ECLI:NL:RBNHO:2024:11118

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
15-104614-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarigen door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn twee stiefkinderen, die op het moment van de tenlastelegging 7 en 8 jaar oud waren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat de verklaringen van de zusjes onvoldoende steunbewijs boden voor een bewezenverklaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de meisjes tijdens hun studioverhoor authentiek en gedetailleerd waren, maar dat deze niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak sprake is van één-op-één-verklaringen, waarbij het woord van het vermeende slachtoffer tegen dat van de verdachte staat. Dit maakt het noodzakelijk dat er aanvullend bewijs aanwezig is om de verklaringen te ondersteunen.

De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten, waarbij hij stelde dat de verklaringen van de meisjes elkaar ondersteunden en dat er steunbewijs was vanuit de verklaring van hun moeder. De verdediging daarentegen betoogde dat er geen steunbewijs uit onafhankelijke bron aanwezig was en dat de verdachte moest worden vrijgesproken. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de meisjes op te weinig essentiële punten overeenkwamen om als schakelbewijs te dienen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-104614-23 (P)
Uitspraakdatum: 4 oktober 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 juni 2024 en 20 september 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J. Booij en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 april 2022 tot en met 31 mei 2022 te Den Oever, gemeente Hollands Kroon, (telkens) ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, te weten [benadeelde 1], geboren op [geboortedatum 2], immers heeft verdachte telkens,
- ( over) de vagina en/of billen gestreeld en/of betast en/of gemasseerd en/of
- die [benadeelde 1] getongzoend en/of
- een dildo getoond en/of die dildo laten betasten door die [benadeelde 1];
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 april 2022 tot en met 31 mei 2022 te Den Oever, gemeente Hollands Kroon, (telkens) ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, te weten [benadeelde 2], geboren op [geboortedatum 3], immers heeft verdachte telkens,
- ( over) de vagina en/of billen gestreeld en/of betast en/of gemasseerd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de beide ten laste gelegde feiten. Volgens de officier van justitie ondersteunen de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] elkaar en worden hun verklaringen daarnaast ondersteund door de verklaring van hun moeder [getuige] waarin zij aangeeft dat [benadeelde 1] na het verblijf van moeder in het ziekenhuis haar armen kruiste als de verdachte haar een kus of een knuffel wilde geven. Verder kan als steunbewijs dienen dat er een dildo zoals door [benadeelde 1] omschreven in de woning aanwezig was. Daarnaast heeft de verdachte bevestigd dat hij de kamers van de meisjes bezocht om ze welterusten te wensen en dat [benadeelde 1] in zijn bed heeft geslapen toen haar moeder in het ziekenhuis lag.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) moet worden opgelegd, inhoudende een contactverbod met [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] moeten volgens de officier van justitie worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde toekomstige schade. De vorderingen moeten ten aanzien van de toekomstige schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de beide ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend en er zit geen enkel steunbewijs uit onafhankelijke bron in het dossier. Ook het lichamelijk onderzoek van [benadeelde 2] heeft niets opgeleverd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Inleiding
De verdachte wordt, kort gezegd, beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen bij [benadeelde 1] en [benadeelde 2], die in de tenlastegelegde periode 8 en 7 jaar oud waren. De ontuchtige handelingen zouden hebben bestaan uit betasten van de vagina en de billen van de beide meisjes en bij [benadeelde 1] ook uit tongzoenen en het tonen en laten betasten van een dildo. De ontuchtige handelingen zouden steeds hebben plaatsgevonden als de verdachte alleen was met één van de meisjes. De verdachte had ten tijde van het tenlastegelegde een relatie met de moeder van [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. Hij woonde samen met de moeder, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en hun gezamenlijke dochter in een woning in Den Oever.
[benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben blijkens de aangifte aan hun moeder verteld dat de verdachte ontuchtige handelingen met hen heeft gepleegd. Zij hebben dit beiden tijdens hun studioverhoor bij de politie herhaald.
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen wat aan de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Hierbij overweegt de rechtbank als volgt.
Betrouwbaarheid verklaringen
[benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben tijdens de studioverhoren authentiek en op sommige punten gedetailleerd verklaard over het seksueel misbruik. Hun uitlatingen tegenover hun moeder stemmen daarmee op hoofdlijnen overeen. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat hun verklaringen onbetrouwbaar zijn.
