In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een B.V. uit [plaats], tegen een bevel tot preventieve stillegging van werkzaamheden behandeld. Dit bevel is opgelegd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op basis van meerdere overtredingen van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). De voorzieningenrechter heeft op 22 oktober 2024 geoordeeld dat er geen aanleiding is om het bevel te schorsen.
Verzoekster had eerder boetes ontvangen voor overtredingen van de Wml en had bezwaar gemaakt tegen het bevel. Tijdens de zitting op 8 oktober 2024 bevestigde de verweerder dat het bevel was opgeschort tot een week na de uitspraak. De voorzieningenrechter concludeert dat de voorwaarden voor het opleggen van het bevel zijn vervuld, aangezien verzoekster eerder boetes heeft gekregen en waarschuwingen zijn gegeven.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat verzoekster niet voldoende onderbouwd heeft waarom het bevel geschorst zou moeten worden. De rechter benadrukt dat het bevel geen strafsanctie is, maar een herstelsanctie die gericht is op het herstellen van de orde binnen het bedrijf. De gevolgen van de stillegging zijn inherent aan de wetgeving en verzoekster heeft niet aangetoond dat deze gevolgen in haar geval niet evenredig zijn. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.