ECLI:NL:RBNHO:2024:11223

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 november 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
24/6641
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake Wet open overheid

Op 1 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker, wonende in Santpoort-Noord, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen. Verzoeker had een verzoek om informatie ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo), welke door het college op 12 september 2024 was afgewezen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat de afwijzing onterecht was en dat er een spoedeisend belang bestond bij openbaarmaking van de gevraagde informatie.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van een voldoende spoedeisend belang. Volgens artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een voorlopige voorziening alleen worden getroffen als er onverwijlde spoed vereist is. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat verzoeker niet had aangetoond dat er onomkeerbare gevolgen zouden optreden als de informatie niet onmiddellijk werd openbaar gemaakt. Bovendien was er geen evident onrechtmatig besluit van het college vastgesteld.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. In dit geval was er onvoldoende bewijs dat het maatschappelijke belang bij openbaarmaking zo tijdgevoelig was dat de bodemprocedure niet kon worden afgewacht. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/6641

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 november 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Santpoort-Noord, verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.2
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 12 september 2024 afgewezen, omdat de informatie waarover het college beschikt al openbaar is. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en de voorzieningenrechter in verband met deze afwijzing verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.1
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
2.2
De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is. Het verzoek is dan ook kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom af.
2.3
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Overwegingen

3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Er moet dus niet gewacht kunnen worden op de afhandeling van het geschil in de hoofdzaak. Daarvan kan sprake zijn als er door de werking van het besluit een feitelijke of juridische situatie zou ontstaan die onomkeerbare gevolgen zou hebben.
4. Verzoeker voert hierover aan dat hij te lang heeft moeten wachten op een besluit op zijn verzoek van 13 juni 2022 waarin hij heeft verzocht om Woo-informatie omtrent de plannen voor een azc in Santpoort-Noord. Het gaat hier om een actueel maatschappelijk belang en tijdgevoelige informatie die samenhangt met politieke ontwikkelingen. Met een getroffen voorlopige voorziening kunnen voldongen feiten en verdere vertraging worden voorkomen. Bovendien zal van het treffen van een voorlopige voorziening precedentwerking uitgaan die het vertrouwen in de overheid ten goede zal komen.
5.1
De voorzieningenrechter is van oordeel dat een voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening in dit geval ontbreekt. Daarvoor is het volgende van belang.
5.2
Een verzoek om voorlopige voorziening waarin wordt gevraagd om openbaarmaking van de gevraagde stukken komt niet snel voor toewijzing in aanmerking, omdat een dergelijke voorziening een onomkeerbaar karakter heeft. Als stukken eenmaal openbaar zijn, zijn zij openbaar. Ook maakt een dergelijke voorziening een beslissing op het bodemgeding zinloos. Daarom is voor toewijzing van een dergelijk verzoek in beginsel alleen plaats als ernstig moet worden getwijfeld aan de rechtmatigheid van het besluit én er een zeer zwaarwegend spoedeisend belang is dat het treffen van een dergelijke voorziening noodzakelijk maakt.
5.3
Daarbij komt dat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het maatschappelijke belang bij openbaarmaking zodanig tijdgevoelig is dat de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Ook heeft verzoeker onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake zal zijn van voldongen feiten als hij de uitkomst van de bezwaarprocedure moet afwachten.
5.4
Verder is dit geen situatie waarin voor de voorzieningenrechter op voorhand duidelijk is dat de mededeling, dat alle relevante informatie al openbaar is, onjuist is. Van een evident onjuist (onrechtmatig) besluit is dan geen sprake.

Conclusie en gevolgen

6. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.