarige] de mogelijkheid is om uit te stromen naar een netwerkpleeggezin. Binnen [JeugdzorgPlus locatie] heeft [de minderjarige] intensieve traumabehandeling gevolgd waarmee twee trauma’s zijn aangepakt. [de minderjarige] benoemt zelf ook dat zij hiervan positieve effecten ervaart. De therapie gaat nog worden voortgezet. Vanuit [familiezorg] [JeugdzorgPlus locatie] is aangegeven dat doorstromen naar een open groep of woongroep onvoldoende kan zijn voor [de minderjarige] . Het past beter bij [de minderjarige] om te werken vanuit een “band”, waardoor het maken en nakomen van afspraken met [de minderjarige] mogelijk is.
Gelet hierop acht de GI de uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin in het belang van [de minderjarige] . De komende tijd dient er te worden gekeken hoe de relatie tussen [de minderjarige] en de vader kan blijven bestaan en verbeteren. Daarnaast acht de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk, om de groei en ontwikkeling van [de minderjarige] goed te kunnen monitoren en begeleiden, zeker gezien alle hulpverlening die is ingezet en nog verder ingezet zal worden.
3.3.
Op de zitting heeft de GI toegevoegd dat de verhuizing van [de minderjarige] naar het netwerkpleeggezin gepland staat op 1 november 2024. De GI acht het van belang om de komende tijd de regie te houden op de ontwikkelingen tijdens en na de verhuizing en de relatie tussen [de minderjarige] en de vader. Daarnaast zal de komende tijd het toekomstperspectief van [de minderjarige] bepaald moeten worden.

4.De standpunten

4.1.
[de minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter verteld dat zij het eens is met de verzoeken van de GI. [de minderjarige] zou graag weer contact willen met haar vader. [de minderjarige] houdt veel van haar vader en zij mist hem, maar op dit moment is zij bang dat een verzoeningsgesprek geen nut zal hebben.
4.2.
Mr. Engels heeft op de zitting namens [de minderjarige] naar voren gebracht dat het verzoek tot uithuisplaatsing moet worden toegewezen. [de minderjarige] heeft een goede ontwikkeling doorgemaakt binnen [JeugdzorgPlus locatie] en is klaar voor een volgende stap. Daarnaast is het belangrijk dat er aandacht is voor de relatie tussen [de minderjarige] en de vader. [de minderjarige] wil graag contactherstel, maar is op dit moment nog niet klaar voor een verzoeningsgesprek.
4.3.
De vader is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader is het echter eens met het verzoek tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in het netwerkpleeggezin. De vader wil liever dat [de minderjarige] op een open groep wordt geplaatst. De vader heeft er geen vertrouwen in dat de plaatsing in het netwerkpleeggezin zal bijdragen aan het verbeteren van de verhouding tussen hem en [de minderjarige] . De vader is bang dat hij [de minderjarige] kwijt raakt.
4.4.
De gedragswetenschapper van [JeugdzorgPlus locatie] heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat [de minderjarige] grote stappen heeft gemaakt sinds het begin van haar verblijf bij [JeugdzorgPlus locatie] . [de minderjarige] heeft zich ontwikkeld in het zichzelf open stellen, het aan de regels houden en het aangaan van therapie. Voor nu lijkt de plaatsing in het netwerkpleeggezin bij de mentor van [de minderjarige] de beste optie voor [de minderjarige] . Het is een bijzondere situatie maar [JeugdzorgPlus locatie] is ervan overtuigd dat deze stap in het belang is van [de minderjarige] . [JeugdzorgPlus locatie] zal tijdens de plaatsing betrokken blijven bij [de minderjarige] en er zal samen met de pleegzorg worden ingezet op het contactherstel tussen [de minderjarige] en de vader. Het is voor iedereen duidelijk dat de vader voor [de minderjarige] heel erg belangrijk is.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Er zijn lange tijd zorgen geweest over de ontwikkeling van [de minderjarige] . Als gevolg hiervan is zij achtereenvolgens op een open en een gesloten groep geplaatst bij [JeugdzorgPlus locatie] . Het is de kinderrechter gebleken dat [de minderjarige] inmiddels een aantal positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Zij is de behandeling van haar trauma’s aangegaan en heeft hiervan geprofiteerd. Hiervoor verdient [de minderjarige] een compliment.
5.3.
Het is belangrijk dat de ingezette hulpverlening de komende tijd wordt voortgezet. Door de deskundigen wordt aangegeven dat, als [de minderjarige] op dit moment geplaatst zou worden op een open groep, het risico bestaat zij de benodigde therapie niet voort zal zetten. Ook is duidelijk dat gelet op alle onderliggende problematiek een thuisplaatsing bij de vader op dit moment (nog) niet aan de orde is. Bijzonder is dat [de minderjarige] gedurende haar verblijf binnen [JeugdzorgPlus locatie] een dusdanig goede band heeft opgebouwd met haar mentor, eveneens genaamd [de minderjarige] , dat deze ervoor open staat om [de minderjarige] een plek te bieden binnen haar gezin. Uit de stukken en wat op de zitting is besproken komt naar voren dat het de verwachting is dat wanneer er met [de minderjarige] een band is opgebouwd, het maken en nakomen van afspraken voor haar mogelijk is. Gelet op het belang van het voortzetten van de hulpverlening en het risico dat [de minderjarige] de therapie niet voort zal zetten wanneer zij vrijheden zou krijgen in een open setting, acht de kinderrechter de plaatsing van [de minderjarige] in het netwerkpleeggezin van groot belang. Vanuit het netwerkpleeggezin kan [de minderjarige] de ingezette positieve lijn voortzetten. Met alle betrokkenen acht de kinderrechter het hierbij van belang dat er een passende dagbesteding wordt gevonden voor [de minderjarige] . Op de zitting is naar voren gekomen dat er gekeken wordt hoe [de minderjarige] haar schoolgang kan gaan voortzetten. Tot slot is het belangrijk dat de verstandhouding tussen [de minderjarige] en haar vader wordt hersteld. Zo nodig kan de GI hier hulpverlening op inzetten. De komende tijd zal het perspectief van [de minderjarige] zorgvuldig bepaald moeten gaan worden. De kinderrechter acht het hiervoor belangrijk dat de GI betrokken blijft en toezicht houdt op de komende ontwikkelingen.
5.3.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn:
- de kwetsbaarheden van [de minderjarige] door de trauma’s die zij in het verleden heeft opgedaan, waarvoor zij verdere hulpverlening dient te ontvangen;
- het ontbreken van een dagbesteding;
- de onduidelijkheid over het perspectief van [de minderjarige] ;
- de kwetsbare relatie tussen [de minderjarige] en de vader.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar, te weten tot 11 oktober 2025 (artikel 1:260, eerste lid, BW). Daarnaast zal de kinderrechter, aansluitende aan de huidige machtiging gesloten plaatsing een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , tot 11 oktober 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , in een voorziening voor pleegzorg, tot 11 oktober 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2024 door mr. N. Cuvelier, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 20 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.