ECLI:NL:RBNHO:2024:11286

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
11032414 \ CV EXPL 24-2217
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van de informatieplichten in een kinderopvangzaak met betrekking tot precontractuele en contractuele verplichtingen

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 23 oktober 2024, een verstekvonnis gewezen in de zaak tussen Stichting Kinderopvang Haarlemmermeer en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij vorderde betaling van € 1.797,34, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter heeft ambtshalve de (pre)contractuele informatieplichten van de eisende partij getoetst, zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW).

De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet voldoende had onderbouwd dat zij aan de informatieplicht had voldaan, met name met betrekking tot het wettelijk herroepingsrecht. De rechter benadrukte dat het aan de eisende partij is om expliciet aan te geven waar de relevante informatie te vinden is in de overgelegde producties. Het ontbreken van deze onderbouwing kan in toekomstige zaken leiden tot afwijzing van de vordering.

Daarnaast heeft de kantonrechter vastgesteld dat de eisende partij ook niet had voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW. De rechter heeft de overeenkomsten gedeeltelijk vernietigd, omdat de schending van de precontractuele informatieplicht gevolgen heeft voor de herroepingstermijn. De kantonrechter heeft besloten dat een vernietiging van 10% van de verschuldigde hoofdsom voldoende is. De vordering tot vergoeding van verschenen rente werd afgewezen, omdat deze over een te hoog bedrag was berekend. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 1.344,20, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11032414 \ CV EXPL 24-2217
Uitspraakdatum: 23 oktober 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Kinderopvang Haarlemmermeer
te Hoofddorp
de eisende partij
gemachtigde: De Best & Partners B.V.
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 1.797,34, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.493,56 vanaf 14 maart 2024 en de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.3.
Vooropgesteld wordt dat de eisende partij haar standpunten met betrekking tot de (pre)contractuele informatieplichten strikt genomen onvoldoende heeft onderbouwd. De eisende partij moet expliciet en op een duidelijke manier aangeven op producties welke informatie van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante informatie in de betreffende producties te arceren, maar tenminste door aan te geven op welke bladzijde van de productie de betreffende informatie te vinden is). Het is niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie in het dossier. De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat het ontbreken van een dergelijke onderbouwing in eventuele vervolgzaken kan leiden tot afwijzing van de vordering.
2.4.
Uit de toelichting en de stukken blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW heeft voldaan. Dit artikel bepaalt onder meer dat de consument moet worden gewezen op het wettelijk herroepingsrecht (artikel 6:230o BW). De eisende partij stelt dat de informatie over het herroepingsrecht is opgenomen in de toepasselijke algemene voorwaarden. De kantonrechter is van oordeel dat de gedaagde partij hiermee niet op duidelijke en begrijpelijke wijze op de hoogte is gebracht van deze informatie. De gedaagde partij had er vóór het sluiten van de overeenkomst tenminste expliciet op gewezen moeten worden dát deze informatie in de algemene voorwaarden te vinden is. Niet gesteld of gebleken is dat daaraan is voldaan.
Ambtshalve toetsing van de contractuele informatieplichten
2.5.
Ook heeft de eisende partij nagelaten (voldoende) te stellen en onderbouwen dat de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW volledig is nagekomen. Deze informatieplicht houdt kortgezegd in dat de eisende partij een bevestiging van de overeenkomst aan de consument moet verstrekken met daarin de in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie. De overgelegde overeenkomst kwalificeert als duurzame gegevensdrager als bedoeld in artikel 6:230g lid 1 onder h BW, maar daarin ontbreekt informatie over het wettelijke herroepingsrecht van artikel 6:230m lid 1 onder h BW.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.6.
De schending van de precontractuele informatie over het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, echter met ten hoogste twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Nu deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomsten heeft willen herroepen, zal de kantonrechter aan dit gebrek enkel de hieronder te noemen sanctie verbinden.
2.7.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 [2] moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.8.
In deze zaak heeft de eisende partij de essentiële (pre)contractuele informatieplicht zoals opgenomen in artikel 6:230m lid 1 onder h BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomsten gedeeltelijk vernietigen. Omdat alleen de (pre)contractuele informatie over het herroepingsrecht is geschonden is de kantonrechter van oordeel dat, mede gelet op de aard van de onderhavige overeenkomsten, een vernietiging van 10% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom voldoende doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig is.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.9.
De kantonrechter moet ook ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a BW, waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
2.10.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomst (i) de Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2016 (hierna: de algemene voorwaarden 2017) en (ii) de Aanvullende algemene voorwaarden Stichting Kinderopvang Haarlemmermeer (hierna: de aanvullende voorwaarden) van toepassing zijn verklaard. De kantonrechter zal de daarin opgenomen bedingen die verband houden met de vordering hierna toetsen op (on)eerlijkheid.
2.11.
In artikel 17 van de algemene voorwaarden 2017 staat een rente- en incassobeding. Dat artikel luidt als volgt:

