ECLI:NL:RBNHO:2024:11445

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
11132334 \ CV EXPL 24-1397
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van verkeersboete door werknemer aan werkgever en aansprakelijkheid voor verhoging

In deze zaak vordert Square Four B.V., een werkgever, dat een werknemer, aangeduid als [gedaagde], wordt veroordeeld tot betaling van een verkeersboete die is opgelegd voor een overtreding begaan met een leaseauto. De kantonrechter heeft op 7 november 2024 uitspraak gedaan. De werknemer erkent dat hij de oorspronkelijke boete van € 380,00 moet betalen, maar betwist de verhoging van € 206,50 en de bijkomende kosten. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer aansprakelijk is voor de boete, maar niet voor de verhoging, omdat Square Four niet heeft voldaan aan haar informatieplicht over de betalingstermijnen en het risico van verhoging. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de verhoging en de buitengerechtelijke kosten af, maar kent wel de wettelijke rente toe over het bedrag van de boete. De proceskosten worden toegewezen aan Square Four, omdat de werknemer overwegend ongelijk heeft gekregen. De totale proceskosten bedragen € 431,39.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11132334 \ CV EXPL 24-1397
Uitspraakdatum: 7 november 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Square Four B.V.
gevestigd te Alkmaar
eiseres
verder te noemen: Square Four
gemachtigde: AGIN Otten
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
In deze zaak vordert een werkgever dat een werknemer wordt veroordeeld tot betaling van een boete voor een verkeersovertreding die de werknemer met een leaseauto heeft begaan. De kantonrechter wijst de vordering toe, omdat de werknemer die boete zelf moet betalen. De door de werkgever gevorderde verhoging van de boete hoeft de werknemer niet te beta-len, omdat de werknemer daarvoor niet aansprakelijk is.

