Op 23 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige. De ouders van de minderjarige volgen medische adviezen vanuit het ziekenhuis niet op, wat leidt tot een verslechtering van de gezondheidstoestand van hun dochter. De Raad heeft verzocht om een voorlopige ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden, omdat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, zoals vastgelegd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
De kinderrechter heeft op basis van de verstrekte informatie en de bijlagen in het verzoekschrift geoordeeld dat een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen. De ouders hebben tot op heden geen actie ondernomen naar aanleiding van de dringende adviezen van het ziekenhuis, wat de kinderrechter tot de conclusie brengt dat er geen vertrouwen is in de bereidheid van de ouders om de benodigde zorg voor de minderjarige te organiseren.
De kinderrechter heeft besloten dat de minderjarige voorlopig onder toezicht wordt gesteld van de Stichting Leger des Heils jeugdbescherming en Reclassering Alkmaar, met ingang van 24 januari 2024 voor de duur van drie maanden. De beslissing is mondeling gegeven door de kinderrechter op 23 januari 2024 en schriftelijk vastgelegd op 24 januari 2024, in aanwezigheid van de griffier J.E. Martha.