In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in het verzet van eiser tegen een verstekvonnis van 17 mei 2023. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.J. van der Putt, heeft verzet aangetekend tegen de veroordeling tot betaling van servicekosten aan gedaagde. De procedure begon met een dagvaarding op 6 april 2023, gevolgd door een verstekvonnis en een mondelinge behandeling op 10 september 2024. Eiser betwistte de hoogte van de servicekosten en stelde dat de afrekening onjuist was. Gedaagde, die de kamer verhuurt, stelde dat de verhogingen van de voorschotten terecht waren en dat eiser geen herhaald verzoek om specificatie had gedaan. De kantonrechter oordeelde dat de kosten van nutsvoorzieningen als servicekosten moeten worden gekwalificeerd, omdat het gehuurde geen eigen meter heeft. De rechter concludeerde dat de verhoging van het voorschot op de servicekosten niet rechtsgeldig was, omdat de verhuurder geen tijdige eindafrekening had verstrekt. De vordering van eiser werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en het verstekvonnis werd vernietigd. Eiser werd veroordeeld tot betaling van € 142,93 aan servicekosten en € 40,00 aan incassokosten, met wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.