ECLI:NL:RBNHO:2024:10981

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
11280883 \ AO VERZ 24-109
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht dat arbeidsovereenkomst niet is opgezegd of beëindigd; verzoeken tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling toegewezen

In deze zaak verzoekt de verzoeker, [verzoeker], om voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, [verweerder] B.V., niet is opgezegd of beëindigd. De verzoeker heeft op 26 augustus 2024 een verzoekschrift ingediend, waarop de verwerende partij geen verweerschrift heeft ingediend, maar wel haar standpunt via e-mail heeft gecommuniceerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2024 was alleen de verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M. Koudstaal.

De verzoeker is sinds 16 juni 2009 in dienst bij de rechtsvoorganger van [verweerder] en heeft een arbeidsovereenkomst als algemeen directeur. Na een algemene vergadering van aandeelhouders op 25 april 2024 is de verzoeker als statutair bestuurder ontslagen, waarna [verweerder] op 21 mei 2024 heeft meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst van de verzoeker ook zou eindigen. De verzoeker heeft deze beëindiging betwist en een kort geding aangespannen, waarin hij om doorbetaling van zijn loon en wedertewerkstelling heeft verzocht. De kantonrechter heeft in dat kort geding de vordering grotendeels toegewezen.

In de huidige procedure heeft de kantonrechter het primaire verzoek van de verzoeker erkend en toegewezen, waarbij is vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst niet is opgezegd of beëindigd. Daarnaast zijn de verzoeken tot doorbetaling van het loon en wedertewerkstelling toegewezen, omdat de verwerende partij haar verplichtingen niet is nagekomen. De kantonrechter heeft de proceskosten voor rekening van de verwerende partij gesteld en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11280883 \ AO VERZ 24-109 (HB)
Uitspraakdatum: 17 oktober 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. M. Koudstaal
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder] B.V.,
gevestigd te [plaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. J.L. Weel
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt [verzoeker] (onder meer) om voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is opgezegd of anderszins is beëindigd. Na indiening van het verzoek heeft [verweerder] meegedeeld dat zij zich hiertegen niet (meer) verzet zodat dit verzoek wordt toegewezen. Ook de verzoeken tot doorbetaling van het loon en wedertewerkstelling (na herstel van de ziekte van [verzoeker]) worden toegewezen.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft op 26 augustus 2024 een verzoekschrift met producties ingediend. [verweerder] heeft – hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld – geen verweerschrift ingediend. Wel heeft zij bij e-mails van 16 en 17 september 2024 haar standpunt kenbaar gemaakt. Ook heeft zij bij de e-mail van 17 september 2024 meegedeeld dat zij niet aanwezig zal zijn bij de mondelinge behandeling van de zaak.
1.2.
Op 19 september 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Alleen [verzoeker] is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. [verzoeker] heeft het verzoek en de grondslag daarvan nader toegelicht en heeft vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] heeft ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.Feiten

