ECLI:NL:RBNHO:2024:11111

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
15.236865.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en mishandeling met psychotische verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van poging tot zware mishandeling en mishandeling. De feiten vonden plaats op 16 september 2023 in Alkmaar, waar de verdachte zijn toenmalige vriendin, [benadeelde], zou hebben verwond door met een scherp voorwerp in haar knie te steken en haar tegen het hoofd te slaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. M. Kubbinga, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.J.A. Verhoeven, pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs en de psychische toestand van de verdachte.

De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde en de bewijsstukken in het dossier zorgvuldig gewogen. Het stond vast dat de verdachte en de benadeelde een relatie hadden en dat er in de nacht van het voorval sprake was van geweld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, door in de knie van de benadeelde te steken, bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met het Pro Justitia rapport van een psychiater, waaruit bleek dat de verdachte ten tijde van de feiten psychotisch was. Hierdoor kon de verdachte niet verantwoordelijk worden gehouden voor zijn daden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij niet strafbaar was voor de gepleegde feiten. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De uitspraak benadrukt de rol van psychische aandoeningen in strafzaken en de noodzaak om deze in overweging te nemen bij de beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid van verdachten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.236865.23 (P)
Uitspraakdatum: 25 oktober 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kubbinga en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. R.J.A. Verhoeven, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 september 2023 te Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) met een mes en/of glas, althans een scherp voorwerp, in de knie, althans het been, van die [benadeelde] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 september 2023 te Alkmaar [benadeelde] heeft mishandeld door met een mes en/of glas, althans een scherp voorwerp, in de knie, althans het been, van die [benadeelde] heeft gestoken en/of gesneden;
2.
hij op of omstreeks 16 september 2023 te Alkmaar [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] tegen het (achter)hoofd en/of gezicht te slaan.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken omdat er te weinig wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten psychotisch was waardoor het opzet niet kan worden bewezen.
Meer subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Het gaat om oppervlakkige verwondingen waarvoor gering medisch ingrijpen heeft plaatsgevonden. Zowel op basis van artikel 82 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) als op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan dit letsel niet als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt, aldus de raadsman.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsoverweging feit 1 primair en 2
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat het de verdachte is geweest die op 16 september 2023 zijn toenmalige vriendin [benadeelde] tegen haar hoofd of gezicht heeft geslagen en in haar knie heeft gesneden. De rechtbank betrekt in dat verband het volgende.
Het staat vast dat de verdachte en [benadeelde] een relatie hadden. Ook is onbetwist dat de verdachte in de nacht van 15 op 16 september 2023 bij [benadeelde] verbleef in haar beschermde woonomgeving. In die betreffende nacht, om ongeveer 01:17 uur, stuurt [benadeelde] enkele foto’s van haar verwondingen via WhatsApp naar haar moeder en waarschuwt zij haar moeder meteen dat ze niets terug moet typen omdat ze anders in gevaar kan worden gebracht. Pas de volgende ochtend raakt het personeel van de zorginstelling op de hoogte van de situatie en wordt de politie gevraagd om de kamer van [benadeelde] te betreden. Het zorgpersoneel geeft daarbij aan dat zij via camerabeelden hebben gezien dat de verdachte in de woning van de aangeefster is, dat de relatie tussen de aangeefster en de verdachte de afgelopen tijd niet goed was en dat sprake was van veel geweld, dat de verdachte daarom een pandverbod heeft en dat het personeel niet naar binnen durft vanwege mogelijk gebruik van een mes door de verdachte. In de kamer wordt [benadeelde] aangetroffen met bloedend letsel aan haar been. Naast [benadeelde] wordt in de kamer ook de verdachte aangetroffen. In de woonkamer is door de politie gebroken glas aangetroffen. In de spoelbak in de keuken vond de politie een verbogen mes. Beide goederen zijn in beslag genomen.
