6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige geweldsmisdrijven.
Op 7 november 2023 hebben de verdachte en de medeverdachten het slachtoffer op het station van Den Helder benaderd en haar gedwongen excuses te maken. Toen het slachtoffer dit weigerde, hebben de verdachte en de medeverdachten op een intimiderende wijze, onder andere door haar te duwen, vast te houden, te slaan en haar bril, nepwimpers en haarclipjes van haar hoofd te trekken, goederen van het slachtoffer weggenomen. Dezelfde avond zijn er beelden van het delict verspreid waarop (de gegevens van) het slachtoffer herkenbaar in beeld zijn gebracht. Dit heeft een grote impact gehad op het slachtoffer. Uit haar slachtofferverklaring blijkt dat zij zich nog dagelijks angstig en onveilig voelt.
Op 18 maart 2024 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het openlijk en in vereniging plegen van geweld. Na een woordenwisseling met het slachtoffer zijn de verdachte en de medeverdachte samen naar huis gegaan om kort daarna allebei met een mes op zak terug te keren. De tweede confrontatie met het slachtoffer is uitgelopen op een vechtpartij waarbij het slachtoffer onder meer is geduwd, gestompt, getrapt en met een mes in haar rug is gestoken. Het slachtoffer heeft daarbij onder meer een klaplong opgelopen, waardoor zij tot op heden problemen heeft met haar ademhaling. Ook heeft zij last van angstgevoelens en herbelevingen.
De rechtbank acht de wijze waarop de verdachte zich in bovenstaande situaties heeft gedragen en de agressie die zij daarbij heeft uitgeoefend, zeer zorgelijk. Daarnaast hebben de verdachte en de medeverdachten met hun geweldshandelingen ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en aangetoond dat zij het gebruik van geweld jegens personen niet schuwen. Bovendien kunnen zulke ernstige feiten niet alleen bij de slachtoffers, maar ook in de maatschappij zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid, zeker nu deze feiten zijn gepleegd op de openbare weg. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld;
- het psychologisch onderzoek Pro Justitia (hierna: psychologisch rapport), gedateerd 19 september 2024, van psycholoog [psycholoog] ;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport (hierna: raadsrapport), gedateerd 26 september 2024, van [raadsonderzoeker 1] en [raadsonderzoeker 2] , beiden als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad.
Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat er bij de verdachte sprake is van een gedragsstoornis met antisociale en oppositioneel-opstandige kenmerken. De gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde lijken door deze psychische problematiek te zijn beïnvloed. De verdachte heeft een escalerende houding aangenomen om haar zelfbeeld hoog te houden. De mate van grensoverschrijding in haar agressieve gedrag wijst op haar nog zwak geïntegreerde gewetensfunctie. De verdachte heeft gehandeld vanuit een egocentrische overlevingshouding waarbij zij in beperkte mate gevoelens van schuld en spijt jegens het slachtoffer ervaart. De psycholoog concludeert dat er bij de verdachte een verband aanwezig is tussen de geconstateerde gedragsstoornis en het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt daarom om het tenlastegelegde – indien bewezen – in verminderde mate toe te rekenen.
De kans op herhaling van agressief gedrag wordt, vooral samenhangend met de geconstateerde psychische problematiek, als tenminste matig verhoogd ingeschat. Het huidige contact met de hulpverlening kan als voornaamste beschermende factor worden gezien.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt behandeling aangewezen. De behandeling dient gericht te zijn op de geconstateerde gedragsstoornis. Meer specifiek zou aandacht uit kunnen gaan naar de verhoogde krenkbaarheid van de verdachte, waarbij zij de neiging heeft om haar broze zelfgevoel te overdekken met kracht, namelijk een opgeblazen en agressieve houding. Een dergelijke behandeling zou geboden kunnen worden door een forensisch psychiatrische polikliniek of een instelling als ‘Zware Jongens’. Voorts is het van belang dat haar huidige plaatsing in de begeleide woonvorm wordt voortgezet.
Geadviseerd wordt om voornoemde behandeling en begeleiding, teneinde de verdachte optimaal te motiveren, als bijzondere voorwaarde bij een (deels)voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De verdachte wordt geacht in staat te zijn om zich aan voorwaarden te kunnen houden. De jeugdreclassering zou toe kunnen zien op het handhaven van de voorwaarden, waarbij het van belang is dat de juiste afstemming met de verdachte wordt gevonden, rekening houdend met haar zelfbepalende houding.
