3.3.2Bewijsmotivering feit 1 primair
Feiten en omstandigheden
Op 21 juni 2023 omstreeks 23.50 uur is bij de politie een melding gedaan van een verdachte situatie. Uit de melding volgt dat omstreeks 23:48 uur aan [straat] te Badhoevedorp een donkerkleurige Audi station, met daarin twee mannen met een donker uiterlijk en donkere kleding, hard en met slippende banden, een doodlopende straat in is gereden. Eén van de mannen stapte aan de passagierszijde uit de Audi en rende hard weg in de richting van het Akerpad/de Akerdijk. De bestuurder stapte ook uit en liep de steeg van de Orchideelaan in en kwam enkele minuten later, bellend, weer teruglopen. De meldster hoorde de bestuurder tegen iemand aan de telefoon iets zeggen in de trant van "
Ik ben hem aan het zoeken, ik weet niet waar hij is". De bestuurder pakte vervolgens een zwart/oranjekleurige rugtas uit de Audi.
Op het moment dat de politie naar de plek van de melding rijdt, komt er een tweede melding binnen, namelijk van de aangever [slachtoffer 1] , die nadat hij thuis was gekomen, een Audi A6 met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Audi A6) bij zijn woning geparkeerd zag staan en vermoedde dat de inzittenden van de Audi A6 op hem aan het posten waren. De aangever heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de Audi A6 zodanig geparkeerd stond, dat deze snel in staat was om weg te rijden. Toen hij iemand uit de Audi A6 zag stappen, is hij zijn huis in gerend. Daarna is de Audi A6 met hoge snelheid weggereden. Uiteindelijk is de Audi A6 door de politie bij de kruising N205 en de Prins Bernhardlaan te Haarlem tot stilstand gebracht en zijn zowel de bestuurder als de passagier weggerend.
Even later, op 22 juni 2023 omstreeks 00:34 uur, is de medeverdachte, [medeverdachte] , aangehouden. Hij werd door de politie gefouilleerd en bleek in het bezit te zijn van de autosleutel van de Audi A6, twee aanstekers en een mobiele telefoon. Hij verklaarde dat hij de bestuurder van de Audi A6 was en dat hij samen met een andere persoon in de Audi A6 had gereden.
De verdachte, rende richting het Reinaldapark en rende vervolgens een rietkraag in. De eenheden van de politie hoorden een plons, alsof iets of iemand te water ging. Vervolgens is de verdachte in de rietkraag aangetroffen en om 01:03 uur aangehouden. De volgende dag is in het water bij het riet een oranje/zwartkleurige tas aangetroffen met daarin een pistool van het merk Glock, zonder patroonhouder, maar met een doorgeladen kogelpatroon. Tijdens een verhoor verklaarde de verdachte dat hij het vuurwapen en de Audi A6 voor € 3.000,- had geregeld.
Uit nader onderzoek naar de Audi A6 volgt dat deze op 18 juni 2023 was gestolen en dat er daarna valse kentekenplaten op waren bevestigd. Aan de passagierskant van de Audi A6 werd op de vloer voor de bijrijdersstoel een paar handschoenen aangetroffen en onder de bijrijdersstoel een patroonhouder met patronen die past op het gevonden vuurwapen. Aan de bestuurderskant op de vloer voor de bestuurdersstoel werd een zwarte bivakmuts gevonden. Op de achterbank op de rechterzitting werd een plastic tas van Albert Heijn met daarin een zwarte vuilniszak met daarin een jerrycan met benzine gevonden. Op de vuilniszak waarin de jerrycan was verpakt, zijn vingerafdrukken aangetroffen van de medeverdachte. Op de bivakmuts is DNA van de medeverdachte aangetroffen.
Uit onderzoek naar de telefoon van de medeverdachte bleek dat daarin een notitie stond met het exacte adres van de aangever. Deze notitie was drie dagen eerder, op 19 juni 2023, opgeslagen. Ook bleek uit de gegevens van de telefoon dat er vanaf die dag intensief contact via Snapchat was met het Snapchat-account voorzien van de naam “
[account]”, waaraan ook de naam “
[naam]” was gekoppeld. De verdachte heeft als voorletters [letters] . en tijdens het ondertekenen van het proces-verbaal van zijn verhoor was te zien dat hij in zijn handtekening de letters “
[letters]” heeft verwerkt. De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat het Snapchat-account “
[account]” het account van de verdachte was en dat hij vanaf 19 juni 2023 veelvuldig contact had met de medeverdachte.
Op basis van de opgevraagde zendmastgegevens van de telefoon van de medeverdachte is tot slot vastgesteld dat deze op 19 juni 2023 onder bereik was van de zendmast [straat] te Halfweg. Dit betreft een zendmast in de directe nabijheid van de woning van de aangever.
Juridisch en wettelijk kader
Aan de verdachte is primair tenlastegelegd het medeplegen van voorbereiding van moord, zoals neergelegd in artikel 46, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Op grond van dat artikel is sprake van strafbare voorbereiding wanneer de dader opzettelijk middelen (voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen) verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft die zijn bestemd tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld.
Vast moet komen te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen waaronder het voertuig bestemd waren tot het begaan van het in de tenlastelegging beschreven misdrijf, namelijk moord. Daartoe moet worden beoordeeld of de voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte dienstig konden zijn voor het misdadig doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had.
Verder moet met voldoende bepaaldheid blijken welk misdadig doel de verdachte voor ogen stond. Een concretisering van het voor te bereiden misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is niet vereist; met andere woorden duidelijkheid over het precieze ‘waar, wanneer en tegen wie’ is niet nodig. Evenmin is vereist dat de dader op de hoogte was van identiteit van het beoogde slachtoffer. Voldoende is dat het bewezenverklaarde feit strekt tot voorbereiding van het grondmisdrijf (in dit geval: moord) en dat het opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht.
Met inachtneming van het hiervoor geschetste kader zal de rechtbank overgaan tot beantwoording van de vraag of de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen zijn bewezen.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of uit de bewijsmiddelen volgt of met een voldoende mate van bepaaldheid kan worden vastgesteld wat de misdadige plannen waren van de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank overweegt als volgt.
De verdachte en de medeverdachte zijn naar de woning van de aangever gereden, en hebben hem daar opgewacht met een vuurwapen. Het vuurwapen dat de verdachte met zich voerde is bij uitstek geschikt om een ander om het leven te brengen. Het vuurwapen was doorgeladen waaruit blijkt dat de verdachte het wapen voor onmiddellijk gebruik paraat heeft gehouden. Dit is passend voor een scenario van een liquidatie. Een uitdossing als die van de verdachte en de medeverdachte (zwarte, donkere kleding, met een bivakmuts en zwarte handschoenen voorhanden) en het gebruik van een gestolen voertuig met valse kentekenplaten kan er bovendien aan bijdragen dat het achterhalen van hun identiteit wordt bemoeilijkt, hetgeen ook gebruikelijk is bij het uitvoeren van een liquidatie. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat bij liquidaties veelal gebruik wordt gemaakt van een gestolen voertuig met valse kentekenplaten. De rechtbank acht verder van belang dat de verdachte en medeverdachte de Audi A6 bij de woning van de aangever zodanig hadden geparkeerd, dat deze snel weer zou kunnen wegrijden. Ook dit is typerend voor het uitvoeren van een liquidatie waarbij het zaak is zo snel mogelijk weg te komen van de plaats delict. Verder geldt dat het een feit van algemene bekendheid is dat vluchtauto’s die bij liquidaties worden gebruikt, worden geleverd met een jerrycan met benzine en aanstekers, zodat de vluchtauto na de liquidatie gelijk in brand kan worden gestoken om bewijsmateriaal te vernietigen. De rechtbank stelt vast dat ook in deze zaak een jerrycan met benzine en aanstekers zijn aangetroffen. Op de vuilniszak waarin de jerrycan zat, zijn de vingerafdrukken van de medeverdachte aangetroffen. Ten slotte overweegt de rechtbank dat gebleken is dat de verdachte en de medeverdachte vanaf 19 juni 2023 intensief contact hebben gehad, de medeverdachte vanaf die datum over de exacte adresgegevens van het beoogde slachtoffer beschikte en twee dagen voor het incident in de directe nabijheid van de woning van dit beoogde slachtoffer is geweest. Dit duidt in de ogen van de rechtbank op een planmatige aanpak, hetgeen gebruikelijk is voor de voorbereiding van een liquidatie.