ECLI:NL:RBNHO:2024:10980

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
11209144 \ AO VERZ 24-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en nevenvorderingen in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de werkgever na indiening van het verzoekschrift het gegeven ontslag op staande voet met instemming van de werknemer ingetrokken en het achterstallig salaris betaald. De zaak gaat alleen nog om de nevenvorderingen. Omdat te laat is betaald, moet de werkgever de wettelijke rente en de wettelijke verhoging aan de werknemer betalen. Gelet op de financiële situatie van de werkgever maar met inachtneming van de omstandigheid dat het ontslag op staande niet op zijn plaats was, wordt de wettelijke verhoging gematigd. Ook moet de werkgever de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan de werknemer betalen.

De procedure begon met een verzoek van de werknemer om het ontslag op staande voet te vernietigen. De werkgever heeft een verweerschrift ingediend en op 16 september 2024 vond een zitting plaats waar beide partijen hun standpunten toelichtten. De werknemer, die sinds 24 oktober 2016 als Heftruckchauffeur/meewerkend voorman bij de werkgever in dienst was, werd op 3 juni 2024 op staande voet ontslagen. Het verzoek tot vernietiging van het ontslag werd op 12 juli 2024 ingediend. De werkgever trok het ontslag op 15 augustus 2024 in, maar de werknemer stelde voorwaarden aan deze intrekking.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de wettelijke rente over het achterstallig salaris verschuldigd was, omdat het salaris over juni en juli 2024 te laat was betaald. De wettelijke verhoging werd gematigd tot 25% vanwege de financiële situatie van de werkgever, maar ook omdat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was. De kantonrechter oordeelde verder dat de werkgever de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan de werknemer moest vergoeden, en stelde deze kosten vast op € 926,00. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11209144 \ AO VERZ 24-19
Uitspraakdatum: 14 oktober 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. A. Kloet van ARAG SE
tegen
de besloten vennootschap [naam],
gevestigd te Zaandam
verwerende partij
verder te noemen: [naam]
gemachtigde: mr. L. Bijl
De zaak in het kort
In deze zaak heeft de werkgever na indiening van het verzoekschrift het gegeven ontslag op staande voet met instemming van de werknemer ingetrokken en het achterstallig salaris betaald. De zaak gaat alleen nog om de nevenvorderingen. Omdat te laat is betaald, moet de werkgever de wettelijke rente en de wettelijke verhoging aan de werknemer betalen. Gelet op de financiële situatie van de werkgever maar met inachtneming van de omstandigheid dat het ontslag op staande niet op zijn plaats was, wordt de wettelijke verhoging gematigd. Ook moet de werkgever de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan de werknemer betalen.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om onder meer een ontslag te vernietigen. [naam] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 16 september 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt.

2.Feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , is sinds 24 oktober 2016 in dienst bij [naam] . De functie van [verzoeker] is Heftruckchauffeur/meewerkend voorman met een salaris van € 3.830,45 bruto per maand.
2.2.
Op 3 juni 2024 is [verzoeker] op staande voet ontslagen.
2.3.
Het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet is op 12 juli 2024 ontvangen door de rechtbank.
2.4.
De gemachtigde van [naam] heeft op 15 augustus 2024 aan de gemachtigde van [verzoeker] bericht dat zij het ontslag op staande voet heeft ingetrokken. De gemachtigde van [verzoeker] heeft daarop op 16 augustus 2024 geantwoord dat daarvoor instemming van [verzoeker] nodig is en hij daar voorwaarden aan stelt.
2.5.
[verzoeker] heeft op 28 augustus 2024 ingestemd met de intrekking van het ontslag op staande voet.
2.6.
[naam] heeft op 30 augustus 2024 het salaris over juni, juli en augustus 2024 aan [verzoeker] betaald en een specificatie van de salarisbetaling over juni 2024 verstrekt.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt na wijziging van haar verzoek veroordeling van [naam] tot het verstrekken van bruto/netto salarisspecificaties van juli en augustus 2024 onder verbeurte van een dwangsom, betaling van de wettelijke rente voor zover die nog niet is betaald bij de salarisbetaling op 30 augustus 2024, de wettelijke verhoging van 50 %, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.
[naam] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat de specificaties over het salaris van juli en augustus 2024 nog niet zijn verstrekt, zal [naam] worden veroordeeld tot het verstrekken daarvan. [naam] heeft toegezegd dat deze zullen worden verstrekt bij terugkomst van de salarisadministrateur van vakantie in de week van 23 juli 2024. De kantonrechter heeft geen reden hieraan te twijfelen en zal daarom de verzochte dwangsom afwijzen.
4.2.
Het salaris over juni en juli 2024 is te laat betaald. Het salaris over augustus is op tijd betaald. Niet in geschil is dat [naam] wegens de te late betaling over de periode vanaf de opeisbaarheid van het salaris over juni en juli 2024 tot de dag van betaling wettelijke rente is verschuldigd aan [verzoeker] . Volgens [naam] is de wettelijke rente over het achterstallig salaris betaald bij de salarisbetaling op 30 augustus 2024. [verzoeker] heeft terecht aangevoerd dat hij dat niet kan controleren, omdat de salarisspecificaties over juli en augustus 2024 niet zijn verstrekt. [naam] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over het loon van juni en juli 2024 voor zover deze nog niet is betaald.
4.3.
Gelet op de te late betaling van het salaris over juni en juli 2024 is [naam] de wettelijke verhoging daarover verschuldigd. Met het oog op de voldoende onderbouwde financiële omstandigheden van [naam] ziet de kantonrechter aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 25 %. De wettelijke verhoging wordt niet verder gematigd, omdat de kantonrechter vindt dat [naam] had moeten weten dat ontslag op staande voet niet op zijn plaats was en de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] daaraan in de weg staan.
4.4.
[verzoeker] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [verzoeker] heeft deze kosten gebaseerd op het Rapport BGK-Integraal, omdat volgens hem sprake is van een vordering van onbepaalde waarde en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) daarom niet van toepassing is. De kantonrechter volgt [verzoeker] hierin niet. Het Besluit leent zich voor die gevallen waarin de omvang van de te innen vordering eenvoudig is vast te stellen. Daarvan is hier sprake, omdat [verzoeker] aanspraak maakt(e) op het loon van € 3.830,45 per maand vanaf 4 juni 2024. De kantonrechter zal daarom het Besluit toepassen.
4.5.
Volgens [naam] heeft [verzoeker] , die een rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten, niet onderbouwd dat hij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en rechtvaardigen de werkzaamheden van de gemachtigde de gevorderde kosten niet. [naam] beroept zich echter (ook) op de situatie zoals die gold voor de inwerkingtreding van de Wet normering buitengerechtelijke kosten en het Besluit. Voor het verschuldigd zijn van buitengerechtelijke incassokosten is tegenwoordig alleen vereist dat daadwerkelijk incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Daartoe is het versturen van één brief in beginsel voldoende. [1] In dit geval heeft [verzoeker] onweersproken gesteld dat zijn rechtsbijstandsverzekeraar ter voorkoming van een procedure in ieder geval twee brieven heeft gestuurd naar [naam] en volgens [naam] waren het er vier. Hiermee zijn (voldoende) buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht. De omstandigheid dat [verzoeker] wordt bijgestaan door een gemachtigde van ARAG rechtsbijstand maakt ook niet dat hij geen aanspraak kan maken op buitengerechtelijke incassokosten, omdat alleen relevant is of er incassowerkzaamheden zijn verricht.
4.6.
Dit betekent dat [naam] de buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd aan [verzoeker] . Ten tijde van het verzoek was sprake van achterstallig salaris van een maand. Het daarbij volgens het Besluit bepaalde tarief is hoger dan het bedrag dat door [verzoeker] wordt verzocht. Omdat de kantonrechter niet meer kan toewijzen dan is verzocht, zal ze de verzochte vergoeding van € 462,50 toewijzen.
4.7.
[naam] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verzoeker] worden begroot op:
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
926,00

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [naam] tot verstrekking aan [verzoeker] van de bruto/netto salarisspecificaties van juli en augustus 2024
5.2.
veroordeelt [naam] tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente over het salaris van juni en juli 2024 vanaf het moment van opeisbaarheid daarvan tot de dag van de gehele betaling, voor zover deze wettelijke rente niet is betaald;
5.3.
veroordeelt [naam] tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke verhoging over het te laat betaalde salaris van juni en juli 2024 overeenkomstig 7:625 BW met een maximum van 25 %;
5.4.
veroordeelt [naam] tot betaling aan [verzoeker] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 462,50;
5.5.
veroordeelt [naam] tot betaling van de proceskosten van € 926,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [naam] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend;
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. I.H. Lips, kantonrechter en op 14 oktober 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405, r.o. 3.6 / 3.7.2.