ECLI:NL:RBNHO:2024:10903

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
11271335
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van opzegging arbeidsovereenkomst en loondoorbetaling tijdens ziekte

In deze zaak verzoekt de werknemer om vernietiging van een opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever. De kantonrechter wijst het verzoek toe, omdat de opzegging niet rechtsgeldig is. De werkgever wordt ook veroordeeld tot loondoorbetaling tijdens ziekte. De procedure begon met een verzoek van de werknemer, die zich ziek had gemeld op 2 maart 2024, en die op 30 april 2024 een e-mail ontving van de werkgever waarin werd meegedeeld dat het contract niet verlengd zou worden. De werknemer stelt dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat, terwijl de werkgever beweert dat het om een overeenkomst voor bepaalde tijd gaat die per 1 juni 2024 is geëindigd. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2024 zijn beide partijen verschenen en hebben zij hun standpunten toegelicht. De kantonrechter oordeelt dat er geen schriftelijke overeenkomst is en dat de werkgever niet heeft aangetoond dat er een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is overeengekomen. De kantonrechter concludeert dat de opzegging door de werkgever niet rechtsgeldig is, omdat de werknemer niet heeft ingestemd met de opzegging en er geen toestemming is verleend door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De werknemer heeft recht op loon, omdat de arbeidsovereenkomst voortduurt na 1 juni 2024. De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer tot loondoorbetaling toe en legt de proceskosten ten laste van de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer / rekestnummer: 11271335 \ AO VERZ 24-23
Beschikking van23oktober 2024 (vervroegd)
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats 3] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. S.L. Soedamah,
tegen
[verweerder], handelend onder de naam [naam] ,
te [plaats 2] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] .
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt de werknemer om vernietiging van een opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever. De kantonrechter wijst het verzoek toe, omdat de opzegging niet (rechts)geldig is. De werkgever wordt ook veroordeeld tot loondoorbetaling tijdens ziekte.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om onder meer een opzegging te vernietigen. [verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 16 oktober 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn daar verschenen en hebben hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] , is sinds 1 maart 2023 in dienst bij [verweerder] . De functie van [verzoeker] is medewerker bediening met een loon van € 696,28 bruto per maand.
2.2.
[verzoeker] heeft zich ziekgemeld op 2 maart 2024.
2.3.
Op 30 april 2024 heeft [verweerder] in een e-mail aan [verzoeker] meegedeeld dat het
“contract niet verlengd gaat worden”en dat het contract afloopt op 1 juni 2024.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en [verweerder] te veroordelen tot betaling van loon. [verzoeker] legt aan haar verzoek ten grondslag – kort samengevat – dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt, dat de hiervoor genoemde e-mail van [verweerder] van 30 april 2024 moet worden aangemerkt als een opzegging en dat die opzegging niet rechtsgeldig is.
3.2.
[verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend, maar heeft op de zitting van 16 oktober 2024 mondeling verweer gevoerd. Naar de kantonrechter begrijpt, komt dit verweer erop neer dat volgens [verweerder] een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is afgesproken en dat die arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd per 1 juni 2024. [verweerder] meent daarom dat [verzoeker] na die datum geen recht meer op loon.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak met name om de vraag of sprake is van een opzegging door [verweerder] , of die opzegging moet worden vernietigd en of [verweerder] moet worden veroordeeld tot betaling van loon. Voor het antwoord op die vraag is in de eerste plaats van belang of tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of bepaalde tijd is overeengekomen.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is overeengekomen en dat dus een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt. Daarbij is het volgende van belang.
4.3.
Vast staat dat er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is. [verweerder] heeft op de zitting verklaard dat er wel een schriftelijke arbeidsovereenkomst moet zijn, maar er is geen schriftelijke overeenkomst overgelegd.
4.4.
Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan ook mondeling worden aangegaan. Maar er is niet gebleken dat dit het geval is. [verzoeker] heeft gesteld en toegelicht dat nooit een afspraak is gemaakt voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op de zitting heeft [verweerder] gezegd dat wel een bepaalde tijd is afgesproken, maar hij heeft niet duidelijk kunnen aangeven wanneer dit dan is afgesproken en wat daarover precies is afgesproken, en ook niet welke bepaalde tijd dan is overeenkomen. De enkele opmerking van [verweerder] dat hij denkt dat het waarschijnlijk om een jaar zou gaan, schiet tekort.