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande met voldoende bepaaldheid kan worden opgemaakt dat de verdachte en de medeverdachte de bedoeling hadden de aangever in de nacht van 21 op 22 juni 2023 te liquideren. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat het door de verdachte gepresenteerde alternatieve scenario, te weten dat hij enkel drugs dan wel goud wilde terughalen, onaannemelijk is en ongeloofwaardig voorkomt. Een script waarin het slachtoffer zou worden gegijzeld, wederrechtelijk van de vrijheid zou worden beroofd, met gebruikmaking van het vuurwapen zou worden bedreigd of zou worden afgeperst sluit niet aan op de geconstateerde voorbereidingshandelingen en de aangetroffen voorwerpen, in samenhang bezien. Immers valt niet in te zien dat, zoals de verdachte heeft verklaard, de aangever op het moment dat hij het vuurwapen zou zien het goud direct zou afgeven, terwijl de verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, wist dat de aangever vuurwapengevaarlijk was. Ook heeft de verdachte verklaard dat het zijn bedoeling was een bivakmuts te gebruiken om de suggestie te wekken dat sprake was van een overval, maar uit DNA-onderzoek blijkt dat de bivakmuts slechts te koppelen is aan de medeverdachte. Verder is ongeloofwaardig dat de medeverdachte niets wist van de plannen van de verdachte, terwijl in de telefoon van de medeverdachte het adres van de aangever is aangetroffen, hij op 19 juni 2023 bij de woning van de aangever is geweest en zijn vingerafdrukken zijn aangetroffen op de vuilniszak waarin de jerrycan zat. Daarbij komt nog dat het door de verdachte gepresenteerde scenario, dat in een zeer laat stadium door hem naar voren is gebracht, niet getoetst kan worden, omdat hij geen namen of zelfs maar een aanknopingspunt heeft willen noemen op basis waarvan nader onderzoek kan worden gedaan. De rechtbank schuift dit alternatieve scenario dan ook als ongeloofwaardig ter zijde.
Op het misdrijf moord staat een gevangenisstraf van meer dan acht jaar. Aan de eis van artikel 46 lid Sr, dat het moet gaan om een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld, is dus voldaan.
De rechtbank komt toe aan de vervolgvraag of de verdachte en de medeverdachte de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen (al dan niet in de vorm van medeplegen) voorhanden hebben gehad en of deze voorwerpen bestemd waren tot het begaan van het grondfeit (de liquidatie van het slachtoffer). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
(i) vuurwapen
De verdachte heeft verklaard dat hij het in de tenlastelegging genoemde pistool had geregeld en dat hij dat pistool onder zich had op 21 juni 2023 toen de verdachte en de medeverdachte voor de woning van de aangever stonden te wachten. Dit pistool is aangetroffen door de politie in de sloot waar de verdachte zich ophield vlak voordat hij werd aangehouden. De verdachte had het pistool dus voorhanden op 21 juni 2023. Het is een feit van algemene bekendheid dat een doorgeladen vuurwapen naar de uiterlijke verschijningsvorm bestemd kan zijn tot het begaan van een liquidatie.
(ii) Audi A6
De verdachte en de medeverdachte zijn in de avond van 21 juni 2023 in de Audi A6 naar de woning van de aangever gereden. De verdachte heeft verklaard de Audi A6 te hebben geregeld en de medeverdachte heeft verklaard de Audi A6 op 21 juni 2023 te hebben bestuurd. Toen de Audi A6 door de politie aan de Prins Bernhardlaan te Haarlem tot stilstand werd gebracht zijn zowel de verdachte als de medeverdachte daaruit weggerend. Bij de aanhouding van de medeverdachte bleek dat hij de sleutels van de Audi A6 bij zich had. Daarmee staat genoegzaam vast dat de verdachte en de medeverdachte de Audi A6 voorhanden hebben gehad op 21 juni 2023. De verdachte heeft verklaard de Audi A6 (en het pistool) te hebben geregeld voor in totaal € 3.000,-. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank gegeven dat de verdachte wist dat de Audi A6 gestolen was, zoals de verdachte ook zelf heeft verklaard. De Audi A6 was voorzien van valse kentekenplaten. Een dergelijk voortuig is, zoals algemeen bekend, geschikt om na het uitvoeren van een liquidatie als vluchtauto te dienen en niet herkend te worden. In de Audi A6 is bovendien een jerrycan met benzine aantroffen, terwijl bij de aanhouding van de medeverdachte is gebleken dat hij twee aanstekers bij zich had. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij het uitvoeren van liquidaties gebruik wordt gemaakt van benzine om de vluchtauto in brand te steken om sporen te wissen.
