ECLI:NL:RBNHO:2024:11328

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
11302612 \ VV EXPL 24-75
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontruiming huurwoning wegens overlast door huurder met laatste kans tot verbetering

In deze zaak vordert Stichting Intermaris in kort geding de ontruiming van een huurwoning vanwege overlast door de huurder. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, ondanks de vastgestelde overlast. De huurder krijgt een laatste kans om zijn gedrag aan te passen en zijn huurwoning te behouden. De zaak begon met een dagvaarding op 4 oktober 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 14 oktober 2024. Intermaris had eerder al meerdere waarschuwingen gegeven aan de huurder, die sinds september 2012 in de woning woont. De huurder heeft erkend dat hij zich laat provoceren en heeft inmiddels hulp gezocht. De kantonrechter oordeelt dat er voldoende zicht is op verbetering, waardoor ontruiming op dit moment niet gerechtvaardigd is. De beslissing houdt rekening met de ernst van de situatie, maar biedt de huurder de kans om zijn gedrag te verbeteren. De kosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11302612 \ VV EXPL 24-75
Uitspraakdatum: 28 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de stichting
Stichting Intermaris
gevestigd te Hoorn
eiseres
verder te noemen: Intermaris
gemachtigde: mr. K. Mels
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. K. Holtrop (Stichting Univé Rechtshulp)
De zaak in het kort
In deze zaak vordert een verhuurder in kort geding ontruiming van een huurwoning, vanwege overlast door de huurder. De vordering wordt afgewezen. Er is weliswaar sprake van overlast door de huurder, maar de huurder krijgt nog een laatste kans om zijn gedrag aan te passen en zijn huurwoning te behouden.

