Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.Feiten
“(…)
3.Het verzoek
primair:
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak verzoekt de verzoeker, [verzoeker], om voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, [verweerder] B.V., niet is opgezegd of beëindigd. De verzoeker heeft op 26 augustus 2024 een verzoekschrift ingediend, waarop de verwerende partij geen verweerschrift heeft ingediend, maar wel haar standpunt via e-mail heeft gecommuniceerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2024 was alleen de verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M. Koudstaal.
De verzoeker is sinds 16 juni 2009 in dienst bij de rechtsvoorganger van [verweerder] en heeft een arbeidsovereenkomst als algemeen directeur. Na een algemene vergadering van aandeelhouders op 25 april 2024 is de verzoeker als statutair bestuurder ontslagen, waarna [verweerder] op 21 mei 2024 heeft meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst van de verzoeker ook zou eindigen. De verzoeker heeft deze beëindiging betwist en een kort geding aangespannen, waarin hij om doorbetaling van zijn loon en wedertewerkstelling heeft verzocht. De kantonrechter heeft in dat kort geding de vordering grotendeels toegewezen.
In de huidige procedure heeft de kantonrechter het primaire verzoek van de verzoeker erkend en toegewezen, waarbij is vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst niet is opgezegd of beëindigd. Daarnaast zijn de verzoeken tot doorbetaling van het loon en wedertewerkstelling toegewezen, omdat de verwerende partij haar verplichtingen niet is nagekomen. De kantonrechter heeft de proceskosten voor rekening van de verwerende partij gesteld en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.