(iii) voorwerpen in de Audi A6
Het voorgaande geldt naar het oordeel van de rechtbank ook voor de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen die in de Audi A6 zijn aangetroffen, te weten de patroonhouder, de bivakmuts en de handschoenen. De patroonhouder past in het doorgeladen pistool dat de verdachte onder zich had. Op de bivakmuts is DNA van de medeverdachte aangetroffen. Ook deze voorwerpen hebben de verdachte en de medeverdachte dus voorhanden gehad op 21 juni 2023. Algemeen bekend is dat bij het uitvoeren van liquidaties handschoenen en bivakmutsen worden gebruikt om te voorkomen dat sporen worden achtergelaten en de daders worden herkend.
Uit de aard en het gebruik van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen, te weten het vuurwapen, de gestolen Audi A6 met valse kentekenplaten, de patroonhouder, de bivakmuts en de handschoenen, in combinatie met de tevens in de Audi A6 aangetroffen jerrycan met benzine en de bij medeverdachte aangetroffen aanstekers en in samenhang met de genoemde voorverkenning en de notitie op de telefoon van de verdachte, leidt de rechtbank af dat zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte en de medeverdachte op 21 juni 2023 geschikt waren als voorbereidingsmiddelen om de liquidatie te begaan.
Opzet, voorbedachte raad en medeplegen
Aan de verdachte is het medeplegen van voorbereidingshandelingen van moord tenlastegelegd. Deze deelnemingsvorm vereist een bewuste en nauwe samenwerking die was gericht op het voltooien van het delict. Hiervoor is opzet van de verdachte op de door hemzelf verrichte gedragingen en op de samenwerking vereist. Het is niet nodig dat komt vast te staan dat de medepleger weet heeft van de precieze gedragingen die zijn medepleger hebben verricht. Voorwaardelijk opzet is hierbij voldoende.
De verdachte en de medeverdachte zijn de aangever bij zijn woning gaan opwachten met een doorgeladen vuurwapen en hebben daarbij middelen gebruikt om hun identiteit te verbergen, geen sporen achter te laten, de plaats delict snel te kunnen verlaten, en sporen te vernietigen. Daarbij zijn de verdachte en de medeverdachte planmatig te werk gegaan. De verdachte had een gestolen vluchtauto geregeld met valse kentekenplaten en een vuurwapen. De medeverdachte beschikte over de exacte adresgegevens van de aangever en had een voorverkenning gedaan. Hieruit maakt de rechtbank op dat de verdachte en de medeverdachte naar de woning van de aangever zijn gegaan met als plan hem te liquideren en daarbij opzet hadden op het gebruik van de voorwerpen die zij voorhanden hadden voor moord. Ook maakt de rechtbank hieruit op dat sprake was van een voorgenomen daad en dat de verdachte en de medeverdachte gelegenheid hebben gehad om na te denken en zich rekenschap te geven van de betekenis en de gevolgen van hun daad. Verder constateert de rechtbank dat de verdachte en de medeverdachte elk verschillende voorbereidingshandelingen hebben verricht. Daarbij komt dat de verdachte en de medeverdachte op 21 juni 2023 samen naar de woning van de aangever zijn gereden en hem daar hebben opgewacht. Door hun handelen hebben de verdachte en de medeverdachte elk een intellectuele en materiële bijdrage geleverd aan het voorbereiden van de liquidatie van het slachtoffer. Daarom is sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit, medeplegen van een voorbereiding van moord, wettig en overtuigend bewezen.