ECLI:NL:RBNHO:2024:11435

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
9231044 \ CV FORM 21-3435
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een verzoek ingediend tegen de luchtvaartmaatschappij Air France, omdat zij compensatie eisen voor een vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Bangkok via Parijs op 24 en 25 mei 2019. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. I.G.B. Maertzdorff van EUclaim B.V., stellen dat zij recht hebben op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij meer dan drie uur vertraging hebben opgelopen door het missen van hun aansluitende vlucht. De luchtvaartmaatschappij, vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer van AKD N.V., voert echter aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding, en dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de luchtvaartmaatschappij inderdaad te maken had met beperkingen van de luchtverkeersleiding, wat als een buitengewone omstandigheid wordt beschouwd. De rechter oordeelt dat de luchtvaartmaatschappij voldoende heeft aangetoond dat de vertraging niet te voorkomen was, en dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen. De passagiers hebben onvoldoende bewijs geleverd om hun claims te onderbouwen, en de rechter wijst het verzoek af. De proceskosten worden aan de passagiers opgelegd, omdat zij ongelijk krijgen in deze procedure.

De beslissing van de kantonrechter is dat het verzoek van de passagiers wordt afgewezen en dat zij de proceskosten moeten vergoeden. Deze beschikking is gegeven door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9231044 \ CV FORM 21-3435
Uitspraakdatum: 30 oktober 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]beiden wonende te [plaats 1]
3. [verzoeker 3]wonende te [plaats 2]
4. [verzoeker 4]wonende te [plaats 3]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Air France
gevestigd te Roissy, Frankrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 21 mei 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 2 februari 2024.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 24 en 25 mei 2019 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Charles de Gaulle Airport, Parijs, Frankrijk, naar Bangkok International Airport, Thailand, met de vluchtcombinatie AF1641 en AF166.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AF1641 van Amsterdam naar Parijs (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de overstap op de aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 435,60 dan wel € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per persoon (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen als de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen. Op grond van artikel 5 lid 1 van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat zij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
Volgens de vervoerder maakte de vlucht onderdeel uit van de rotatievlucht Parijs – Amsterdam – Parijs (vluchtnummers AF1640 en AF1641). Vlucht AF1640 van Parijs naar Amsterdam is met 35 minuten vertraging uitgevoerd vanwege beperkingen van de luchtverkeersleiding. Op Schiphol kreeg de vlucht in kwestie eveneens te maken met beperkingen van de luchtverkeersleiding. Er is wel enige vertraging ingehaald. Uiteindelijk is de vlucht in kwestie met 36 minuten vertraging uitgevoerd. Daardoor hebben de passagiers de aansluitende vlucht gemist, aldus de vervoerder (zie de overgelegde berichten van de luchtverkeersleiding).
4.4.
Het betoog van de vervoerder slaagt. Uit de door hem overgelegde berichten blijkt dat de luchtverkeersleiding specifiek een beperking heeft opgelegd op vlucht AF1640. Als een vlucht een beperking door de luchtverkeersleiding opgelegd krijgt, heeft deze niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De instructies van de luchtverkeersleiding moeten namelijk altijd worden opgevolgd. De 35 minuten vertraging van vlucht AF1640 is daarmee het gevolg van een buitengewone omstandigheid.
4.5.
Ook heeft de vervoerder voldoende onderbouwd dat de vertraging van vlucht AF1640 doorwerkt op de vlucht in kwestie en dat deze vlucht nog extra vertraging heeft opgelopen door beperkingen van de luchtverkeersleiding op Schiphol. Daarmee is de gehele vertraging van de vlucht het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.6.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de buitengewone omstandigheden te voorkomen. De vervoerder stelt in dit verband dat hij zich aan de instructies van de luchtverkeersleiding moest houden en daar dus niets aan kon doen. Hij heeft daarna de vlucht zo snel mogelijk uitgevoerd. Ten slotte zijn de passagiers omgeboekt naar het snelste alternatief, aldus de vervoerder.
4.7.
De passagiers voeren in het verzoekschrift aan dat de vervoerder onvoldoende overstaptijd of omdraaitijd in acht heeft genomen en dat er een eerdere alternatieve vlucht beschikbaar was. Volgens de vervoerder is er wel degelijk voldoende overstaptijd in acht genomen en het is ook technisch onmogelijk om dat niet te doen. Ook heeft hij voldoende omdraaitijd in acht genomen, waarbij hij een zekere marge heeft aangehouden. Dit blijkt ook uit het feit dat er onderweg vertraging is ingehaald. Op de door de passagiers genoemde alternatieve vlucht was geen plaats, aldus de vervoerder.
4.8.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder het betoog van de passagiers gemotiveerd heeft weersproken. De passagiers hebben onvoldoende concreet onderbouwd hoe lang de vereiste overstaptijd wel zou moeten zijn en in hoeverre dit de oorzaak is geweest van het missen van de aansluitende vlucht. Zij hebben ook onvoldoende onderbouwd in welke mate een eventuele korte omdraaitijd invloed zou hebben gehad op de vertraging van de vlucht in kwestie. Daarnaast hebben zij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er plaats voor hen beschikbaar was op de door hen genoemde alternatieve vlucht.
4.9.
Al met al heeft de vervoerder het voldoende aannemelijk gemaakt dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging vanwege de buitengewone omstandigheden te voorkomen. Het verzoek van de passagiers zal daarom worden afgewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 238,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 119,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking;
5.3.
verklaart deze beschikking – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Kleij, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open