2.1.
[verzoeker] is op 16 juni 2009 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van [verweerder]. Per 1 januari 2020 is dit dienstverband overgenomen door [verweerder] in het kader van een activa overdracht.
2.2.
In de overgelegde schriftelijke arbeidsovereenkomst van 31 maart 2020 is vermeld, dat de functie van [verzoeker] algemeen directeur is. Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard dat hij zich in zijn functie bezighield met sales, datatransporten en het beheer van het klantenbestand.
2.3.
Het salaris van [verzoeker] bedroeg laatstelijk € 12.500,- bruto per maand, exclusief emolumenten.
2.4.
[verzoeker] is bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 1] Group B.V. (hierna: [bedrijf 1]).
2.5.
[bedrijf 1] was één van de drie statutaire bestuurders van [verweerder]. De andere statutair bestuurders van [verweerder] zijn [bedrijf 2] Beheer B.V. (hierna: [bedrijf 2]) en [bedrijf 3] Holding B.V. (hierna: [bedrijf 3]). Deze drie vennootschappen hebben ieder 100 aandelen in [verweerder].
2.6.
Tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: AvA) van 25 april 2024 is [bedrijf 1] bij meerderheidsbesluit als statutair bestuurder van [verweerder] ontslagen.
2.7.
[verzoeker] heeft een geluidsopname van deze AvA gemaakt. In de transcriptie van deze geluidsopname (waarbij de toenmalige advocaat van [verzoeker] is weergegeven als ‘PB’ en de bestuurder van [bedrijf 3], [bedrijf 3], als ‘[bedrijf 3]’) staat onder meer:
“(…)
PB: Bestuurder is [bedrijf 1]. Wat betekent dit voor [verzoeker] als natuurlijk persoon?
[bedrijf 3]: Nou uh er zijn denk ik een aantal dingen, het bestuursrechtelijk gedeelte, daar zitten we hier voor, en dan het arbeidsrechtelijke, [verzoeker] heeft gewoon een arbeidsovereenkomst. En dan ook nog het aandeelhouderschap. Deze hele ava gaat alleen over het bestuurs.
PB: Alleen over de positie van [bedrijf 1] BV?
[bedrijf 3]: Group BV, ja als statutair bestuurder, ja.
PB: Oké.
(…)
PB: Ik heb nog een praktische vraag, want dan, dan wordt het morgen gewoon business as usual met dien verstande dat de [bedrijf 1] Group BV bestuurder af is?
[bedrijf 3]: Exact, ja.”
2.8.
Na de vergadering heeft [verzoeker] zijn werkzaamheden weer als gebruikelijk verricht.
2.9.
Op 21 mei 2024 heeft [verweerder] - kortgezegd - aan [verzoeker] meegedeeld dat met het ontslag van [bedrijf 1] tijdens de AVA ook zijn arbeidsovereenkomst was geëindigd en dat zijn loon nog over de opzegtermijn zou worden betaald.
2.10.
Bij e-mail van 7 juni 2024 heeft [verzoeker] de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de gronden waarop betwist. [verweerder] heeft daarop bij e-mail van 11 juni 2024 geantwoord dat de arbeidsovereenkomst op grond van het ontslag van [bedrijf 1] is geëindigd. Voorts heeft [verweerder] meegedeeld dat zij zich houdt aan de wettelijke opzegtermijn van 3 maanden, zodat de arbeidsovereenkomst op 1 augustus 2024 eindigt.
2.11.
De gemachtigde van [verzoeker] heeft [verweerder] bij brief van 11 juni 2024 gesommeerd het loon inclusief onkostenvergoedingen en andere emolumenten door te betalen en te verklaren dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd.
2.12.
Op 12 juni 2024 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld.
2.13.
Op 17 juni 2024 is [verzoeker] van het systeem van [verweerder] afgesloten.
2.14.
Bij e-mail van 21 juni 2024 heeft de gemachtigde van [verweerder] (nogmaals) bevestigd dat de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2024 eindigt, dat het loon over de opzegtermijn zal worden doorbetaald, dat [verzoeker] gedurende de opzegtermijn geen werkzaamheden hoeft te verrichten en dat [verzoeker] gezien zijn ziekmelding geen toegang hoeft te hebben tot het systeem van [verweerder].
2.15.
Bij dagvaarding van 17 juli 2024 heeft [verzoeker] een kort geding procedure tegen [verweerder] aangespannen, waarin hij doorbetaling van zijn loon vanaf 1 augustus 2024, wedertewerkstelling (na herstel van zijn ziekte) en toegang tot het systeem heeft gevorderd. Bij vonnis van 2 augustus 2024 heeft de kantonrechter in kort geding die vordering (grotendeels) toegewezen. Een in die procedure door [verweerder] ingestelde tegenvordering is afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
2.16.
Het kort geding vonnis is op 6 augustus 2024 aan [verweerder] betekend.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter - na verduidelijking van het verzoek ter zitting - kort weergegeven:
I.
primair:
voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is opgezegd of anderszins is beëindigd, althans voor recht te verklaren dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst nietig is, op welke dag de opzegging ook heeft plaatsgevonden;
subsidiair:
de opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerder] van 21 mei 2024 (of ander tijdstip) te vernietigen;
II. [verweerder] te veroordelen tot doorbetaling van het loon van € 12.500,- bruto per maand met emolumenten en kostenvergoedingen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. [verweerder] te veroordelen om [verzoeker] weder te werk te stellen na herstel van zijn ziekte;
IV. [verweerder] te veroordelen de telefoon, de account en de laptop van [verzoeker] weer voor [verzoeker] toegankelijk te maken (en te houden) op het systeem van [verweerder];
V. het onder III en IV verzochte op straffe van verbeurte van een dwangsom;
VI. [verweerder] te veroordelen in de proceskosten inclusief de nakosten begroot op € 500,-.
3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag – kort weergegeven – dat hij niet, of niet rechtsgeldig, is ontslagen. Zelfs als het vennootschappelijk ontslag van [bedrijf 1] als statutair bestuurder geldig zou zijn, brengt dit ontslag niet mee dat de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] met [verweerder] is geëindigd.
3.3.
De e-mail van 21 mei 2024 kan niet als een opzegging worden beschouwd. In die e-mail wordt alleen maar (ten onrechte) betoogd dat het ontslag van [bedrijf 1] het ontslag van [verzoeker] meebrengt. Ook tijdens de AvA is de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] niet opgezegd. [bedrijf 3] van [verweerder] heeft tijdens de AvA zelfs aan [verzoeker] verzekerd dat het ontslag van [bedrijf 1] geen gevolgen had voor de arbeidsrechtelijke positie van [verzoeker] als werknemer.
3.4.
Voor zover de arbeidsovereenkomst wel is opgezegd, is die opzegging niet rechtsgeldig.