4.5.
Bij het ontbreken van een schriftelijke en door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, is het aan [verweerder] om te bewijzen dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan. Maar voor bewijslevering is pas plaats als [verweerder] eerst duidelijke stellingen naar voren brengt en die stellingen voldoende motiveert en onderbouwt. Dat laatste is niet het geval, zoals volgt uit wat hiervoor is overwogen. Er is dus geen aanleiding om [verweerder] de gelegenheid te geven tot bewijslevering.
4.6.
De kantonrechter neemt daarom als vaststaand aan dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan.
4.7.
Daarvan uitgaande heeft [verzoeker] de e-mail van [verweerder] van 30 april 2024, waarin [verweerder] meedeelt dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd gaat worden en afloopt op 1 juni 2024, mogen opvatten als een opzegging. Er was immers geen sprake van het aflopen van een bepaalde tijd.
4.8.
De kantonrechter oordeelt dat die opzegging door [verweerder] van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is. [verzoeker] heeft immers niet ingestemd met die opzegging, er is voor die opzegging geen toestemming verleend door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en er is ook geen dringende reden voor een ontslag op staande voet.
4.9.
Het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen, omdat hiervoor is geoordeeld dat de opzegging niet rechtsgeldig is.
4.10.
[verzoeker] heeft recht op loon, omdat de opzegging wordt vernietigd en de arbeidsovereenkomst dus voortduurt na 1 juni 2024.
4.11.
De vordering van [verzoeker] om [verweerder] te veroordelen tot loonbetaling vanaf 1 juli 2024 zal daarom worden toegewezen. Uit het verzoekschrift van [verzoeker] en de door haar overgelegde salarisspecificatie blijkt dat sprake is van een loon van € 696,28 bruto per maand. Op de zitting is ook gesproken over een loon van € 917,60 bruto per maand en [verzoeker] heeft verzocht om [verweerder] te veroordelen tot betaling van dat bedrag. Echter, uit het verzoekschrift van [verzoeker] blijkt ook dat [verzoeker] het bedrag van € 917,60 bruto heeft berekend inclusief een bedrag aan vakantiegeld van € 220,78 bruto per maand. Dit is onjuist, omdat op de zitting is gebleken en door [verzoeker] is erkend dat de vakantietoeslag jaarlijks in mei wordt uitgekeerd, en niet per maand, en dat de vakantietoeslag in mei 2024 al is betaald. De kantonrechter zal dus uitgaan van een maandloon van € 696,28 bruto en [verweerder] zal worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag. De vordering om [verweerder] te veroordelen tot verstrekking van bruto-netto specificaties over deze loonbetalingen is niet betwist en kan ook worden toegewezen.
4.12.
De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente zullen worden toegewezen, omdat het loon te laat wordt betaald. De wettelijke verhoging zal worden gematigd tot 20%. De grond voor matiging is dat [verweerder] weliswaar een onjuist standpunt heeft over het aflopen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maar [verweerder] kennelijk ook onvoldoende zicht heeft gehad op zijn arbeidsrechtelijke positie als werkgever.
4.13.
De vordering van [verzoeker] om [verweerder] te veroordelen tot
“al het overige dat werkgever uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst, wet of andere regeling verschuldigd is of nog zal zijn”wordt afgewezen, omdat die vordering te algemeen en onduidelijk is.
4.14.
De vordering om [verweerder] te veroordelen tot wedertewerkstelling van [verzoeker] , wordt afgewezen, omdat [verzoeker] wegens ziekte ongeschikt is voor haar werk en er geen concreet zicht is dat zij op korte of langere termijn weer in staat zal zijn tot werkhervatting. Bovendien is op de zitting gebleken dat er eerst nog een beoordeling door een arbodienst of bedrijfsarts moet plaatsvinden, voordat kan worden toegekomen aan werkhervatting.
4.15.
Het verzoek om [verweerder] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat onvoldoende is gesteld of gebleken dat sprake is van buitengerechtelijke werkzaamheden die een vergoeding daarvoor kunnen rechtvaardigen.
4.16.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat hij overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 87,00 aan griffierecht en € 814,00 aan salaris gemachtigde. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
vernietigt de opzegging van de arbeidsovereenkomst,
5.2.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van € 696,28 bruto aan loon, vanaf 1 juli 2024 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 20% en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat het loon verschuldigd is,
5.3.
veroordeelt [verweerder] tot verstrekking van bruto-netto specificaties over de loonbetalingen genoemd onder 5.2,
5.4.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten van € 901,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na deze beschikking,
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, [1]
5.6.
wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024 (vervroegd).

Voetnoten

1.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.