ECLI:NL:RBNHO:2024:11351

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
15/095831-24 en 15/011293-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een jeugddelinquent voor diefstal met geweld en openlijk geweld

Op 17 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en openlijk geweld. De verdachte, geboren op een onbekende datum en ingeschreven in de basisregistratie, werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 46 dagen, gelijk aan het voorarrest, en een leerstraf van 35 uren, alsook een werkstraf van 85 uren, waarvan 45 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank oordeelde dat een vrijheidsbeperkende maatregel op basis van artikel 38v Sr niet passend was, maar legde wel een contactverbod op met de medeverdachten en slachtoffers, gezien de gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers.

De zaak betrof twee incidenten: op 7 november 2023 heeft de verdachte samen met anderen een telefoon en andere persoonlijke goederen van een slachtoffer weggenomen, waarbij geweld werd gebruikt. Op 18 maart 2024 heeft de verdachte openlijk geweld gepleegd tegen een ander slachtoffer, waarbij een mes werd getoond en de slachtoffers fysiek werden aangevallen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, de aangiften van de slachtoffers en getuigenverklaringen in haar oordeel betrokken. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks de psychische problematiek van de verdachte, die in mindere mate aan haar daden kan worden toegerekend. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen in de strafmaat, waarbij rekening is gehouden met haar jonge leeftijd en eerdere detentie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/095831-24 en 15/011293-24 (P)
Uitspraakdatum: 17 oktober 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 3 oktober 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
hierna te noemen: de verdachte.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat door of namens de verdachte en haar raadsman, mr. A.W. Hoogland, advocaat te Den Helder, de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te Amsterdam (hierna: de jeugdreclassering) naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] .

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 15/011293-24 ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 7 november 2023 te Den Helder tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of een identiteitsbewijs en/of een bankpas en/of sleutels en/of sigarettendoosje en/of haarklipjes en/of nepwimpers en/of een bril, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 1] ;
- tegen een muur te duwen en/of;
- aan haar jas vast te houden en/of
- de bril van het hoofd te trekken en/of
- haarclipjes uit het haar te trekken en/of;
- de nepwimpers van de oogleden te trekken en/of;
- te zeggen dat zij haar zakken moest legen en/of;
- tegen het gezicht, althans het lichaam, te slaan en/of
- haar jaszakken leeg te halen.
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 15/095831-24 ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 18 maart 2024 te Den Helder met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [straat] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 2] welk geweld bestond uit het
- duwen tegen die [benadeelde partij 2] en/of
- meermalen slaan/stompen en/of schoppen/trappen tegen het hoofd en/of in de buik, in elk geval tegen het lichaam van die [benadeelde partij 2] en/of
- die [benadeelde partij 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te tonen en/of voor te houden en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp die [benadeelde partij 2] in de rug te steken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 18 maart 2024 te Den Helder [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te tonen en/of voor te houden al dan niet onder uiting van de woorden: "Ik ga je neersteken, wacht maar.Ik bluf niet. Ik ga je echt neersteken"!, althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15/011293-24 en onder parketnummer 15/095831-24 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de (primair) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15/011293-24 en onder parketnummer 15/095831-24 primair ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 15/011293-24 ten laste gelegde feit (
diefstal met geweld):
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde partij 1] van 12 november 2023 (dossierpagina’s 11 t/m 15);
  • het proces-verbaal van het politieverhoor van getuige [getuige 1] van 21 november 2023 (dossierpagina’s 22 t/m 24).
Ten aanzien van het onder parketnummer 15/095831-24 primair ten laste gelegde feit (
openlijk geweld):
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde partij 2] van 19 maart 2024 (dossierpagina’s 66 t/m 71);
  • het proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 2] van 24 maart 2024 (dossierpagina’s 133 t/m 141).
  • het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte 1] van 19 maart 2024 (dossierpagina’s 43 t/m 51).
De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Ten aanzien van parketnummer 15/011293-24:
zij op 7 november 2023 te Den Helder tezamen en in vereniging met anderen een telefoon en een identiteitsbewijs en een bankpas en sleutels en een sigarettendoosje en haarklipjes en nepwimpers en een bril die aan [benadeelde partij 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 1] ;
- tegen een muur te duwen en
- aan haar jas vast te houden en
- de bril van het hoofd te trekken en
- haarclipjes uit het haar te trekken en
- de nepwimpers van de oogleden te trekken en
- te zeggen dat zij haar zakken moest legen en
- tegen het gezicht, althans het lichaam, te slaan en
- haar jaszakken leeg te halen.
Ten aanzien van parketnummer 15/095831-24:
zij op 18 maart 2024 te Den Helder met anderen, op de openbare weg, te weten de [straat] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 2] , welk geweld bestond uit het
- duwen tegen die [benadeelde partij 2] en
- meermalen stompen en schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde partij 2] en
- die [benadeelde partij 2] een mes te tonen en
- met een mes die [benadeelde partij 2] in de rug te steken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/011293-24:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van parketnummer 15/095831-24:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan die voorwaardelijke jeugddetentie dienen volgens de officier van justitie de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld, zoals die zijn geadviseerd door de Raad. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, bestaande uit een leerstraf van 35 uren en een werkstraf van 45 uren.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd om op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen in de vorm van een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de slachtoffers [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] voor de duur van één jaar. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd te bepalen dat bij overtreding van deze maatregel telkens drie dagen vervangende hechtenis wordt toegepast, met een maximum van drie maanden, en deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging wijst op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het psychologisch onderzoek waarin onder meer wordt geadviseerd om het ten laste gelegde – indien bewezen – in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Primair verzoekt de raadsman de verdachte geen extra straf meer op te leggen. De raadsman acht het niet in het belang van de verdachte dat zij terug moet naar een JJI. Zij heeft op zeer jonge leeftijd al bijna zeven weken in jeugddetentie doorgebracht, mede doordat het niet lukte om een vervolgplek voor haar te vinden. Nadat de verdachte is geschorst, heeft zij zich goed aan de voorwaarden gehouden. De raadsman acht een (onvoorwaardelijke) jeugddetentie noch een taakstraf passend, omdat dit de verdachte nog meer zal belasten, terwijl zij al veel op haar bordje heeft. De door de Raad geadviseerde behandeling en een traject dat vergelijkbaar is met de geadviseerde leerstraf TACt Plus (Training Agressie Controle Plus) kan volgens de raadsman ook in het civielrechtelijk kader worden ingezet. De raadsman verzet zich niet tegen de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel.
Indien de rechtbank van oordeel is dat een vervolg binnen het strafrechtelijk kader passend is, verzoekt de raadsman naast een onvoorwaardelijke leerstraf van 35 uur in de vorm van TACt Plus, een voorwaardelijke werkstraf op te leggen en daaraan de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen. Tot slot heeft de raadsman verzocht de schorsingsvoorwaarden op te heffen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige geweldsmisdrijven.
Op 7 november 2023 hebben de verdachte en de medeverdachten het slachtoffer op het station van Den Helder benaderd en haar gedwongen excuses te maken. Toen het slachtoffer dit weigerde, hebben de verdachte en de medeverdachten op een intimiderende wijze, onder andere door haar te duwen, vast te houden, te slaan en haar bril, nepwimpers en haarclipjes van haar hoofd te trekken, goederen van het slachtoffer weggenomen. Dezelfde avond zijn er beelden van het delict verspreid waarop (de gegevens van) het slachtoffer herkenbaar in beeld zijn gebracht. Dit heeft een grote impact gehad op het slachtoffer. Uit haar slachtofferverklaring blijkt dat zij zich nog dagelijks angstig en onveilig voelt.
Op 18 maart 2024 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het openlijk en in vereniging plegen van geweld. Na een woordenwisseling met het slachtoffer zijn de verdachte en de medeverdachte samen naar huis gegaan om kort daarna allebei met een mes op zak terug te keren. De tweede confrontatie met het slachtoffer is uitgelopen op een vechtpartij waarbij het slachtoffer onder meer is geduwd, gestompt, getrapt en met een mes in haar rug is gestoken. Het slachtoffer heeft daarbij onder meer een klaplong opgelopen, waardoor zij tot op heden problemen heeft met haar ademhaling. Ook heeft zij last van angstgevoelens en herbelevingen.