4.Het verweer

4.1.
[verweerder] heeft (in haar e-mails aan de rechtbank) meegedeeld dat zij akkoord gaat met het door [verzoeker] primair verzochte. Voor alle overige vorderingen heeft de kantonrechter in kort geding al een vonnis gewezen, zodat [verzoeker] geen belang heeft om daar een uitspraak over te vragen. De proceskosten zijn onnodig gemaakt, omdat [verweerder] niet in de gelegenheid is geweest om vrijwillig akkoord te gaan.

5.De beoordeling

Overlegging van een deskundigenverklaring niet vereist
5.1.
[verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat hij nog steeds ziek is. Het verzoek van [verzoeker] betreft deels een loonvordering tijdens ongeschiktheid ten gevolge van ziekte zoals bedoeld in artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [verweerder] heeft de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] niet betwist. Daarom hoeft [verzoeker] in deze procedure geen verklaring van een deskundige van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over te leggen (zie artikel 7:629a leden 1 en 2 BW).
Beoordeling van het primaire verzoek (onder I)
5.2.
[verweerder] heeft het primaire verzoek (onder I) erkend. Daarom zal dat verzoek worden toegewezen en wel in die zin, dat voor recht wordt verklaard dat de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en [verweerder] niet is opgezegd of anderszins is beëindigd.
Beoordeling van de overige verzoeken
5.3.
Het verweer van [verweerder], dat [verzoeker] bij zijn overige verzoeken geen belang heeft en daarom ten onrechte deze procedure heeft aangespannen, wordt verworpen. In het (op 6 augustus 2024 aan [verweerder] betekende) vonnis van 2 augustus 2024 heeft de kantonrechter in kort geding overwogen, dat zij de e-mail van 21 mei 2024 als een opzegging beschouwt en dat zij ervan uitgaat dat [verzoeker] in een nog aan te brengen bodemprocedure een verzoek tot vernietiging van die opzegging zal doen. Omdat daarvoor een vervaltermijn geldt (artikel 7:686a lid 4 onderdeel a BW), had [verzoeker] er belang bij om tijdig deze bodemprocedure aan te spannen. Bovendien is ter zitting gebleken dat [verzoeker] zijn loon over augustus 2024 nog steeds niet heeft ontvangen en dat hij pas op 13 september 2024, dus na het aanbrengen van het verzoekschrift, toegang heeft gekregen tot het systeem van [verweerder]. Overigens heeft [verzoeker] ter zitting (onweersproken) gesteld, dat [verweerder] bij e-mail van 6 augustus 2024 in de gelegenheid is gesteld om de verzoekschriftprocedure te voorkomen en dat [verzoeker] daarop geen reactie heeft gekregen.
5.4.
[verweerder] heeft erkend dat de arbeidsovereenkomst tussen haar en [verzoeker] nog bestaat. Daaruit volgt dat zij haar werkgeversverplichting tot betaling van het loon en tot wedertewerkstelling van [verzoeker] (na herstel van zijn ziekte) moet nakomen. De vorderingen onder II en III zijn daarom toewijsbaar. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan de vordering tot wedertewerkstelling een dwangsom te verbinden, omdat zij ervan uitgaat dat [verweerder] aan die veroordeling zal voldoen.
5.5
De vordering onder IV zal worden afgewezen. Vaststaat dat [verzoeker] inmiddels toegang heeft gekregen tot het systeem van [verweerder]. [verzoeker] heeft onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat die toegang weer ongedaan zal worden gemaakt.
De proceskosten
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder], omdat zij overwegend ongelijk krijgt. De nakosten worden slechts toegewezen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet is opgezegd of anderszins is beëindigd;
6.2.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van het loon van € 12.500,- bruto per maand vanaf augustus 2024, te vermeerderen met emolumenten en de overeengekomen vergoedingen van de kosten, op de gebruikelijke tijdstippen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data van verschuldigdheid tot de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt [verweerder] om [verzoeker] weder te werk te stellen in zijn gebruikelijke functie en toe te laten tot het bedrijf van [verweerder] en hem in de gelegenheid te stellen de gebruikelijke overeengekomen werkzaamheden te verrichten vanaf het moment dat hij niet meer ziek is;
6.4.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 248,00 aan griffierecht en € 814,00 aan salaris voor de gemachtigde van [verzoeker];
6.5.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van € 135,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [verzoeker] worden gemaakt;
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom, kantonrechter en op 17 oktober 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter