Op 13 augustus 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 25 juni 2024 te Schiphol bijna 6 kilogram cocaïne opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte, geboren in 2006 en thans gedetineerd in P.I. Almelo, is veroordeeld tot een jeugddetentie van 10 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid van de verdachte, wat leidde tot een afwijking van de vordering van de officier van justitie, die een zwaardere straf had geëist.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van onderzoek, in haar oordeel meegenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet oplevert en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank heeft besloten om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van het feit en de pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden. Naast de jeugddetentie is ook een taakstraf van 100 uren opgelegd. De rechtbank heeft de verdachte de kans gegeven om zijn leven een positieve wending te geven, met de hoop dat hij deze kans aangrijpt.