ECLI:NL:RBNHO:2024:11214

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
10890784 \ CV EXPL 24-619
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten na vertraging van vlucht

In deze zaak hebben de passagiers van een vlucht van Amsterdam naar Kaapstad via München de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, aangesproken voor betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De passagiers hebben hun eis verminderd en stellen dat de procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder eerder meer informatie had gegeven over de oorzaak van de vertraging van hun vlucht op 29 april 2022. De vervoerder heeft echter aangevoerd dat de passagiers niet voldeden aan de Duitse wetgeving, waardoor hij geen inhoudelijke reactie kon geven. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagiers niet aan de verzoeken van de vervoerder hebben voldaan voordat zij een gerechtelijke procedure zijn gestart. Hierdoor is de vordering van de passagiers afgewezen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers in het ongelijk zijn gesteld en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten, inclusief nakosten, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis is uitgesproken op 16 oktober 2024 door kantonrechter M.W. Koenis in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10890784 \ CV EXPL 24-619
Uitspraakdatum: 16 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
3.
[eiser 3]
allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali (Russell Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder, na vermindering van eis, gevorderd dat hij veroordeeld zal worden tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten omdat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven over de oorzaak van de vertraging van een vlucht.. De vervoerder voert aan dat de passagiers niet aan de Duitse wet voldeden en dat hij daarom geen inhoudelijke reactie heeft kunnen geven. De kantonrechter is van mening dat het in de weg van de passagiers lag om aan de verzoeken van de vervoerder te voldoen voordat zij een gerechtelijke procedure starten. De vordering van de passagiers wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 29 april 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Franz Josef Strauss Airport, München (Duitsland) naar Kaapstad Airport (Zuid-Afrika) met vluchtcombinatie LH2307 en LH574.
2.2.
Vlucht LH2307 van Amsterdam naar München (hierna: de vlucht) is met een vertraging uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar de eindbestemming gemist. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen, na vermindering van eis, veroordeling van de vervoerder tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers stellen dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven over de oorzaak van de vertraging van de vlucht. Daarom moet de vervoerder de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten vergoeden, aldus de passagiers.
3.3.
De vervoerder betwist dit. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De passagiers hebben bij conclusie van repliek erkend dat hen geen compensatie toekomt als bedoeld in artikel 7 van de Verordening en hebben de gevorderde hoofdsom ingetrokken. De passagiers vorderen nog wel vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Zij stellen daartoe dat de vervoerder hen nodeloos heeft gedwongen om deze procedure op te starten omdat hij voorafgaand aan de procedure geen informatie over de oorzaak van de vertraging heeft gegeven. Als hij dit wel had gedaan, hadden zij de procedure niet opgestart, aldus de passagiers.
4.3.
De vervoerder betwist dit. Hij voert aan dat hij de vordering niet in behandeling kon nemen omdat de gemachtigde van de passagiers geen incassoregistratie had overgelegd. Dit is volgens de Duitse wetgeving verplicht. Omdat de gemachtigde van de passagiers overgaat tot het innen van vorderingen in Duitsland, wordt de minnelijke relatie tussen haar en de vervoerder beheerst door de Duitse wet. Als de gemachtigde van de passagiers aan de Duitse wetgeving had voldaan, had de vervoerder alle benodigde informatie kunnen overleggen en de was de procedure niet nodig was geweest, aldus de vervoerder. Dit volgt volgens de vervoerder uit de
Rechtsdienstleistungsgesetsz (RDG).Dit is een Duitse wet die beperkingen stelt aan buitengerechtelijke (incasso) diensten, aldus de vervoerder.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de brieven die door de passagiers zijn overgelegd als productie 3 bij dagvaarding blijkt dat de vervoerder eerst heeft verzocht om een incassoregistratie van de gemachtigde van de passagiers, zoals vastgelegd in de eerder genoemde Duitse wetgeving. Hij heeft aangegeven pas na ontvangst hiervan inhoudelijk te kunnen reageren. Uit de stukken blijkt niet dat de passagiers aan deze verzoeken voldaan hebben of waarom zij hier niet aan hebben voldaan. De passagiers betwisten dat de Duitse wet van toepassing is op de incassohandelingen, maar motiveren dit niet nader. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de vervoerder incassoregistratie van de gemachtigde in redelijkheid als voorwaarde voor het behandelen van de vordering heeft kunnen stellen. Nu de passagiers dit hebben nagelaten, kunnen zij de vervoerder niet verwijten dat hij niet eerder inhoudelijk heeft gereageerd dan bij conclusie van antwoord. De vordering van de passagiers zal daarom worden afgewezen.
4.5.
De passagiers zullen in het ongelijk worden gesteld. Daarom zullen zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter