ECLI:NL:RBNHO:2024:11019

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
27 oktober 2024
Zaaknummer
15-062230-23 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een motorboot en uitvoer van verdovende middelen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 17 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een motorboot en de uitvoer van aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen, waaronder hasj en hennep. De verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van 241 liter hennepolie, 63,65 kilogram hasj en 34,72 kilogram hennep, evenals het schuldwitwassen van een motorboot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 3 september 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden en een geldboete van € 30.000,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldwitwassen van de motorboot, die van diefstal afkomstig was, en dat hij opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet door grote hoeveelheden verdovende middelen te vervoeren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere ten laste gelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaring van de belangrijkste feiten voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van verschillende in beslag genomen voorwerpen bevolen, waaronder de motorboot en apparatuur die gebruikt werd voor de vervaardiging van verdovende middelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-062230-23 (P)
Uitspraakdatum: 17 september 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 september 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
,
thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, locatie Esserheem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Boheur en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 februari 2023 te Landsmeer, in elk geval in Nederland, meerdere voorwerpen (te weten:
+ contante geldbedragen, althans een contant geldbedrag (van (in totaal) (ongeveer) EUR 28.310,--) en/of
+ een horloge (merk Rolex) en/of
+ een motorboot (merk Interboat, type 22))
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van die voorwerpen (te weten (voornoemde) contante geldbedrag(en) en/of dat horloge en/of die motorboot), gebruik heeft gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie die (voornoemde) voorwerpen voorhanden had,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf;
2
hij op of omstreeks 28 februari 2023 te Landsmeer en/of Ede, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet), en/of heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (ongeveer)
-63,65 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of
-34,72 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep
zijnde hasjiesj en/of hennep middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 28 februari 2023 te Landsmeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer)
- 241 liter hennepolie (in jerrycans), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennepolie, zijnde hennepolie een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks 28 februari 2023 te Landsmeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer)
- 9 kilogram (0,35 kilogram in plastic tas en 8,65 kilogram in 5 zakken) hennepgruis en/of 10,98 kilogram (in 284 potjes) hennepgruis, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. De verdachte moet volgens de raadsvrouw ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Het standpunt van de raadsvrouw zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs worden besproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging feit 1
Er zijn onder de verdachte verschillende goederen in beslag genomen, waaronder een Rolex horloge, een geldbedrag van € 28.310,- en een motorboot. De verdachte wordt verweten dat hij zich ten aanzien van deze goederen heeft schuldig gemaakt aan (schuld)witwassen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het (schuld)witwassen van het geldbedrag en het Rolex horloge. Verder is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het opzettelijk witwassen van de motorboot.
Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het schuldwitwassen van een motorboot.
Voor schuldwitwassen moet bewezen worden dat de verdachte een uit misdrijf afkomstig voorwerp voorhanden heeft gehad en dat de verdachte dit redelijkerwijs moest vermoeden.
De rechtbank stelt op grond van het dossier het volgende vast. In een door de verdachte gehuurde loods is een motorboot aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij de eigenaar is van deze boot. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat de boot in 2008 is gestolen en is voorzien van een vals WIN (Water Identification Number) en dat ook de nummers op de motor van de boot vals waren aangebracht. De verdachte heeft dus een motorboot voorhanden gehad die van misdrijf, te weten diefstal, afkomstig is.
De verdachte heeft verklaard dat hij de motorboot in de winter van 2019-2020 voor een bedrag van € 12.000,- van een klant van zijn bouwbedrijf met de naam Wim heeft gekocht. Na verrekening van € 2.200,- aan reparatiekosten moest hij een bedrag van € 9.800,- aan de verkoper betalen. Dit bedrag heeft hij contant voldaan. De verdachte heeft de gebruiksaanwijzingen en een garantieboekje van de motorboot ontvangen.
De verdachte heeft geen verifieerbare gegevens verstrekt over de identiteit van de klant van wie hij de boot stelt te hebben gekocht. Daarnaast was de verdachte niet in het bezit van een aankoopbewijs. De door de verdediging overgelegde bescheiden, te weten een enkele foto van verschillende boekjes en/of folders, biedt geen steun voor de stelling dat de verdachte in het bezit was van alle gebruikelijke documentatie cq. registratiebescheiden van deze boot. Daarbij komt dat waarneembaar was dat er een nieuwe WIN op de boot was gemonteerd, wat bij de verdachte twijfel over de legale herkomst van de boot had moeten wekken. Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte in ieder geval redelijkerwijs moest vermoeden dat de motorboot afkomstig was van enig misdrijf.
3.3.3
Bewijsoverweging feit 2, 3 en 4
De rechtbank stelt op grond van het dossier het volgende vast. Op 28 februari 2023 omstreeks 8.00 uur zagen verbalisanten medeverdachte [medeverdachte] in een Volkswagen Phaeton met een Duits kenteken een garage behorend bij perceel [adres] binnen rijden. Deze garage is eigendom van de verdachte. Omstreeks 8.15 uur is [medeverdachte] de garage uit gereden, waarna hij om 8.17 uur opnieuw de garage is binnengereden. De verdachte is vanuit zijn woning naar zijn garage gelopen en heeft samen met [medeverdachte] in de geopende kofferbak van de Volkswagen gekeken. Na het sluiten van de kofferbak is de verdachte als bijrijder bij [medeverdachte] in de Volkswagen gestapt. [medeverdachte] is naar een parkeerterrein in Landsmeer gereden. De verdachte is daar uitgestapt en is als bestuurder in een auto van het merk BMW gestapt. Vervolgens zijn de beide auto’s over de snelwegen A10, A1 en A30 richting Duitsland gereden. De verdachte reed vooraan en [medeverdachte] reed erachter. De auto’s reden de hele tijd vlak achter elkaar. De politie heeft de beide auto’s aan de kant gezet. Toen [medeverdachte] werd aangesproken, was hij aan het bellen met een telefooncontact genaamd ‘Eye in the Sky’. Na inbeslagname van de telefoon bleek dit het enige telefooncontact dat in de telefoon was opgeslagen. Dit nummer behoort toe aan de verdachte. Bij de verdachte is ook een telefoon in beslag genomen. Daarin staat het contact ‘Travel Man’. Dit telefoonnummer behoort toe aan [medeverdachte] .
In de kofferbak van de Volkswagen werd 63,65 kilogram hasj en 34,72 kilogram hennep aangetroffen. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij deze verdovende middelen tegen betaling in Nederland moest ophalen en naar Duitsland moest brengen en dat hij een dag eerder ook al naar Landsmeer was gereden.
Tijdens een doorzoeking werd in een door de verdachte gehuurde loods in totaal 241 liter hennepolie en ongeveer 11 kilogram hennepgruis aangetroffen. Daarnaast werd een aantal goederen aangetroffen die gebruikt worden voor het vervaardigen van verdovende middelen (onder meer een persmachine, gehaktmolen, twee verpakkingsmachines en twee geldtelmachines). In de garage van de verdachte zijn 9 kilo hennepgruis en een aantal flesjes hennepolie aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat hij niets van de in de Volkswagen aangetroffen hennep wist. Hij heeft bij de politie niet willen verklaren over de verdovende middelen die in de garage en in de loods zijn aangetroffen. Pas op de zitting heeft hij verklaard dat de verdovende middelen die in zijn loods stonden daar door een persoon genaamd [naam] zijn neergezet. De rechtbank acht deze verklaring gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden en omdat de verdachte geen controleerbare gegevens over deze [naam] zegt te kunnen verschaffen, ongeloofwaardig, mede gelet op de eerdere verklaring van de verdachte dat hij de enige gebruiker was van de loods en de garage.
Gelet op het al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, kan het niet anders dan dat [medeverdachte] de hennep en hasj bij de verdachte in de garage heeft opgehaald en dat de verdachte daarvan wist. De politie heeft de Volkswagen van [medeverdachte] continu onder observatie gehad en deze auto is alleen gestopt bij de garage van de verdachte. Gelet op de aangetroffen hennepresten en hennepgerelateerde goederen in de loods, waaronder machines om hennep te verpakken, hield de verdachte zich bezig met hennep en heeft hij de partij die in de kofferbak zat samen met [medeverdachte] uitgevoerd. Daarbij was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, gelet op het kijken in de kofferbak, het vlak bij elkaar rijden op de snelweg en het bezit van een zogenaamde werktelefoon waar alleen het telefoonnummer van de medeverdachte in stond. De rechtbank acht feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 4 nog aangevoerd dat het hennepgruis niet is getest door middel van een cannabistest en dat de verdachte daarom van dit feit moet worden vrijgesproken. De rechtbank merkt op dat de daarmee niet wordt betwist dat wat onder de verdachte in beslag is genomen, hennep(gruis) is. Weliswaar blijkt niet dat de aangetroffen hennep is getest met een verdovende middelentest voor hennep, maar in het proces-verbaal van bevindingen van 1 maart 2023 (procesdossier A, p. 231-232) hebben twee verbalisanten op basis van hun kennis, ervaring en waarnemingen gerelateerd dat het om hennep ging. De rechtbank ziet geen reden om aan deze waarnemingen en deskundigheid te twijfelen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op 28 februari 2023 te Landsmeer, een motorboot (merk Interboat, type 22) voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2
hij op 28 februari 2023 te Landsmeer en Ede, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van
-63,65 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en
-34,72 kilogram van een materiaal bevattende hennep;
3
hij op 28 februari 2023 te Landsmeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad 241 liter hennepolie in jerrycans;
4
hij op 28 februari 2023 te Landsmeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad 9 kilogram (0,35 kilogram in plastic tas en 8,65 kilogram in 5 zakken) hennepgruis en 10,98 kilogram (in 284 potjes) hennepgruis.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

4.1
Kwalificatie van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
schuldwitwassen
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
4.2
Verweer ten aanzien van de strafbaarheid van feit 3
De raadsvrouw heeft ten aanzien het aanwezig hebben van hennepolie aangevoerd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Bij de verdachte is 241 liter hennepolie aangetroffen, die nauwelijks THC bevatte. Deze hennepolie moet daarom worden gekarakteriseerd als CBD-olie. Uit een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 november 2020 (ECLI:EU:C:2020:938) volgt dat zowel het VN Verdrag inzake Psychotrope stoffen en als het VN Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen de CBD-olie niet beschouwen als een verdovend middel. Daarom moeten de Opiumwet en lijst I in dit geval buiten toepassing worden verklaard.
De rechtbank overweegt het volgende. De verdachte heeft hennepolie aanwezig gehad. Dat is een overtreding van de Opiumwet. Het THC-gehalte van deze hennepolie is niet van belang, omdat de Opiumwet geen onderscheid maakt tussen CBD- en THC-olie. Ook als de aangetroffen olie wel als CBD-olie zou moeten worden gekwalificeerd, leidt de door de raadsvrouw aangehaalde jurisprudentie niet tot het oordeel dat de verdachte niet strafbaar is. Daarbij is het volgende van belang.
Het door de raadsvrouw aangehaalde arrest van het Hof van Justitie ziet niet op de vraag of het aanwezig hebben van hennepolie met een laag THC-gehalte strafbaar is, maar heeft betrekking op de vraag of CBD-olie aangemerkt kan worden als een psychoactieve stof, waardoor een dergelijk CBD-product kan worden aangemerkt als een verboden verdovend middel, ter zake waarvan de vrije handel – in het licht van het vrije verkeer van goederen – aan belemmeringen, zoals verboden als bedoeld in de Opiumwet, mag worden onderworpen.
Het Hof van Justitie heeft vastgesteld dat het Verdrag inzake Psychotrope stoffen en het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen CBD olie niet als verdovend middel beschouwen. Het Hof heeft daarnaast echter ook overwogen dat handelsbelemmeringen desalniettemin een rechtvaardiging kunnen vinden in één van de in de Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) opgesomde gronden van algemeen belang of in dwingende vereisten. Het Hof overwoog tevens dat de gezondheid en het leven van personen bij uitstek behoren tot de waarden en belangen die door dit verdrag worden beschermd, en dat het de taak van de lidstaten is om te beslissen op welk niveau zij die bescherming wensen te verzekeren en hoe dit dient te gebeuren, waarbij de daarvoor gekozen middelen niet verder mogen gaan dan strikt noodzakelijk en in verhouding moeten staan met het na te streven doel.
In dit arrest wordt dus bevestigd dat aan de lidstaten een zekere beoordelingsvrijheid toekomt ten aanzien van de mate waarin en de wijze waarop zij de gezondheid en het leven van personen proberen te beschermen.
De rechtbank is van oordeel dat het bezit van illegale CBD olie niet alleen de illegale handel in softdrugs in stand houdt maar ook allerlei maatschappelijk ongewenste effecten veroorzaakt, waarmee de openbare orde ernstig kan worden ondermijnd. In de toelichting bij de Opiumwet staat dat het doel van de wet het beschermen van de volksgezondheid is door het gebruik van verdovende middelen tegen te gaan. In het verlengde daarvan wil de Opiumwet de georganiseerde criminaliteit aanpakken, de openbare orde en veiligheid beschermen en voorkomen dat verdovende middelen in het illegale circuit terechtkomen. De Opiumwet reguleert daarmee een ander, niet in de landbouwverordering van de EU geregeld aspect van de handel in hennep.