1.Het procesverloop

1.1.
Square Four heeft bij dagvaarding van 17 mei 2024 een vordering tegen [gedaagde] inge-steld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord en dit nadien nog verder schriftelijk aangevuld.
1.2.
Square Four heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
In de periode van 19 oktober 2022 tot en met 18 oktober 2023 is [gedaagde] als werknemer in dienst geweest bij Square Four. Aan [gedaagde] is in die periode een leaseauto ter beschik-king gesteld door Square Four.
2.2.
Op 26 april 2023 heeft [gedaagde] met de leaseauto van Square Four een verkeersovertre-ding begaan, waarvoor een boete is opgelegd van € 380,00. Die boete is nadien verhoogd met € 206,50.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Square Four vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 699,42. Square Four legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] de ver-keersboete van € 380,00 en de verhoging van € 206,50 moet betalen aan Square Four, omdat [gedaagde] de verkeersovertreding heeft begaan waarvoor de boete is opgelegd. Verder stelt Square Four dat [gedaagde] buitengerechtelijke incassokosten van € 106,44 en rente van € 6,48 verschuldigd is, naast proceskosten.
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat de boete van € 380,00 wel door hem moet worden betaald, maar niet de verhoging van € 206,50 en de bijkomende kosten. [gedaagde] wijst er daarbij op dat hij de facturen en brieven van Square Four en haar gemachtigde niet heeft ontvangen en dat daarvan ook geen bewijs is geleverd. Verder moet het volgens [gedaagde] voor rekening en risico van Square Four komen dat de boete is opgelo-pen.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van € 699,42 aan Square Four.
4.2.
De kantonrechter zal [gedaagde] veroordelen tot betaling van de verkeersboete van
€ 380,00. [gedaagde] heeft immers erkend dat die boete door hem moet worden betaald aan Square Four.
4.3.
Partijen hebben zijn het niet eens over de vraag of tussen hen een leasereglement is overeengekomen en of op grond van dit reglement de kosten verbonden aan verkeersover-tredingen voor rekening van de werknemer komen. Maar deze discussie is niet van belang voor de vraag of de boete van € 380,00 voor rekening van [gedaagde] komt. [gedaagde] heeft na-melijk al erkend dat die boete voor zijn rekening komt, zoals hiervoor is overwogen.
4.4.
Overigens merkt de kantonrechter nog op dat ook uit rechtspraak volgt dat een werkne-mer in beginsel aansprakelijk is voor verkeersboetes en niet de werkgever. [1]
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de verhoging van de boete van € 206,50 niet hoeft te betalen. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.6.
Uit de stukken blijkt dat de verkeersovertreding is begaan op 28 april 2023. Enige tijd daarna is aan de leasemaatschappij door het CJIB een beschikking toegestuurd waarin de boete is opgelegd, en die is kennelijk doorgezonden aan Square Four. De kantonrechter neemt aan dat [gedaagde] van de boete op de hoogte is gebracht, omdat hij opmerkt dat hij daartegen beroep heeft ingesteld. Op het beroep van [gedaagde] is vervolgens door de officier van justitie een beslissing genomen op 14 december 2023, waarbij het beroep ongegrond is verklaard. Die beslissing van de officier van justitie is geadresseerd en verzonden aan de leasemaatschappij.
4.7.
De boete van € 380,00 hoefde op grond van de wet niet te worden betaald zolang er nog beroep liep of mogelijk was. [2] Die boete hoefde daarom pas te worden betaald acht weken na de beslissing van de officier van justitie (nadat die beslissing onherroepelijk was geworden), dus op of rond 8 februari 2024.
4.8.
Verder volgt uit de wet dat de boete van rechtswege met vijftig procent wordt verhoogd indien het verschuldigde bedrag niet tijdig geheel wordt voldaan. [3] Het verhoogde bedrag moet worden betaald binnen vier weken nadat aan betrokkene daarvoor een aanmaning is toegezonden. [4]
4.9.
In de beslissing van de officier van justitie van 14 december 2023 staat vermeld:
“U ontvangt van het CJIB informatie over de betaling van de boete en wat u kunt doen als u het niet eens bent met deze beslissing.”. Dat betekent dat de leasemaatschappij op enig moment, waarschijnlijk na 8 februari 2024, bericht heeft ontvangen van het CJIB over de betaling van de boete. De leasemaatschappij moet dus een brief hebben gekregen van het CJIB met een termijn waarbinnen de boete alsnog moest worden betaald, en nadien een aanmaning waarin de verhoging van de boete wordt meegedeeld.
4.10.
Uit de stukken blijkt dat Square Four op 22 februari 2024 een factuur heeft gestuurd aan [gedaagde] voor de boete van € 380,00. Uit die factuur blijkt niet dat [gedaagde] daarbij is geïn-formeerd over de beslissing van de officier van justitie van 14 december 2023 en evenmin over de brief van het CJIB waarin de termijn is gegeven voor betaling van de boete. Overi-gens ontkent [gedaagde] dat hij deze factuur heeft ontvangen.
4.11.
