In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de opzegging van een huurovereenkomst. [eiser], eigenaar van een pand in [plaats], heeft sinds 15 januari 2014 een kamer verhuurd aan [gedaagde]. [eiser] heeft de huurovereenkomst opgezegd op grond van dringend eigen gebruik, omdat hij na de beëindiging van zijn relatie geen eigen woonruimte meer had en het pand nodig had. [gedaagde], die 65 jaar oud is en een bijstandsuitkering ontvangt, betwistte echter dat er sprake was van dringend eigen gebruik en voerde aan dat [eiser] in het verleden al meerdere pogingen had gedaan om de huur op te zeggen zonder succes.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat voor een geslaagd beroep op opzegging wegens dringend eigen gebruik aan drie vereisten moet worden voldaan: de verhuurder moet aannemelijk maken dat hij het verhuurde dringend nodig heeft, de belangen van de verhuurder moeten zwaarder wegen dan die van de huurder, en er moet voldoende blijken dat de huurder andere passende woonruimte kan verkrijgen. De rechter oordeelde dat [eiser] niet voldoende had aangetoond dat hij het pand dringend nodig had, vooral gezien zijn eerdere pogingen om de huur op te zeggen. Bovendien werd opgemerkt dat [gedaagde] beperkte mogelijkheden had om andere woonruimte te vinden, wat zijn belang bij het behoud van de woning versterkte.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.