[benadeelde] heeft verklaard dat de verdachte boos op haar is geworden omdat zij zijn voeten verkeerd had gemasseerd. Deze verklaring vindt steun in het procesdossier aangezien uit het WhatsApp chatgesprek tussen de verdachte en aangeefster blijkt dat de verdachte in de betreffende avond naar de aangeefster is gegaan om onder meer een voetmassage van haar te krijgen. [benadeelde] heeft bovendien verklaard dat zij daarna op haar hoofd is geslagen door de verdachte, waardoor zij bewusteloos is geraakt. Ook voor dit deel van de verklaring is steun te vinden in het procesdossier. Bij [benadeelde] is door forensisch arts [forensisch arts] namelijk een bloeduitstorting aan de linkerzijde van het gelaat, ter hoogte van het jukbeen, geconstateerd. Volgens [benadeelde] kwam zij weer bij kennis met wonden op haar been. De verdachte heeft toen tegen haar gezegd: "Sorry schat" en "Het is maar een schrammetje". Op grond van bovenstaande omstandigheden kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de verdachte met het door de politie aangetroffen mes dan wel het gebroken glas de steekwonden aan de knie bij [benadeelde] heeft toegebracht. Daarbij betrekt de rechtbank het oordeel van de forensisch arts, inhoudende dat de drie scherprandige huidklievingen in het been van [benadeelde] waarschijnlijker zijn veroorzaakt door toedracht van een ander door het steken en of snijden met een scherprandig/scherppuntig voorwerp dan door het vallen in/op een scherprandig(e)/scherppuntig(e) voorwerp(en), zoals glasscherven.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte door in de knie van [benadeelde] te steken op de wijze waarop hij dat heeft gedaan, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [benadeelde] als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. In de knie bevinden zich vele pezen en zenuwen. Als met een scherp voorwerp meerdere malen in de knie wordt gestoken, is de kans zeer groot dat deze pezen en zenuwen (blijvend) beschadigd raken. Een dergelijk letsel brengt vaak medisch ingrijpen en langdurige fysieke beperkingen en (fysiotherapeutische) behandeling met zich.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair:
hij op of omstreeks 16 september 2023 te Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) met een mes en/of glas, in de knie van die [benadeelde] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 16 september 2023 te Alkmaar [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] tegen het hoofd en/of gezicht te slaan.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van
feit 1 primair: poging tot zware mishandeling
en
feit 2: mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich onder verwijzing naar het Pro Justitia rapport van de psychiater [psychiater] van 16 februari 2024 op het standpunt gesteld dat de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad op de hem verweten gedragingen. Door meerdere gedragsdeskundigen is bevestigd dat de verdachte ten tijde van het voorval in de woning van [benadeelde] psychotisch was en geen enkel besef heeft gehad over de reikwijdte van zijn handelen en aldus niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
In het Pro Justitia rapport is de psychiater tot de conclusie gekomen dat er voldoende aanwijzingen zijn om aan te nemen dat de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten psychotisch was. Deze conclusie neemt de rechtbank over en maakt deze tot de hare.
De psychiater concludeert voorts dat de verdachte door zijn zwijgende houding onvoldoende heeft meegewerkt en er geen zicht is gekregen op het delictscenario waardoor de psychiater geen uitspraak kan doen over de eventuele doorwerking bij een bewezenverklaring, het recidiverisico in deze specifieke situatie en mogelijke interventies binnen een juridisch kader.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat de verdachte, door zijn zwijgende houding, niet heeft meegewerkt niet betekent dat de rechtbank geen oordeel kan geven over de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten.
De rechtbank is, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde op de terechtzitting, van oordeel dat er bij de verdachte bij het begaan van de feiten een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, dat deze feiten de verdachte in het geheel niet kunnen worden toegerekend. Naast de conclusie van de psychiater met betrekking tot het vastgestelde ziektebeeld betrekt de rechtbank bij haar oordeel de soortgelijke bevindingen van de arts in de consultrapportage van 19 september 2023 alsmede het beeld wat de rechtbank van de verdachte heeft gekregen op de terechtzitting van 11 oktober 2024.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten in een psychose verkeerde en aldus niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor deze feiten. De verdachte is niet strafbaar voor de door hem gepleegde feiten en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Oplegging van straf of maatregel

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en zijn blanco strafblad, gevorderd dat hij zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 128 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een eventueel op te leggen straf geen standpunt ingenomen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging, zoals hiervoor onder 5.3. is overwogen. Omdat de verdachte in het kader van een zorgmachtiging op zijn persoon afgestemde verplichte zorg ontvangt, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van enige maatregel in een strafrechtelijk kader.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] heeft via haar wettelijk vertegenwoordiger [betrokkene] een vordering tot schadevergoeding van € 3.097,50 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte, de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank het feit dat zij aan de verdachte geen straf of maatregel zal opleggen, dan wel artikel 9a Sr zal toepassen. Ingevolge artikel 361, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering moet de benadeelde partij in een dergelijke situatie niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging; en
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.H. Bakker, voorzitter,
mr. G.D. Kleijne en mr. A. Talmricht, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2024.