ECLI:NL:RBNHO:2024:11284

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
1 november 2024
Zaaknummer
10895599 CV EXPL 24-542
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van algemene voorwaarden in een kinderopvangovereenkomst met betrekking tot informatieplichten en oneerlijke bedingen

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 23 oktober 2024 een eindvonnis gewezen in een geschil tussen Smallsteps B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De zaak betreft een kinderopvangovereenkomst waarbij de kantonrechter ambtshalve de algemene voorwaarden heeft getoetst op de aanwezigheid van oneerlijke bedingen en de naleving van informatieplichten. De eisende partij, Smallsteps B.V., heeft bij akte de toepasselijke algemene voorwaarden overgelegd en zich uitgelaten over de (on)eerlijkheid van de daarin opgenomen bedingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de relevante artikelen in de algemene en aanvullende voorwaarden niet oneerlijk zijn en in stand blijven.

Daarnaast heeft de kantonrechter de (pre)contractuele informatieplichten beoordeeld. De eisende partij stelde dat deze niet van toepassing waren, maar de kantonrechter oordeelde dat de kinderopvangovereenkomst niet onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek valt. De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij voldoende had aangetoond dat voldaan was aan de informatieplichten van artikel 6:230l BW.

De vordering van de eisende partij werd toegewezen, en de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.948,24, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.P.E. Oomens en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10895599 CV EXPL 24-652
Uitspraakdatum: 23 oktober 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Smallsteps B.V.
te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: Coeo Incasso B.V.
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 28 februari 2024 (hierna: het tussenvonnis) is de eisende partij door de kantonrechter in de gelegenheid gesteld om de toepasselijke algemene voorwaarden te overleggen en om zich uit te laten over de eventuele (on)eerlijkheid van de daarin opgenomen bedingen die verband houden met de vordering. Daaraan heeft de eisende partij uitvoering gegeven bij akte van 27 maart 2024 (hierna: de akte).

2.De verdere beoordeling

Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.1.
De kantonrechter begrijpt dat op de onderhavige overeenkomst de ‘Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2017’ (hierna: de algemene voorwaarden) en de ‘Aanvullende voorwaarden Smallsteps versie 1 januari 2020’ (hierna: de aanvullende voorwaarden) van toepassing zijn. De kantonrechter zal de daarin opgenomen bedingen die verband houden met de vordering toetsen op (on)eerlijkheid.
2.2.
Artikel 17 van de algemene voorwaarden betreft een rente- en incassobeding en artikel 16 een prijswijzigingsbeding. Deze bedingen zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden. Daarom worden ze in stand gelaten.
2.3.
Artikel 15 van de aanvullende voorwaarden betreft ook een rente- en incassobeding en in artikel 16 van deze voorwaarden staat ook een prijswijzigingsbeding. Deze bedingen zijn beknopter opgeschreven dan de hiervoor bedoelde bedingen in de algemene voorwaarden, maar inhoudelijk zijn deze (nagenoeg) gelijk. Omdat uit de aanvullende voorwaarden duidelijk blijkt dat de daarin opgenomen artikelen een aanvulling zijn op de algemene voorwaarden, waarin de hiervoor genoemde niet-oneerlijke bedingen zijn opgenomen, en ook de bedingen in de aanvullende voorwaarden aansluiten bij de wettelijke regels daaromtrent, is de kantonrechter van oordeel dat de gedaagde partij kon weten waar zij contractueel aan gehouden kan worden. Ook deze bedingen zijn daarom niet oneerlijk en worden in stand gelaten.
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.4.
In de dagvaarding heeft de eisende partij primair gesteld dat de bepalingen over de (pre)contractuele informatieverplichtingen niet van toepassing zijn op de onderhavige overeenkomst, omdat deze overeenkomst kwalificeert als kinderzorg en daarom valt onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter volgt de eisende partij niet in haar stelling. Met “sociale diensten”, zoals omschreven in artikel 6:230h lid 2 sub c BW wordt gedoeld op diensten die worden verleend aan mensen die bijzonder kwetsbaar zijn of een laag inkomen hebben, of mensen die een bijzondere behoefte hebben aan hulp, ondersteuning, bescherming en aanmoediging in een specifieke levensfase (overweging 29 Richtlijn 2011/83/EU). Deze diensten zijn uitgesloten omdat in deze situatie verdergaande bescherming voor de zwakkere partij wenselijk is. De (commerciële) kinderopvangovereenkomst die in deze zaak aan de orde is, valt niet onder de definitie van een “sociale dienst”, zodat artikel 6:230h lid 2 sub c BW niet van toepassing is.
2.5.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter al geoordeeld dat uit de stellingen van de eisende partij blijkt dat de overeenkomst is gesloten in de verkoopruimte van de eisende partij. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f BW. Alhoewel de eisende partij heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de (meer omvattende) informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW, heeft zij hiermee (in ieder geval) voldoende toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de betreffende informatieplichten van artikel 6:230l BW.
Conclusie en proceskosten
2.6.
De vordering wordt toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
2.7.
De gedaagde partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de akte komen echter voor rekening van de eisende partij, omdat het aan haarzelf te wijten is dat deze genomen moest worden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.948,24, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.587,23 vanaf 4 januari 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 137,38
griffierecht € 372,00
salaris gemachtigde € 204,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter