ECLI:NL:RBNHO:2024:11216

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
9702248 \ CV EXPL 22-1133
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagier bij vertraagde vlucht en de verplichtingen van de vervoerder

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, over compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam via Frankfurt naar Philadelphia, maar arriveerde met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken. De passagier betwistte dit en stelde dat de vervoerder niet adequaat had gehandeld.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen. De passagier was omgeboekt naar een alternatieve vlucht die een dag later vertrok, wat niet als een redelijke maatregel werd beschouwd. De rechter concludeerde dat de vervoerder niet kon bewijzen dat er geen andere alternatieve vluchten beschikbaar waren die de passagier eerder naar de eindbestemming hadden kunnen brengen. Daarom werd de vordering van de passagier toegewezen, en werd de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 708,90, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van vervoerders onder de Verordening (EG) nr. 261/2004, die passagiers beschermt bij vertragingen en annuleringsgevallen. De vervoerder moet kunnen aantonen dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om vertragingen te voorkomen, anders zijn zij verplicht om compensatie te betalen aan de passagier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9702248 \ CV EXPL 22-1133
Uitspraakdatum: 16 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.A. Pluijm en L.E. Schalk (Russell Advocaten)
De zaak in het kort
De passagier heeft van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De passagier stelt dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging zoveel mogelijk te beperken. De vordering wordt toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar op 19 december 2019 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt International Airport (Duitsland) naar Philadelphia International Airport (Verenigde Staten), met vluchtcombinatie LH989 en LH426.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht LH989 van Amsterdam naar Frankfurt (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de overstap op de aansluitende vlucht gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00 (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht gevolg was van (een doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De vertraging kon ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen.
4.3.
De passagier betwist niet dat er sprake is van buitengewone omstandigheden, maar betwist wel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt op dezelfde aansluitende vlucht (LH426), een dag later. Met deze vlucht zou zij, volgens de planning, met 24 uur vertraging aankomen op de eindbestemming. Uiteindelijk is er tijdens de uitvoer van vlucht LH426, tijd ingehaald waardoor zij met 23 uur en 45 minuten vertraging is aangekomen. Er waren diverse alternatieve vluchten die de passagier met minder vertraging naar de eindbestemming hadden kunnen vervoeren. Volgens de passagier zitten vliegtuigen zelden volledig vol. Daarom was dit niet de eerst beschikbare alternatieve vlucht, aldus de passagier.
4.4.
De vervoerder stelt dat er geen plaats beschikbaar was op de door de passagier genoemde alternatieve vluchten. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat hij gebruik maakt van een automatisch boekingssysteem. Dit systeem kiest altijd de eerst mogelijke vlucht. Als er wel een plaats beschikbaar was dan was dat wel naar voren gekomen in het omboekingssysteem, aldus de vervoerder.
4.5.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagier op de eindbestemming te beperken. Het is namelijk in beginsel geen redelijke maatregel, als de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt. Dit is alleen anders als er geen enkele andere mogelijkheid voor een alternatieve vlucht bestond die op een minder laat tijdstip aankwam dan het aangeboden alternatief, of dat het organiseren daarvan een onaanvaardbaar offer betekende gelet op de mogelijkheden van haar onderneming op het relevante tijdstip. [1] Bij de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’, gaat de kantonrechter uit van een tijdruimte en een tijdsduur van 24 uur.
4.6.
De vervoerder heeft het betoog van de passagier dat de passagier niet is omgeboekt naar de eerstvolgende alternatieve vlucht, onvoldoende weersproken. De enkele stelling dat er geen plaats beschikbaar was op de genoemde vluchten omdat die niet in het boekingssysteem naar voren zijn gekomen, is daartoe onvoldoende. Uit het eerder genoemde arrest van het Hof volgt namelijk dat het aan de vervoerder is om aannemelijk te maken dat er geen andere mogelijkheden waren dan wel dat sprake zou zijn van onaanvaardbare offers als de passagier was omgeboekt naar eerdere alternatieve vluchten. Daar is hij niet in geslaagd.
4.7.
Bij gebrek aan een nadere onderbouwing van de vervoerder kan daarom niet worden aangenomen dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te beperken. Vaststaat namelijk dat de passagier is omgeboekt naar dezelfde vlucht die één dag later vertrok. Ook als de uiteindelijke vertraging wellicht een paar minuten minder bedraagt dan 24 uur, oordeelt de kantonrechter dat dit verschil van 15 minuten niet maakt dat tot de conclusie kan worden gekomen dat de vervoerder ten aanzien van de passagier wel alle redelijke maatregelen heeft getroffen. Daarom slaagt het verweer van de vervoerder niet. De vordering van de passagier zal worden toegewezen.
4.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering gemotiveerd betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagier heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Het primair gevorderde bedrag is hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. De kantonrechter zal de vordering daarom toewijzen tot het wettelijke tarief, namelijk € 108,90 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen.
4.9.
De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagier heeft daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Het is niet gesteld of gebleken dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum had.
4.10.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 708,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf 19 december 2019, en over € 108,90 vanaf 6 december 2021, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 214,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
nakosten € 67,50, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.