De rechtbank acht de wijze waarop de verdachte zich in bovenstaande situaties heeft gedragen en de agressie die zij daarbij heeft uitgeoefend, zeer zorgelijk. Daarnaast hebben de verdachte en de medeverdachten met hun geweldshandelingen ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en aangetoond dat zij het gebruik van geweld jegens personen niet schuwen. Bovendien kunnen zulke ernstige feiten niet alleen bij de slachtoffers, maar ook in de maatschappij zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid, zeker nu deze feiten zijn gepleegd op de openbare weg. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld;
- het psychologisch onderzoek Pro Justitia (hierna: psychologisch rapport), gedateerd 19 september 2024, van psycholoog [psycholoog] ;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport (hierna: raadsrapport), gedateerd 26 september 2024, van [raadsonderzoeker 1] en [raadsonderzoeker 2] , beiden als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad.
Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat er bij de verdachte sprake is van een gedragsstoornis met antisociale en oppositioneel-opstandige kenmerken. De gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde lijken door deze psychische problematiek te zijn beïnvloed. De verdachte heeft een escalerende houding aangenomen om haar zelfbeeld hoog te houden. De mate van grensoverschrijding in haar agressieve gedrag wijst op haar nog zwak geïntegreerde gewetensfunctie. De verdachte heeft gehandeld vanuit een egocentrische overlevingshouding waarbij zij in beperkte mate gevoelens van schuld en spijt jegens het slachtoffer ervaart. De psycholoog concludeert dat er bij de verdachte een verband aanwezig is tussen de geconstateerde gedragsstoornis en het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt daarom om het tenlastegelegde – indien bewezen – in verminderde mate toe te rekenen.
De kans op herhaling van agressief gedrag wordt, vooral samenhangend met de geconstateerde psychische problematiek, als tenminste matig verhoogd ingeschat. Het huidige contact met de hulpverlening kan als voornaamste beschermende factor worden gezien.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt behandeling aangewezen. De behandeling dient gericht te zijn op de geconstateerde gedragsstoornis. Meer specifiek zou aandacht uit kunnen gaan naar de verhoogde krenkbaarheid van de verdachte, waarbij zij de neiging heeft om haar broze zelfgevoel te overdekken met kracht, namelijk een opgeblazen en agressieve houding. Een dergelijke behandeling zou geboden kunnen worden door een forensisch psychiatrische polikliniek of een instelling als ‘Zware Jongens’. Voorts is het van belang dat haar huidige plaatsing in de begeleide woonvorm wordt voortgezet.
Geadviseerd wordt om voornoemde behandeling en begeleiding, teneinde de verdachte optimaal te motiveren, als bijzondere voorwaarde bij een (deels)voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De verdachte wordt geacht in staat te zijn om zich aan voorwaarden te kunnen houden. De jeugdreclassering zou toe kunnen zien op het handhaven van de voorwaarden, waarbij het van belang is dat de juiste afstemming met de verdachte wordt gevonden, rekening houdend met haar zelfbepalende houding.
Uit het raadsrapport komt onder andere naar voren dat de Raad adviseert om de verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie TACt Plus. Daarnaast adviseert de Raad een voorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- onderwijs volgt c.q. een zinvolle en leeftijdsadequate dagbesteding heeft;
- zich onder behandeling van de Waag of een soortgelijke instelling stelt, als dat door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht;
- meewerkt aan haar plaatsing bij Nabij Zorg dan wel een soortgelijke instelling dan wel een behandelsetting;
- zich houdt aan de regels en afspraken die op de leefgroep worden gehanteerd;
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en haar medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken, waarbij aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting te Alkmaar opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden voor de duur van twee jaar. De verdachte is daarbij van rechtswege verplicht haar medewerking te verlenen aan het vaststellen van haar identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De Raad heeft vanwege de zwaarte van de delicten een jeugddetentie overwogen, maar acht dat op dit moment niet geïndiceerd. De verdachte heeft al geruime tijd in voorlopige hechtenis gezeten. Dit heeft mogelijk langer geduurd omdat er geen passende verblijfplaats voor haar kon worden gevonden. Zij heeft daarmee al een forse consequentie ervaren. Een nieuwe plaatsing in een JJI kan ervoor zorgen dat zij in haar gedrag zal verharden of zich zal terugtrekken en weinig emoties zal laten zien. Hoewel het recidiverisico nog steeds hoog is, wordt gezien dat de beschermende factoren sinds het vorige raadsonderzoek zijn toegenomen. De verdachte stelt zich begeleidbaar op en heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt tijdens haar verblijf op de woongroep. De Raad krijgt de indruk dat dit komt doordat er met de verdachte wordt samengewerkt waarbij er ook naar haar wensen wordt geluisterd. Het lukt haar daardoor beter om zich open te stellen en zich aan de regels te houden. De Raad vraagt zich wel af of het de verdachte blijft lukken om deze positieve houding vast te houden als de begeleiding wegvalt. De Raad vindt het daarom belangrijk dat er toezicht en begeleiding voor de verdachte komt. Jeugdreclassering kan haar ondersteunen om haar vaardigheden en beschermende factoren te vergroten en de risicofactoren te verkleinen. Daarnaast kan jeugdreclassering haar in samenwerking met de begeleiding van de woongroep helpen bij het starten en behouden van schoolgang, het opbouwen van een positief netwerk, het maken van de juiste keuzes en het inzetten van helpende vaardigheden om probleemsituaties te voorkomen.
In aanvulling op het voornoemde advies heeft [vertegenwoordiger van de raad] ter terechtzitting namens de Raad naar voren gebracht dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een contactverbod gedurende de proeftijd passend wordt geacht. De Raad adviseert om naast de verplichte behandeling een leerstraf op te leggen, omdat het meestal lang duurt voor een behandeling van start kan gaan. In de tussentijd kan de verdachte in het kader van een leerstraf al de eerste stappen zetten.
[vertegenwoordiger van de jeugdreclassering] heeft ter terechtzitting namens de jeugdreclassering naar voren gebracht dat de verdachte, nadat zij bij Nabij Zorg in [plaats] een officiële waarschuwing heeft gekregen, naar de locatie in [plaats] is overgeplaatst. Sindsdien gaat het beter, maar er dienen nog stappen te worden gezet. Zo heeft de verdachte nog altijd moeite met (het accepteren van) gezag en gaat zij nog niet naar school of een andere dagbesteding.
Strafmaat
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de LOVS oriëntatiepunten en de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding geven hier enigszins van af te wijken. Ten voordele van de verdachte houdt de rechtbank rekening met haar jonge leeftijd en weegt de rechtbank mee dat zij niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte lang in voorarrest heeft gezeten en dat zij zich de afgelopen maanden aan stevige voorwaarden heeft moeten houden. Hoewel dat ook een periode minder goed is gegaan, heeft de verdachte de laatste tijd een positieve ontwikkeling laten zien en zich begeleidbaar opgesteld. Verder weegt de rechtbank nog mee dat het bewezenverklaarde de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, gelet op de doorwerking van de bij haar geconstateerde stoornissen. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige op dit punt over en maakt die tot de hare.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de onvoorwaardelijk op te leggen jeugddetentie niet langer moet zijn dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal daarom een jeugddetentie opleggen voor de duur van 46 dagen, met aftrek van voorarrest.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank het van belang dat de verdachte ook een directe consequentie ervaart van haar strafbare gedrag. Om die reden zal de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 85 uren opleggen. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank de door de deskundigen geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen voor de volledige duur van de proeftijd. Om het recidiverisico te verlagen en ervoor te zorgen dat de verdachte zich positief ontwikkelt, is het belangrijk dat de verdachte op een woongroep verblijft, naar school gaat of dagbesteding heeft, een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling volgt en dat de jeugdreclassering daarop toezicht houdt.
Door de officier van justitie is ook de oplegging van de maatregel ex artikel 38v Sr gevorderd. De rechtbank acht het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr, gelet op het verloop van het toezicht in de afgelopen maanden, waarin de verdachte geen contact heeft gezocht of gehad met de slachtoffers en de medeverdachten, in dit geval niet passend vanwege de zwaarte van het middel.
De rechtbank ziet wel aanleiding een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers op te leggen in de vorm van een bijzondere voorwaarde, gelet op het advies van de Raad en de gevoelens van onveiligheid van de slachtoffers.
