Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.1. [eiseres 1]
3.[eiseres 2] , eiseres 2,
[derde partij]uit
Westerland
erfgebied (cursivering rechtbank). In artikel 1 Bijlage II Bor is “erf” gedefinieerd. Daarin staat dat tot het erf behoort de grond die in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en die inrichting niet is verboden in een bestemmingsplan. Dat betekent: als in een bestemmingsplan is bepaald dat het verboden is gronden die wel in de nabijheid van een hoofdgebouw zijn gelegen in te richten ten dienste van het hoofdgebouw, dan horen die gronden niet bij het (achter)erf(gebied) in de zin van artikel 2 Bijlage II Bor. In dit geval is echter in het bestemmingsplan bepaald dat de gronden met de bestemming “tuin” juist wel bestemd zijn als tuinen en erven
behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. De planwetgever heeft dus juist niet verboden die gronden te gebruiken ten dienste van het hoofdgebouw, maar dat juist toegestaan. Dat in het bestemmingsplan verder is bepaald dat die gronden niet als erf beschouwd worden in de zin van artikel 1 van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-vergunningplichtige bouwwerken van 13 juli 2002, maakt dat niet anders, omdat die toevoeging de inrichting ten dienste van het hoofdgebouw niet verbiedt. Dat er wellicht wel de wens was bij de planwetgever in 2013 [1] om het bouwen op gronden met de bestemming “tuin” onmogelijk te maken kan niet tot een ander oordeel leiden. Op grond van het Bor geldt een vrijstelling van de vergunningplicht en het Bor is van hogere orde dan het bestemmingsplan. [2]