ARTIKEL 17 – De betaling / Niet-tijdige betaling
1.
De Ouder betaalt op basis van een Schriftelijke factuur en uiterlijk op de factuur vermelde betalingsdatum. Een eventueel beroep op een gestelde borg staat gelijk aan een betaling. De factuur wordt kosteloos verstrekt.
2.
Indien een Ouder betaalt aan een door de Ondernemer aangewezen derde geldt dit voor de Ouder als bevrijdende betaling. De aanwijzing door de Ouder van een derde die voor het doen van betalingen dient zorg te dragen, staat niet aan de aansprakelijkheid van de Ouder voor (tijdige) betaling in de weg Een eventuele betaling door een derde voor de Ouder geldt wel als een bevrijdende betaling door die Ouder.
3.
Bij gebreke van volledige en tijdige betaling is de Ouder van rechtswege in verzuim.
4.
De Ondernemer zendt na het verstrijken van de betalingsdatum een Schriftelijke betalingsherinnering en geeft de Ouder de gelegenheid binnen 14 dagen na ontvangst van deze betalingsherinnering alsnog te betalen. Verder waarschuwt de Ondernemer de Ouder in deze betalingsherinnering voor de opzeggingsbevoegdheid van de Ondernemer op grond van 10 lid 3 sub a. Deze betalingsherinnering moet minimaal 14 dagen vóór de datum waarop die bevoegdheid ontstaat zijn verzonden.
5.
Als na het verstrijken van de termijn genoemd in de betalingsherinnering nog steeds niet is betaald, brengt de ondernemer rente in rekening vanaf het verstrijken van de in de factuur genoemde uiterste betalingsdatum. Deze rente is gelijk aan de wettelijke rente.
6.
Door de Ondernemer gemaakte buitengerechtelijke kosten om betaling van een schuld van de Ouder af te dwingen, kunnen aan de Ouder in rekening worden gebracht. De hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten is onderworpen aan wettelijke grenzen.
7.
Een gedane betaling strekt in de eerste plaats ter voldoening van de verschuldigde kosten en rente en vervolgens ter voldoening van de oudst openstaande schulden.
2.12.
In artikel 2 lid 3 van de aanvullende voorwaarden staat het volgende:

SKH zal in aanvulling op artikel 17 van de Branchevoorwaarden de ouder(s)/verzorger(s) een extra betalingsmogelijkheid bieden door het verzenden van een 2e betalingsherinnering met een betaaltermijn van 7 dagen. Op dat moment rekent SKH de wettelijk toegestane buitengerechtelijke kosten door van ten minste € 40,00.
2.13.
Deze bedingen zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden. Daarom worden ze in stand gelaten.
2.14.
Uit de overgelegde stukken blijkt echter dat de eisende partij de buitengerechtelijke incassokosten al bij de gedaagde partij in rekening heeft gebracht na de veertiendagenbrief ex artikel 6:96 lid 6 BW in plaats van (zoals tussen partijen is overeengekomen [3] ) na de 2e betalingsmogelijkheid van zeven dagen. Deze kosten zullen daarom worden afgewezen.
Wat is toewijsbaar?
2.15.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 1.344,20 (€ 1.493,56 x 0,90) aan hoofdsom toewijsbaar.
2.16.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de datum van de dagvaarding.
Conclusie en proceskosten
2.17.
De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
2.18.
De proceskosten komen voor rekening van de gedaagde partij, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.344,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 137,39
griffierecht € 372,00
salaris gemachtigde € 204,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
3.Zie artikel 2 lid 3 van de aanvullende voorwaarden.