Uit het raadsrapport komt onder andere naar voren dat de Raad adviseert om de verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie TACt Plus. Daarnaast adviseert de Raad een voorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- onderwijs volgt c.q. een zinvolle en leeftijdsadequate dagbesteding heeft;
- zich onder behandeling van de Waag of een soortgelijke instelling stelt, als dat door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht;
- meewerkt aan haar plaatsing bij Nabij Zorg dan wel een soortgelijke instelling dan wel een behandelsetting;
- zich houdt aan de regels en afspraken die op de leefgroep worden gehanteerd;
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en haar medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken, waarbij aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting te Alkmaar opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden voor de duur van twee jaar. De verdachte is daarbij van rechtswege verplicht haar medewerking te verlenen aan het vaststellen van haar identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De Raad heeft vanwege de zwaarte van de delicten een jeugddetentie overwogen, maar acht dat op dit moment niet geïndiceerd. De verdachte heeft al geruime tijd in voorlopige hechtenis gezeten. Dit heeft mogelijk langer geduurd omdat er geen passende verblijfplaats voor haar kon worden gevonden. Zij heeft daarmee al een forse consequentie ervaren. Een nieuwe plaatsing in een JJI kan ervoor zorgen dat zij in haar gedrag zal verharden of zich zal terugtrekken en weinig emoties zal laten zien. Hoewel het recidiverisico nog steeds hoog is, wordt gezien dat de beschermende factoren sinds het vorige raadsonderzoek zijn toegenomen. De verdachte stelt zich begeleidbaar op en heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt tijdens haar verblijf op de woongroep. De Raad krijgt de indruk dat dit komt doordat er met de verdachte wordt samengewerkt waarbij er ook naar haar wensen wordt geluisterd. Het lukt haar daardoor beter om zich open te stellen en zich aan de regels te houden. De Raad vraagt zich wel af of het de verdachte blijft lukken om deze positieve houding vast te houden als de begeleiding wegvalt. De Raad vindt het daarom belangrijk dat er toezicht en begeleiding voor de verdachte komt. Jeugdreclassering kan haar ondersteunen om haar vaardigheden en beschermende factoren te vergroten en de risicofactoren te verkleinen. Daarnaast kan jeugdreclassering haar in samenwerking met de begeleiding van de woongroep helpen bij het starten en behouden van schoolgang, het opbouwen van een positief netwerk, het maken van de juiste keuzes en het inzetten van helpende vaardigheden om probleemsituaties te voorkomen.
In aanvulling op het voornoemde advies heeft [vertegenwoordiger van de raad] ter terechtzitting namens de Raad naar voren gebracht dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een contactverbod gedurende de proeftijd passend wordt geacht. De Raad adviseert om naast de verplichte behandeling een leerstraf op te leggen, omdat het meestal lang duurt voor een behandeling van start kan gaan. In de tussentijd kan de verdachte in het kader van een leerstraf al de eerste stappen zetten.
[vertegenwoordiger van de jeugdreclassering] heeft ter terechtzitting namens de jeugdreclassering naar voren gebracht dat de verdachte, nadat zij bij Nabij Zorg in [plaats] een officiële waarschuwing heeft gekregen, naar de locatie in [plaats] is overgeplaatst. Sindsdien gaat het beter, maar er dienen nog stappen te worden gezet. Zo heeft de verdachte nog altijd moeite met (het accepteren van) gezag en gaat zij nog niet naar school of een andere dagbesteding.
Strafmaat
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de LOVS oriëntatiepunten en de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding geven hier enigszins van af te wijken. Ten voordele van de verdachte houdt de rechtbank rekening met haar jonge leeftijd en weegt de rechtbank mee dat zij niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte lang in voorarrest heeft gezeten en dat zij zich de afgelopen maanden aan stevige voorwaarden heeft moeten houden. Hoewel dat ook een periode minder goed is gegaan, heeft de verdachte de laatste tijd een positieve ontwikkeling laten zien en zich begeleidbaar opgesteld. Verder weegt de rechtbank nog mee dat het bewezenverklaarde de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, gelet op de doorwerking van de bij haar geconstateerde stoornissen. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige op dit punt over en maakt die tot de hare.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de onvoorwaardelijk op te leggen jeugddetentie niet langer moet zijn dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal daarom een jeugddetentie opleggen voor de duur van 46 dagen, met aftrek van voorarrest.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank het van belang dat de verdachte ook een directe consequentie ervaart van haar strafbare gedrag. Om die reden zal de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 85 uren opleggen. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank de door de deskundigen geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen voor de volledige duur van de proeftijd. Om het recidiverisico te verlagen en ervoor te zorgen dat de verdachte zich positief ontwikkelt, is het belangrijk dat de verdachte op een woongroep verblijft, naar school gaat of dagbesteding heeft, een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling volgt en dat de jeugdreclassering daarop toezicht houdt.
Door de officier van justitie is ook de oplegging van de maatregel ex artikel 38v Sr gevorderd. De rechtbank acht het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr, gelet op het verloop van het toezicht in de afgelopen maanden, waarin de verdachte geen contact heeft gezocht of gehad met de slachtoffers en de medeverdachten, in dit geval niet passend vanwege de zwaarte van het middel.
De rechtbank ziet wel aanleiding een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers op te leggen in de vorm van een bijzondere voorwaarde, gelet op het advies van de Raad en de gevoelens van onveiligheid van de slachtoffers.
Tot slot zal de rechtbank, gelet op de zorgen die zijn benoemd in het raadsonderzoek en het psychologisch onderzoek, ook een taakstraf in de vorm van een leerstraf voor de duur van 35 (vijfendertig) uren opleggen, te weten de gedragsinterventie TACt Plus. Op die manier kan zo snel mogelijk worden gestart met een interventie gericht op gedragsverandering van de verdachte, in afwachting en ter voorbereiding van haar behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.