Tot slot zal de rechtbank, gelet op de zorgen die zijn benoemd in het raadsonderzoek en het psychologisch onderzoek, ook een taakstraf in de vorm van een leerstraf voor de duur van 35 (vijfendertig) uren opleggen, te weten de gedragsinterventie TACt Plus. Op die manier kan zo snel mogelijk worden gestart met een interventie gericht op gedragsverandering van de verdachte, in afwachting en ter voorbereiding van haar behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (15/011293-24)
7.1.1.
De vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.019,92 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/011293-24 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
De gestelde materiële schade bestaat uit de vergoeding voor een nieuw fietsslot (€ 29,95), een kapotte broek (€ 29,99), nieuwe sloten op de voor- en achterdeur van de woning van de benadeelde partij (€ 69,99), een nieuwe ID kaart (€ 40,90) en de reiskosten van de ouders vanwege het halen en brengen van de benadeelde partij (€ 99,-).
7.1.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de materiële schadevergoeding volledig toe te wijzen en de immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 500,-.
7.1.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de materiële schadevergoeding toe te wijzen met uitzondering van de vergoeding voor het fietsslot (€29,95) en de broek (€29,99). Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de raadsman zich aangesloten bij wat door de officier van justitie is aangevoerd. Tot slot heeft de raadsman – gelet op de situatie en de jonge leeftijd van de verdachte – verzocht de vordering niet hoofdelijk, maar voor de helft aan de verdachte op te leggen.
7.1.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit met parketnummer 15/011293-24. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 500,- billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op € 0,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen. Het aantal dagen gijzeling bij het niet voldoen aan de opgelegde betalingsverplichting, stelt de rechtbank vast op 0 dagen.
7.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
7.2.1.
De vordering
Door en namens de benadeelde partij [benadeelde partij 2] is een vordering tot schadevergoeding van € 5.033,22 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/095831-24 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. De benadeelde partij heeft verzocht deze vordering hoofdelijk op te leggen. Tot slot heeft de raadsman namens de benadeelde partij verzocht om een contactverbod op te leggen. Ter zitting heeft de benadeelde partij de vordering van € 33,22 aan immateriële schade ingetrokken, zodat daarop niet meer hoeft te worden beslist.
7.2.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 1.000,- en de rest van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
7.2.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie. Daarnaast heeft de raadsman verzocht de schadevergoeding niet hoofdelijk op te leggen, omdat de verdachte niet verantwoordelijk is voor de steekwond.
7.2.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt een vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de betaling van deze vergoeding niet hoofdelijk op leggen. De rechtbank maakt hierin enig onderscheid tussen de rol van de verdachte en de medeverdachte. Hierbij heeft de rechtbank gekeken naar ieders aandeel en de rol die blijkt uit de bewezenverklaring.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op € 0,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: openlijk geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen. Het aantal dagen gijzeling bij het niet voldoen aan de opgelegde betalingsverplichting, stelt de rechtbank vast op 0 dagen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 15/011293-24 en onder parketnummer 15/095831-24 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
46 (zesenveertig) dagen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (te stellen op 46 dagen), bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
85 (vijfentachtig) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 42 (tweeënveertig) dagen jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot
45 (vijfenveertig) uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 22 (tweeëntwintig) dagen jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- onderwijs volgt en/of een zinvolle en adequate dagbesteding heeft;
- meewerkt aan een behandeling van de Waag of een soortgelijke instelling, zolang dat door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht;
- zal verblijven bij Nabij Zorg dan wel in een soortgelijke instelling dan wel in een behandelsetting;
- zich daarbij zal houden aan de regels en afspraken die in die woonsetting worden gehanteerd;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met de medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] en [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] en de slachtoffers [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , en [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum] , zolang dat door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht;
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en op de door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en haar medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken.
Geeft opdracht aan William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te [adres] , een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van
35 (vijfendertig) uren, in de vorm van een leerstraf, te weten de
gedragsinterventie TACt Plus, aangeboden door of namens de Raad voor de Kinderbescherming, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 17 (zeventien) dagen jeugddetentie.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 769,92bestaande uit € 269,92 voor de materiële en
€ 500,- voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 769,92, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagenjeugddetentie.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,-bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagenjeugddetentie.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. de Jong, voorzitter,
mr. A.R.A.R. Sitaldin en mr. R.M. Verberne, allen (kinder)rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Jense,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 oktober 2024.
Mr. R.M. Verberne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.