Op 7 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 augustus 2024 te Schiphol bijna vier kilogram cocaïne in Nederland heeft ingevoerd. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol, heeft bekend en is door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting op 23 september 2024, waar de officier van justitie, mr. B.K.M. Thuijs, de vordering heeft gedaan en de verdediging door mr. C.A.F. Visser werd vertegenwoordigd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft op de zitting verklaard en de rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder een proces-verbaal van onderzoek en een deskundigenrapport van het Douane Laboratorium. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen is dat de verdachte opzettelijk cocaïne heeft ingevoerd, wat in strijd is met de Opiumwet.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat een gevangenisstraf van 38 maanden passend is, gezien de schadelijke gevolgen van de invoer van cocaïne en de bijdrage van de verdachte aan de drugshandel. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.