Het bewezen geachte feit 3 is volgens de wet dus strafbaar. Er is verder ook geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. De bewezenverklaarde feiten zijn dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een geldboete wordt opgelegd van € 30.000,-, bij niet betalen te vervangen door 185 dagen hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een kortere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, waarbij voor de feiten 3 en 4 eventueel een taakstraf kan worden opgelegd.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon en de draagkracht van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de (verlengde) uitvoer van 63,65 kilo hasj en 34,72 kilo hennep. Deze hoeveelheden kunnen worden beschouwd als aanzienlijke handelsvoorraden. Slechts door interventie van het opsporingsteam is voorkomen dat de hasj en hennep de grens over zijn gegaan naar Duitsland. Het vervoer naar het buitenland is een cruciaal element binnen de organisatie van internationale drugstransporten. De verdachte heeft met zijn handelen niet alleen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het (internationale) netwerk van de handel in verdovende middelen, maar is daarvan ook zelf onderdeel geweest.
Na zijn aanhouding bleek de verdachte in de door hem gehuurde loods en in zijn garage in totaal 20 kilogram hennepgruis en 241 liter hennepolie aanwezig te hebben.
Hennep is een stof waarvan het langdurig gebruik tot ernstige gezondheidsproblemen kan leiden. De handel in hennep heeft veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg en wordt daarom, evenals het bezit ervan, krachtig bestreden. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan een keten van criminele activiteiten die de samenleving ontwricht.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen van een motorboot. Dit misdrijf draagt bij aan het lucratieve karakter van andere (vermogens)misdrijven en houdt onder meer een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 31 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte op dit moment een gevangenisstraf uitzit wegens soortgelijke feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 11 augustus 2023 en het voortgangsverslag van 22 juli 2024 van Reclassering Nederland.
Op te leggen straf
De rechtbank overweegt ten aanzien van de strafwaardigheid van feit 3 als volgt. De hennepolie die de verdachte aanwezig heeft gehad kan ongeacht het THC-gehalte worden aangemerkt als hennepolie als bedoeld op lijst I van de Opiumwet. Nu uit het NFI-rapport blijkt dat de hennepolie voornamelijk CBD en nauwelijks THC bevatte, zal de rechtbank dit feit slechts in geringe mate betrekken bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Deze straf is hoger zijn dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank meer feiten bewezen heeft verklaard.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank zal daarnaast de door de officier van justitie gevorderde geldboete opleggen. De rechtbank overweegt daarbij dat door uitvoer van drugs, zoals hier aan de orde, grote winsten kunnen worden gegenereerd, zodat een geldelijke straf gepast is.

7.Verbeurdverklaring

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een drukpers, een geldtelmachine, twee vacumeermachines en een gehaktmolen, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze voorwerpen bestemd zijn tot het begaan van de onder 2 en 4 bewezen verklaarde feiten.

8.Onttrekking aan het verkeer

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven motorboot van het merk Interboat, dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met betrekking tot de motorboot is begaan. Het ongecontroleerde bezit van deze motorboot is in strijd met het algemeen belang, omdat op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat de motorboot op enig moment is voorzien van een vals WIN waarbij de originele WIN is verwijderd. Het is een feit van algemene bekendheid dat vaartuigen voorzien van een vals WIN van diefstal afkomstig zijn en het ongecontroleerde bezit van dergelijke vaartuigen doet afbreuk aan een effectieve bestrijding van de handel in gestolen vaartuigen.
9. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een aanhanger (boottrailer), een Rolex horloge en een geldbedrag van € 28.310,- dienen te worden teruggegeven aan verdachte. Dit neemt niet weg dat er op het geldbedrag nog altijd conservatoir beslag rust.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
23, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 63 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht;
2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4.1 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
14 (veertien) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van
€ 30.000,-bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 185 dagen hechtenis.
Verklaart verbeurd:
- ( nr. 11) 1 STK Drukpers; goednummer 1461582
- ( nr. 12) 2 STK Geldtelmachine; goednummer 1461571
- ( nr. 13) 2 STK Vacumeermachine; goednummer 1461580
- ( nr. 14) 1 STK Gehaktmolen; goednummer 1461714.
Onttrekt aan het verkeer:
- ( nr. 7) 1 STK Boot (Interboat); goednummer 8006.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
- ( nr. 8) 1 STK Aanhanger (Freewheel); goednummer 1462116
- ( nr. 10) 1 STK Horloge (Rolex); goednummer 1461509
- Een geldbedrag van in totaal € 28.310,-.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W.M. Giesen, voorzitter,
mr. D.H. Bakker en mr. H. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 september 2024.