1.Het procesverloop

1.1.
Intermaris heeft [gedaagde] op 4 oktober 2024 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2024. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Intermaris heeft pleitaantekeningen overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben Intermaris en [gedaagde] bij brieven van 8 en 9 oktober 2024 nog stukken toegezonden. [gedaagde] heeft ter zitting nog een stuk overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 14 september 2012 de woning aan het [adres] in [plaats] (van de rechtsvoorgangster) van Intermaris (hierna: het gehuurde of de woning).
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden Huurovereenkomst
Zelfstandige Woonruimte van (de rechtsvoorgangster van) Intermaris (versie 6 juli 2009) van toepassing (hierna: de algemene voorwaarden). In de algemene voorwaarden staat onder andere het volgende:
“6.6. Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder (…)”.
2.3.
Op 24 juli 2024 heeft Intermaris [gedaagde] een brief gestuurd met als onderwerp ‘Overlast laatste waarschuwing’. Intermaris heeft in deze brief onder andere geschreven dat zij al een zeer lange periode overlastklachten van omwonenden ontvangt over [gedaagde] , dat de overlast diverse keren met hem is besproken en dat [gedaagde] zorg in de vorm van begeleiding en medicatie weigert. Verder verwijst Intermaris naar een afspraak bij haar op kantoor waar [gedaagde] en zijn vorige gemachtigde aanwezig waren, waarbij is afgesproken dat [gedaagde] zijn buren met rust zou laten en zorg zou willen accepteren. Op 13 augustus 2024 heeft Intermaris deze brief gerectificeerd.
2.4.
Op 23 augustus 2024 heeft Intermaris, omdat zij nog steeds overlastklachten ontving, eenzijdig een gedragsaanwijzing opgelegd.
2.5.
Bij brief van 5 september 2024 heeft (de advocaat van) Intermaris aan [gedaagde] laten weten dat zij overlastklachten over hem blijft ontvangen en dat zij een kortgedingprocedure zal starten om ontruiming van de woning te vorderen indien [gedaagde] niet zelf de huurovereenkomst opzegt.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Intermaris vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van [gedaagde] :
I. om binnen 48 uur na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen;
II. tot betaling van een bedrag van € 602,92 per (gedeelte van een) maand, zolang het gehuurde niet is ontruimd;
III. tot betaling van de proces- en nakosten en wettelijke rente.
3.2.
Intermaris legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] in strijd handelt met de algemene voorwaarden en de wet. [gedaagde] gedraagt zich niet als goed huurder door ernstige overlast en onveiligheid richting omwonenden te veroorzaken. [gedaagde] houdt geen enkele rekening met zijn leefomgeving. De in het complex wonende mensen, waaronder minderjarige kinderen, zijn bang voor [gedaagde] . De situatie is onhoudbaar en Intermaris moet ingrijpen. Intermaris moet het woongenot en de veiligheid van de andere bewoners van het appartementencomplex waarborgen. Gelet op de zeer ernstige tekortkomingen van [gedaagde] zal naar verwachting ook in een gewone procedure (bodemprocedure) de ontbinding van de huurovereenkomst worden uitgesproken. Vooruitlopend op de eventuele ontbinding in een bodemprocedure, vordert Intermaris in deze procedure de ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de gevorderde ontruiming van het gehuurde. Het verweer zal hieronder bij de beoordeling van de vordering worden betrokken.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat voor toewijzing in kort geding van een vordering tot ontruiming van een huurwoning een ‘hoge lat’ geldt. Toewijzing van zo’n vordering is immers een zeer ingrijpende maatregel en maakt een grote inbreuk op het woonrecht en het woonbelang van een huurder.
4.2.
Voor toewijzing van een dergelijke vordering zal dan ook alleen plaats zijn als sprake is van ernstige overlast en concrete klachten, zonder dat er uitzicht op verbetering is, en waarbij het in hoge mate waarschijnlijk is dat de rechter in een bodemprocedure ook tot toewijzing van die vordering zal komen.
4.3.
Daarbij komt dat in een kort geding geen plaats is voor uitvoerig feitenonderzoek of het horen van getuigen. Daarnaast moet de vordering in kort geding voldoende spoedeisend zijn, in die zin dat van een eisende partij niet kan worden gevergd dat deze de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.4.
[gedaagde] betwist dat Intermaris een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De kantonrechter volgt [gedaagde] hierin niet, omdat het spoedeisend belang al volgt uit de aard van de vordering, te weten een vordering tot ontruiming wegens overlast.
4.5.
Intermaris heeft op basis van de stukken voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] vanaf september 2023 wekelijks ernstige overlast heeft veroorzaakt en dat [gedaagde] daarbij heftige bewoordingen gebruikt. Dat Intermaris moet optreden tegen [gedaagde] is duidelijk. [gedaagde] ontkent weliswaar in algemene zin de door Intermaris aangevoerde overlast, maar hij erkent ook dat hij zich laat provoceren, dat hij een luide stem heeft die soms niet zo vriendelijk is en dat hij wel eens wat ongepaste woorden heeft gebruikt. [gedaagde] heeft de klachten zoals die uit de stukken blijken in ieder geval onvoldoende gemotiveerd weersproken. Er is dan ook sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst.
4.6.
Vervolgens moet worden beoordeeld of die tekortkoming een ontruiming van de woning rechtvaardigt. Zoals hiervoor is overwogen, is ontruiming van een huurder uit zijn woning een ingrijpend middel en moet er in een dergelijk geval sprake zijn van ernstige overlast en concrete klachten, zonder dat er uitzicht op verbetering bestaat. De kantonrechter is van oordeel dat op dit moment een ontruiming van de woning (nog) niet gerechtvaardigd is. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.7.
Op de zitting heeft [gedaagde] verklaard dat hij geholpen wil worden en dat hij inmiddels zijn huisarts en de GGD om hulp heeft gevraagd. [gedaagde] heeft medicijnen van de huisarts voorgeschreven gekregen om hem rustiger te maken. [gedaagde] geeft ook aan open te staan voor het gebruik van aanvullende medicijnen en hulpverlening. [gedaagde] wil daarnaast een zorgmachtiging verkrijgen voor een (verdere) behandeling, en op de zitting is gebleken dat [gedaagde] recent bij een psychiater van de GGD is geweest in het kader van de aanvraag van een zorgmachtiging.
4.8.
Uit een door [gedaagde] overgelegde brief van 11 oktober 2024 van de behandelend psychiater blijkt dat er door problemen in de communicatie belemmeringen zijn geweest in de begeleiding en behandeling van [gedaagde] , onder andere doordat de GGD niet op de hoogte is gesteld van de waarschuwing in de brief van Intermaris van 24 juli 2024. Blijkens de brief van de psychiater zijn er in september en oktober 2024 verschillende stappen gezet om te komen tot een zorgmachtiging. De psychiater verklaart ook dat indien [gedaagde] de juiste hulp toelaat en goede begeleiding en zorg krijgt, [gedaagde] weer een goede huurder zal zijn.
4.9.
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, de toelichting van [gedaagde] en de gegevens van de behandelend psychiater, is een ontruiming van de woning op dit moment en te vergaand middel en niet gerechtvaardigd. Daarbij is van belang dat voldoende aannemelijk is geworden dat de hulpverlening voor [gedaagde] pas recent echt van de grond is gekomen, dat er concrete stappen zijn gezet door het aanvragen van een zorgmachtiging, en dat [gedaagde] inmiddels behandeling accepteert en daaraan meewerkt. Dat betekent dat er een duidelijk zicht op verbetering is, waarmee verdere overlast kan worden voorkomen.
4.10.
De kantonrechter gaat ervan uit dat [gedaagde] de ernst van de situatie en zijn eigen rol daarin inmiddels inziet en beseft dat hij zijn gedrag moet aanpassen om de woning te behouden. Het komt erop neer dat [gedaagde] met dit vonnis nog een laatste kans krijgt om zijn gedrag aan te passen en de juiste hulp te aanvaarden. Als [gedaagde] deze laatste kans niet grijpt en de overlast niet stopt, is de kans zeer groot dat hij in een volgende procedure alsnog wordt veroordeeld om de woning te ontruimen.
4.11.
De kantonrechter realiseert zich dat dit oordeel nogal wat vraagt van de omwonenden, die de overlast hebben moeten ervaren en ondergaan. Hiervoor is echter uitgelegd dat dit oordeel voortvloeit uit de strenge toets die geldt voor een vordering tot ontruiming in kort geding en de omstandigheid dat [gedaagde] een laatste kans krijgt om zijn gedrag te verbeteren.
4.12.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Intermaris tot ontruiming van het gehuurde zal afwijzen.
4.13.
Ook de gevorderde gebruiksvergoeding wordt afgewezen, omdat daarvoor geen grondslag bestaat.
4.14.
De kantonrechter zal bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten moet betalen. Weliswaar wordt de vordering van Intermaris afgewezen, maar hiervoor is ook geoordeeld dat [gedaagde] overlast heeft veroorzaakt, dat hij tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en dat hij een laatste kans krijgt op behoud van zijn woning. Gelet daarop is een veroordeling van Intermaris in de proceskosten niet passend.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter