ECLI:NL:RBNHO:2024:11433

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
10939836 \ CV FORM 24-1218
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een verzoek ingediend tegen de vervoerder, Société Air France, vanwege een vertraagde vlucht die hen heeft verhinderd om op tijd op hun eindbestemming aan te komen. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar San José, Costa Rica, met een overstap in Parijs. De vlucht van Amsterdam naar Parijs, AF1341, was vertraagd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Costa Rica hebben gemist. Ze arriveerden uiteindelijk met meer dan 24 uur vertraging op hun eindbestemming en vorderden compensatie van de vervoerder op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

De vervoerder voerde verweer en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vertraging van de vlucht AF1340, die de oorzaak was van de vertraging van de passagiers, het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen, waaronder het omboeken van de passagiers naar een alternatieve vlucht.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beslissing is gegeven door kantonrechter S.N. Schipper en is uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10939836 \ CV FORM 24-1218
Uitspraakdatum: 30 oktober 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]2. [verzoeker 2]beiden wonende te [plaats]

verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. L.G.M. van Kuilenburg (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Société Air France
gevestigd te Roissy, Frankrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 12 februari 2024;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 8 mei 2024.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 22 april 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Charles de Gaulle Airport, Parijs, Frankrijk, naar Juan Santamaria International Airport, San José, Costa Rica, met de vluchtcombinatie AF1341 en AF430.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AF1341 van Amsterdam naar Parijs (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht. Daarmee zijn zij met een vertraging van meer dan 24 uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
Volgens de vervoerder was de vlucht in kwestie een onderdeel van de rotatievlucht Parijs – Amsterdam – Parijs (vluchtnummers AF1340 en AF1341). Vlucht AF1340 van Parijs naar Amsterdam werd met 1 uur en 46 minuten vertraging uitgevoerd vanwege beperkingen van de luchtverkeersleiding, waardoor deze later mocht vertrekken dan gepland. Deze vertraging werkte door op de vlucht in kwestie. Daardoor hebben de passagiers de aansluitende vlucht gemist, aldus de vervoerder.
4.4.
Het verweer van de vervoerder slaagt. Hij heeft met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende aannemelijk gemaakt dat vlucht AF1340 vertraagd werd uitgevoerd vanwege beperkingen van de luchtverkeersleiding. Als een vlucht een beperking krijgt opgelegd van de luchtverkeersleiding, heeft deze niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De instructies van de luchtverkeersleiding moeten namelijk altijd worden opgevolgd. Deze omstandigheid is niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de vervoerder en deze kan daar geen daadwerkelijke invloed uitoefenen. Daarom was de vertraging van vlucht AF1340 het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.5.
De vervoerder heeft eveneens voldoende aannemelijk gemaakt dat de vertraging van vlucht AF1340 doorwerkt op de vlucht in kwestie en dat de passagiers daardoor de aansluitende vlucht naar de eindbestemming hebben gemist. Daarmee is de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg geweest van (de doorwerking) van buitengewone omstandigheden.
4.6.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen of te beperken. De vervoerder stelt in dit verband dat hij de passagiers heeft omgeboekt op het snelste alternatief naar de eindbestemming, uitgevoerd door een andere luchtvaartmaatschappij. Er worden slechts een beperkt aantal vluchten naar Costa Rica uitgevoerd, aldus de vervoerder. De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat ze met een vertraging van meer dan 24 uur op de eindbestemming zijn aangekomen.
4.7.
Uit de rechtspraak van het Hof volgt dat het in beginsel geen redelijke maatregel is als een luchtvaartmaatschappij een passagier omboekt naar een door hemzelf uitgevoerde alternatieve vlucht die de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt. Dit is anders als er geen enkele andere mogelijkheid voor een alternatieve vlucht bestond die op een minder laat tijdstip aankwam dan deze vlucht of dat het organiseren daarvan een onaanvaardbaar offer van de luchtvaartmaatschappij zou vergen. [1]
4.8.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan 24 uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat de door de vervoerder aangeboden alternatieve vluchten in beginsel geen redelijke maatregel vormen. De vervoerder heeft echter voldoende aannemelijk gemaakt dat er geen andere mogelijkheid bestond voor een alternatieve vlucht die eerder aankwam dan het (deels door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde) aangeboden alternatief. De passagiers hebben in dit verband ook niets aangevoerd. Daarom heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen en te beperken. Dit betekent dat het verzoek van de passagiers zal worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, als betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 204,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, als betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking;
5.3.
verklaart deze beschikking – wat de proceskosten betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.