ECLI:NL:RBNHO:2024:10841

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
15.051222.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige dochter met langdurige periode van ontuchtige handelingen

Op 22 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter gedurende een periode van vier jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 18 november 2015 tot en met 17 november 2019, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn dochter, die op dat moment de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer beoordeeld en deze als consistent en gedetailleerd aangemerkt. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en de verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €20.000,00 toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade, als gevolg van het seksueel misbruik.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.051222.23 (P)
Uitspraakdatum: 22 oktober 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 oktober 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer en van wat de verdachte en zijn raadsman mr. J.J. van 't Hoff, advocaat te Tilburg, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt beschuldigd van seksueel misbruik van zijn dochter [slachtoffer] .
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 18 november 2015 tot en met 17 november 2019 te Grootebroek, gemeente Stede Broec , althans in Nederland, met zijn minderjarig kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het (meermalen)
- brengen van zijn vingers in haar vagina en/of
- brengen van een bierflesje en/of vibrator in haar vagina en/of
- likken in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen en/of
- brengen van zijn penis in haar mond en/of zich laten pijpen en/of
- laten aftrekken van zijn penis en/of
- inbrengen in en/of verwijderen van een tampon(s) uit haar vagina en/of
- ( tong)zoenen van haar;
2
hij in of omstreeks 18 november 2015 tot en met 17 november 2021 te Grootebroek,
gemeente Stede Broec , althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , door het (meermalen)
- brengen van zijn vingers in haar vagina en/of
- brengen van een bierflesje en/of vibrator in haar vagina en/of
- likken in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen en/of aan haar vagina
en/of
- brengen van zijn penis in haar mond en/of zich laten pijpen en/of
- laten aftrekken van zijn penis en/of
- inbrengen in en/of verwijderen van (een) tampon(s) uit haar vagina en/of
- betasten van en/of knijpen in haar borsten en/of billen en/of benen en/of
- vastpakken van en/of wrijven tussen haar (boven)benen en/of
- ( tong)zoenen van haar;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] , dat zij langdurig seksueel is misbruikt door de verdachte. De bewijsmiddelen bieden daarvoor voldoende steun.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft voor beide feiten vrijspraak bepleit.
Daartoe is - samengevat - aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] over het misbruik niet betrouwbaar zijn. Er zijn aanzienlijke verschillen tussen wat zij in het informatief gesprek heeft gezegd en wat zij in haar aangifte heeft verklaard. De verschillen betreffen de beschreven handelingen, de plaats waar het zou zijn gebeurd, als ook de periode waarin een en ander zou hebben plaatsgevonden. Verder zijn er ook discrepanties tussen de verklaringen van [slachtoffer] en de verschillende getuigen.
Dit maakt dat de ten laste gelegde handelingen, zoals die zowel onder feit 1 als onder feit 2 ten laste zijn gelegd, niet bewezen kunnen worden verklaard. Dit geldt ook voor het wrijven tussen de bovenbenen zoals aanvullend benoemd onder feit 2. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het onder feit 2 benoemde ‘betasten van de billen en/of borsten’, geldt dat de verdachte dit nooit heeft gedaan met een seksuele bedoeling. Volgens de verdediging is dan ook geen sprake van ontuchtige handelingen in strijd met de sociaal ethische norm.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Betrouwbaarheid en bruikbaarheid van [slachtoffer] ’s verklaringen
De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs zijn. Indien daarop een bevestigend antwoord wordt gegeven, komt als vervolgvraag aan de orde of de verklaringen van [slachtoffer] voldoende worden ondersteund door de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Op 3 januari 2022 heeft er een informatief gesprek plaatsgevonden met [slachtoffer] bij de politie. Volgens het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden heeft [slachtoffer] globaal verklaard dat zij regelmatig misbruikt zou worden door haar vader. Haar vader zou zonder toestemming heel vaak aan haar zitten. Hij zou dan aan normale lichaamsdelen zitten, maar ook aan haar borsten, billen en aan haar geslachtsdeel. Het gebeurde meestal als hij had gedronken. Hij zoende haar met en zonder tong, kleedde haar uit tot zij naakt was en zou met zijn vingers in haar geslachtsdeel zijn gegaan. [slachtoffer] heeft bij het informatief gesprek tassen vol spullen bij zich en heeft verklaard dat zij na het informatief gesprek direct door zal gaan naar de crisisopvang. Op dat moment geeft zij te kennen dat zij nog niet weet of zij aangifte wil doen.
Op 22 maart 2022 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan tegen de verdachte en heeft zij, onder overlegging van een aantal bijlagen, een gedetailleerde verklaring afgelegd en is zij ingegaan op de gestelde vragen. Samengevat heeft [slachtoffer] het volgende verklaard.
Zij kan zich herinneren dat de verdachte vanaf ongeveer haar achtste jaar niet van haar kon afblijven. Ze moest vaak bij hem op schoot zitten en hij zoende haar heel vaak. Vanaf haar twaalfde jaar werd het gedrag erger. De verdachte ging mee om bh’s te kopen en kwam dan in het pashokje. [slachtoffer] heeft verklaard over een vakantie dat zij ongesteld was, dat haar moeder te grote tampons had gekocht die niet pasten en dat haar vader dan de tampons erin en eruit ging halen.
Volgens [slachtoffer] werden de seksueel getinte opmerkingen in de zomer van 2016 erger en zei de verdachte tegen [slachtoffer] dat haar borsten mooi waren en dat hij het leuk vond dat haar borsten gingen groeien. Vanaf die tijd zat de verdachte ook aan haar borsten en billen. Een keer is dit ook gebeurd bij een vaartocht in het Streekbos, en hebben kennissen dit gezien en daar wat van gezegd. De verdachte heeft zich daar niks van aangetrokken. In 2017 heeft [slachtoffer] ’s broer een melding gedaan bij [Stichting] , inhoudende dat de verdachte aan [slachtoffer] zit als ze op de bank zitten.
Vanaf februari 2019 ging de verdachte volgens [slachtoffer] aan haar geslachtsdeel zitten. Dit gebeurde als er geen anderen bij waren, in de woonkamer. Moeder lag dan al op bed. Het was vaak in het weekend of op een vrije dag. Het begon met een streling over haar benen, dan pakte hij [slachtoffer] ’s been vast en draaide hij haar been naar zich toe en zat dan met zijn hand aan haar geslachtsdeel. Meestal ging hij haar zoenen en uitkleden, maar niet altijd. Hij fluisterde dat zij mooie borsten of billen had en deed haar broek en onderbroek uit en ging dan aan haar geslachtsdeel zitten. De verdachte ging [slachtoffer] dan zoenen van boven naar beneden. Hij ging met zijn tong over haar geslachtsdeel en meestal met twee vingers in haar geslachtsdeel. Zijn opmerkingen werden volgens [slachtoffer] steeds heftiger. Hij zei dan bijvoorbeeld dat hij het geil vond als zij bovenop hem kwam zitten, of dat zij een lekkere vagina zou hebben. Volgens [slachtoffer] moest zij de verdachte heel vaak pijpen en aftrekken. Als zij hem pijpte pakte hij haar bij haar haar en dan duwde hij haar hoofd heen- en weer. De verdachte heeft ook een keer met een bierflesje in haar geslachtsdeel gezeten en heeft haar een kleine vibrator gegeven en heeft daarmee in haar geslachtsdeel gezeten. Op eerste kerstdag 2021 had [slachtoffer] een jurkje aan met een V-hals en heeft de verdachte gezegd dat zij er mooi uitzag en heeft hij aan haar borsten gezeten. Die avond heeft hij ook zijn hand tussen haar benen gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] specifiek, gedetailleerd en op hoofdlijnen consistent zijn over op welke wijze, onder welke omstandigheden en in welke periode het misbruik heeft plaatsgevonden.
De rechtbank constateert dat er verschillen zijn te benoemen tussen het informatief gesprek en haar latere aangifte, maar acht deze verschillen van onvoldoende gewicht om de verklaringen van [slachtoffer] om die reden onvoldoende betrouwbaar te achten.
De omstandigheid dat [slachtoffer] bij het informatief gesprek minder gedetailleerd en minder uitgebreid is geweest in haar verklaring is begrijpelijk, gezien de aard van dat gesprek en de situatie waarin zij zich toen bevond. Zij had haar spullen bij zich en stond op het punt om naar de crisisopvang te gaan. Bovendien hebben de verbalisanten tijdens het informatief gesprek niet gedetailleerd doorgevraagd en is haar verklaring slechts in samenvattende vorm opgetekend. Het gegeven dat [slachtoffer] niet eenduidig heeft verklaard over de precieze pleegperiode, doet evenmin af aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Gelet op de duur van het misbruik, de frequentie en de jeugdige leeftijd van [slachtoffer] ten tijde van het ten laste gelegde is het voorstelbaar dat zij dit minder precies kan aangeven.
Er zijn geen aanwijzingen dat [slachtoffer] haar verklaring heeft verzonnen of heeft aangedikt. Ook hetgeen verder is aangevoerd door de raadsman geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer] .
Conclusie ten aanzien van de betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer]
Gelet op de consistentie van de verklaringen van [slachtoffer] op essentiële onderdelen en de gedetailleerdheid daarvan acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar. De rechtbank zal haar verklaringen daarom als uitgangspunt voor de bewijsvoering nemen.
Steunbewijs
In zedenzaken spelen de feiten zich doorgaans tussen twee personen af, buiten het zicht van anderen. Het is de rechter volgens de wet niet toegestaan om het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan uitsluitend te baseren op de verklaring van één getuige (artikel 342 lid 2 Wetboek van Strafvordering). De rechter mag daarom niet tot een bewezenverklaring komen als de door de aangeefster genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende worden ondersteund door ander bewijs. Onderdelen van het ten laste gelegde feit kunnen wel worden bewezen op grond van de enkele verklaring van de aangeefster. Het is dus niet vereist dat de ten laste gelegde seksuele handelingen als zodanig steun vinden in ander bewijs. Het kan voldoende zijn dat de verklaring van de aangeefster op specifieke punten wordt bevestigd door de inhoud van ander bewijsmateriaal. Dit bewijsmateriaal moet dan wel afkomstig zijn uit een andere bron en een voldoende duidelijk verband houden met de verklaring van de aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, zodat aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv wordt voldaan, en overweegt daartoe het volgende.
Allereerst vindt de aangifte van [slachtoffer] op meerdere specifieke onderdelen ondersteuning in de verklaring van de verdachte ter zitting. Meerdere situaties zoals door [slachtoffer] beschreven worden door de verdachte bevestigd. Verdachte heeft bevestigd dat het gezin een keer is gaan varen in het Streekbos en dat toen onder andere getuige [naam 2] mee was. De verdachte heeft desgevraagd te kennen gegeven dat hij niet kan uitsluiten dat hij toen aan de borsten van [slachtoffer] heeft gezeten, maar dat hij het niet meer weet vanwege de hoeveelheid alcohol die hij op die dag genuttigd had. De verdachte heeft ook verklaard dat hij wel eens tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat zij een mooie vrouw begon te worden en dat hij daarbij mogelijk ook iets heeft gezegd over haar billen en borsten. De verdachte heeft ook bevestigd dat er op een vakantie sprake was van tampons die te groot waren voor [slachtoffer] , dat hij zich niet kan herinneren of hij bij haar tampons heeft ingebracht of uitgehaald, maar dat hem dat sterk lijkt. De verdachte heeft verder verklaard dat hij met [slachtoffer] meeging als zij bh’s moest kopen. Op de vraag of hij dan mee de paskamer in ging heeft hij geantwoord dat hij dat niet meer weet, maar dat de bh’s wel door [slachtoffer] geshowd werden. De verdachte heeft verder verklaard dat hij [slachtoffer] op de mond kuste als begroeting, en dat hij dat niet bij zijn zoon deed ‘omdat hij niets heeft met jongens’. De verdachte heeft bovendien verklaard dat hij op zijn initiatief een vibrator voor [slachtoffer] heeft gekocht, en dat zij daar zelf niet om had gevraagd. Verder heeft de verdachte verklaard dat het klopt dat hij wat losser wordt als hij alcohol op heeft en dat hij zich dan niet alles meer kan herinneren over wat er is gebeurd. Tenslotte heeft de verdachte desgevraagd te kennen gegeven dat er met kerst 2021 ruzie is geweest tussen hem en getuige [naam 1] , de opa van [slachtoffer] , omdat die hem zou hebben aangesproken op zijn gedrag richting [slachtoffer] .