Bewijs in zedenzaken
Zedenzaken worden vaak gekenmerkt door één-op-één-verklaringen; het is het woord van het (vermeende) slachtoffer tegen dat van een verdachte. Getuigen van de gebeurtenis zijn er doorgaans niet. Dit is ook het geval in deze zaak. De rechtbank kan het oordeel dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd, op grond van artikel 342 lid 2 Sv niet alleen baseren op de verklaring van één getuige, zoals de verklaring van [benadeelde 1] over het onder 1 tenlastegelegde feit en de verklaring van [benadeelde 2] over het onder 2 tenlastegelegde feit. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat de rechter niet tot een bewezenverklaring kan komen ingeval de verklaring van één getuige op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Naast deze verklaringen is er dus steunbewijs nodig uit een onafhankelijke bron. Hiervoor is niet voldoende dat getuigen verklaren over wat het veronderstelde slachtoffer hen over de gebeurtenissen heeft verteld, omdat de bron van die verklaring dan nog steeds die ene getuige is.
Voornoemde bewijsminimumregel brengt mee dat de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen. Hun verklaringen moeten, gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte, in voldoende mate steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Naast de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] valt uit het dossier en hetgeen op de zitting aan de orde is geweest het volgende af te leiden:
i) blijkens de aangifte hebben [benadeelde 1] en [benadeelde 2] aan hun moeder verteld wat zich heeft afgespeeld tussen hen en de verdachte;
ii) [benadeelde 1] kruiste haar armen boven haar hoofd als de verdachte haar (bij het naar bed brengen) een kus of knuffel wilde geven;
iii) de verdachte heeft verklaard dat hij tijdens de ziekenhuisopname van de moeder de zorg voor de meisjes heeft gedragen en dat [benadeelde 1] een nacht bij hem in bed heeft geslapen.
Dat hun moeder heeft verklaard dat zij van de meisjes heeft gehoord dat zij door de verdachte zijn misbruikt, kan niet als steunbewijs dienen omdat de informatie uit dezelfde bron afkomstig is, te weten [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. De verklaring dat [benadeelde 1] haar armen kruiste als de verdachte haar (bij het naar bed brengen) een kus of knuffel wilde geven, vindt de rechtbank van onvoldoende gewicht om de verklaringen van de meisjes te ondersteunen. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de verdachte tijdens de ziekenhuisopname de zorg voor de meisjes droeg en [benadeelde 1] een nacht bij hem in bed heeft geslapen. Verdachte en de moeder vormden samen met hun gezamenlijke dochter immers een gezin, waarbij het ook gebruikelijk was dat de verdachte een rol vertolkte bij het naar bed brengen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
Schakelbewijs
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] elkaar ondersteunen. Voor zover de officier van justitie heeft bedoeld dat de verklaringen als schakelbewijs voor de beide feiten kunnen dienen, overweegt de rechtbank het volgende.
Als er geen direct bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten dan kunnen de feiten met zogenoemd schakelbewijs toch bewezen worden. Het gaat dan om het gebruik van bewijs van een ander, soortgelijk feit dat als steunbewijs kan dienen. Schakelbewijs kan alleen gebruikt worden als de manier waarop de verschillende feiten (in dit geval het misbruik waarover [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben verklaard) zijn begaan, op essentiële punten overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont. De manier waarop de feiten zijn gepleegd (modus operandi) moet dan zodanig overeenkomen in beide zaken dat (bijvoorbeeld) de aangifte van het ene feit als steunbewijs voor het andere feit kan dienen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] op te weinig essentiële punten overeenkomen. In de kern komen de overeenkomsten neer op: de dader (de verdachte), seksueel misbruik tijdens en na het verblijf van moeder in het ziekenhuis en het met de hand betasten van de vagina en billen, in bed vlak voor het slapengaan. Die omstandigheden zijn niet zodanig kenmerkend dat gezegd kan worden dat de verklaring van de ene zus over haar eigen ervaringen relevante ondersteuning biedt voor het misbruik van de andere zus om als steunbewijs te kunnen dienen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte van de beide ten laste gelegde feiten vrijspreken.

4.Vorderingen benadeelde partijen

De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben ieder een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de onder respectievelijk 1 en 2 ten laste gelegde feiten zouden hebben geleden. Daarnaast hebben zij ieder een vordering van € 1.000,- ingediend tegen de verdachte betreffende toekomstige materiële schade, met het verzoek om deze schade nietontvankelijk te verklaren.
De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

4.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.L. Hoogstraate, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. D.J. Straathof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2024.