Er moet dus worden aangenomen dat [gedaagde] door Square Four niet is gewezen op het risico dat niet-tijdige betaling van de boete tot een verhoging zou leiden en niet is geïnfor-meerd over de brieven van het CJIB. Ook is niet gebleken dat aan [gedaagde] de brief van het CJIB is toegestuurd waarin de termijn voor betaling van de boete is meegedeeld en waarin wordt gewezen op de verhoging van de boete als niet tijdig wordt betaald.
4.12.
Gelet op het voorgaande kan [gedaagde] niet aansprakelijk worden gehouden voor de ver-hoging van de boete. Die verhoging is immers niet te wijten aan de verkeersovertreding die [gedaagde] heeft begaan, maar aan de nalatigheid van Square Four om [gedaagde] te informeren over de betalingstermijn van het CJIB en het risico van de verhoging. Ook heeft Square Four in dit kader haar verplichting geschonden om de schade te beperken, omdat zij de boete tijdig had kunnen betalen en daarna het betaalde bedrag had kunnen verhalen op [gedaagde] , waarmee de verhoging was voorkomen.
4.13.
De stelling van Square Four dat de leasemaatschappij op 4 mei 2023, 14 september 2023 en 15 december 2023 e-mails aan [gedaagde] heeft gestuurd waarin [gedaagde] wordt ver-zocht de boete te voldoen, treft geen doel. Square Four heeft deze stelling niet onderbouwd en met name zijn de gestelde e-mails niet overgelegd. Overigens kan [gedaagde] ook in die e-mails niet geïnformeerd zijn over de betalingstermijn van het CJIB en het risico van de verhoging, omdat die termijn en dat risico op dat moment nog niet aan de orde waren.
4.14.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten komen niet voor toewijzing in aan-merking. Deze kosten kunnen op grond van de wet pas verschuldigd worden nadat een schul-denaar na het intreden van het verzuim is aangemaand tot betaling, binnen een termijn van veertien dagen en onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling. [5] De gemachtigde van Square Four heeft [gedaagde] met een brief van 12 maart 2024 aangemaand tot betaling binnen veertien dagen, waarin is gewezen op de gevolgen van het uitblijven van betaling. Echter, er staat niet vast dat [gedaagde] op dat moment al in verzuim verkeerde. Er is immers niet komen vast te staan dat [gedaagde] de factuur van 22 februari 2024 heeft ontvangen en overigens is de in die factuur genoemde betalingstermijn geen overeengekomen of rede-lijke termijn die tot verzuim kan leiden. De brief van 12 maart 2024 voldoet dus niet aan de wettelijke vereisten voor een aanspraak op buitengerechtelijke kosten.
4.15.
De kantonrechter zal wel de gevorderde wettelijke rente toewijzen. Uit de stukken blijkt dat Square Four op 12 maart 2024 en 15 april 2024 aanmaningen aan [gedaagde] heeft gestuurd. [gedaagde] heeft betwist dat hij die aanmaningen heeft ontvangen en [gedaagde] stelt op zichzelf terecht dat uit de wet volgt dat die aanmaningen pas werking hebben als deze hem hebben bereikt. [6] Echter, Square Four heeft in haar conclusie van repliek gesteld en toegelicht dat [gedaagde] naar aanleiding van de aanmaningen telefonisch contact heeft opgenomen met de gemachtigde van Square Four en [gedaagde] heeft dit niet weersproken. Gelet daarop neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat die aanmaningen [gedaagde] hebben bereikt. Door vervol-gens niet binnen redelijke termijn tot betaling over te gaan, is [gedaagde] in verzuim komen te verkeren. De kantonrechter wijst daarom de wettelijke rente toe, vanaf de vervaldatum van de op 12 maart 2024 verstuurde aanmaningen, te weten 28 maart 2024, over het bedrag van de boete van € 380,00.
4.16.
[gedaagde] moet ook de proceskosten van Square Four betalen, omdat hij overwegend ongelijk krijgt. Zoals hiervoor is overwogen, moet als vaststaand worden aangenomen dat [gedaagde] in ieder geval op en na 12 maart 2024 op de hoogte was van de vordering van Square Four. Bovendien was [gedaagde] ook al eerder op de hoogte van de opgelegde boete, omdat hij daartegen beroep heeft ingediend. Daarbij komt dat [gedaagde] , ook in deze proce-dure, erkent dat hij de boete van € 380,00 moet betalen, maar desondanks is hij daartoe nog steeds niet overgegaan. Het stond Square Four daarom vrij om tot dagvaarding over te gaan en er is geen sprake van onnodige kosten.
4.17.
De proceskosten zullen worden bepaald aan de hand van het griffierecht en het salaris voor de gemachtigde dat verschuldigd is bij een hoofdsom van € 380,00, te weten het bedrag van de boete tot betaling waarvan [gedaagde] wordt veroordeeld. Het meerdere dient voor reke-ning van Square Four te blijven. De proceskosten zullen daarom als volgt worden begroot:
- kosten van de dagvaarding € 137,39
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 164,00 (2 punten x € 82,00)
Totaal € 431,39

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Square Four van € 380,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 380,00 vanaf 28 maart 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 431,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 13 juni 2008, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2008:BC8791 (
2.Artikel 23 lid 1 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv).
3.Artikel 23 lid 3 Wahv.
4.Artikel 24 lid 1 Wahv.
5.Artikel 6:96 lid 6 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
6.Artikel 3:37 lid 3 BW.