In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, vertegenwoordigd door mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Wroclaw via Frankfurt. De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt, LH993, was vertraagd, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht naar Wroclaw miste. AirHelp vorderde een compensatie van € 250,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij vertragingen van meer dan drie uur, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van beperkingen door de luchtverkeersleiding en dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder inderdaad niet aansprakelijk was voor de vertraging, omdat deze deels het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming was aangekomen, maar dat de vervoerder kon aantonen dat de vertraging niet te voorkomen was. De vordering van AirHelp werd afgewezen, en AirHelp werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vervoerders om aan te tonen dat vertragingen het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden om aansprakelijkheid te vermijden. De rechter bevestigde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen en dat de vordering van AirHelp niet kon slagen.