In deze zaak, uitgesproken op 30 oktober 2024 door de Rechtbank Noord-Holland, gaat het om de afwikkeling tussen ex-samenwoners, de man en de vrouw, die samenwoonden van 8 september 2021 tot eind 2023. De man wenst de gezamenlijke woning aan zich toe te delen, waarbij partijen het eens zijn over de waarde van de woning van € 492.500. De man heeft een vordering op de vrouw van € 22.500, gerelateerd aan zijn investering in de woning. De vrouw verlangt dat de man de woning snel aan zich toedeelt, haar ontslaat van de hypotheekschuld en haar de overbedelingssom betaalt. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van de vrouw in beginsel toewijsbaar zijn, en dat de man de woning kan overnemen onder de voorwaarde dat hij de vrouw een bedrag van € 63.409,05 betaalt wegens overbedeling. Indien de man niet binnen twee maanden de woning kan overnemen, zal deze verkocht worden en de opbrengst gelijkelijk verdeeld worden na aftrek van de hypotheekschuld. In reconventie vordert de man betaling van € 784,34 van de vrouw, wat ook wordt toegewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.