Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Beschikking van de kantonrechter
procedure
- het verzoek met bijlagen, ter griffie ingekomen op 15 mei 2024;
- de reactie van de bewindvoerders, ter griffie ingekomen op 12 juni 2024.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van bewind. Verzoeker, die onder bewind is gesteld op 15 november 2021, heeft aangevoerd dat hij vrijwillig onder bewind is gegaan en dat hij ook weer vrijwillig moet kunnen stoppen. Hij ontkent dat er sprake is van een geestelijke of lichamelijke toestand die hem belemmert in het zelf beheren van zijn financiën.
De bewindvoerders, A.C. Lakeman-Kramer en F. Lakeman, hebben verweer gevoerd tegen het verzoek. Zij stellen dat verzoeker problematische schulden heeft en dat het nog niet is gelukt om een schuldhulptraject op te starten, omdat verzoeker daar niet aan wil meewerken. Bovendien blijven er verkeersboetes binnenkomen, wat de schuldenlast van verzoeker verder verhoogt.
De kantonrechter heeft overwogen dat het feit dat het bewind vrijwillig is aangevraagd, niet betekent dat het ook vrijwillig kan worden beëindigd. De rechter heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van problematische schulden en dat verzoeker onvoldoende heeft aangetoond dat de noodzaak voor het bewind niet meer bestaat. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat opheffing van het bewind niet aan de orde is, vooral gezien de aanhoudende schulden en de indruk dat verzoeker als katvanger wordt gebruikt voor verkeersboetes.
Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door de kantonrechter, mr. A.C. Schroten, in aanwezigheid van de griffier.