Nu bepaalde belangrijke onderdelen van de verklaringen van [slachtoffer] worden bevestigd door de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, levert de verklaring van de verdachte naar het oordeel van de rechtbank sterk steunbewijs op.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de aangifte daarnaast ondersteuning in de verklaringen van de getuigen [naam 2] en [naam 1] .
De getuige [naam 2] heeft verklaard dat zij heeft waargenomen dat de verdachte van jongs af aan aan [slachtoffer] zat. Hij streek dan over de voorzijde van haar lichaam, van haar hals tot aan haar kruis. Zij heeft de verdachte daarop aangesproken. Toen [slachtoffer] 13 jaar was, heeft [naam 2] tijdens een vaartocht in het Streekbos gezien dat de verdachte met twee handen de borsten van [slachtoffer] vastpakte. Zij is toen boos geworden en heeft de verdachte op zijn gedrag aangesproken.
De getuige [naam 1] , opa van [slachtoffer] , heeft verklaard dat hij verschillende keren heeft gezien dat de verdachte tijdens verjaardagsfeestjes met zijn handen tussen de benen van [slachtoffer] zat bij haar kruis, en dat hij heeft gezien dat de verdachte stiekem aan de borsten van [slachtoffer] zat. Het begon volgens hem toen zij 13 á 14 jaar oud was. Ook de getuige [naam 1] heeft de verdachte op zijn gedrag aangesproken en hem gevraagd of de verdachte wist wat incest betekende. Getuige [naam 1] heeft ook verklaard dat de echtgenote van de verdachte, zijnde [naam 1] dochter, wist wat er speelde, maar dat zij tegen [naam 1] heeft gezegd dat als ze het toe zou geven, dat ze dan alles kwijt zou raken.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat Veilig Thuis bij het gezin betrokken is geraakt naar aanleiding van een melding door de broer van [slachtoffer] op 1 december 2017 bij [Stichting] / [naam 3] . De broer heeft toen verklaard dat de verdachte aan [slachtoffer] zit als zij samen op de bank zitten. Tijdens het onderzoek destijds is ook de moeder van [slachtoffer] gehoord. Zij heeft toen verklaard over knuffelen en zoenen op de mond door de verdachte bij [slachtoffer] . Ook zou de verdachte een keer [slachtoffer] ’s borst hebben aangeraakt boven haar kleding. Verder heeft moeder verklaard dat zij de verdachte er soms gewoon aan moest herinneren dat dat niet kan wat hij bij [slachtoffer] doet en dat het dan een tijdje weer goed gaat. [slachtoffer] heeft op 27 december 2021 bij Veilig Thuis telefonisch melding gemaakt van seksueel misbruik door verdachte. Naar aanleiding van deze melding heeft Veilig Thuis gesproken met verdachte en de moeder van [slachtoffer] . Moeder heeft tijdens dat gesprek verklaard dat zij vond dat er vier jaar geleden wel sprake was van seksueel overschrijdend gedrag.
Ten slotte is er, nadat [slachtoffer] op haar achttiende jaar het ouderlijk huis heeft verlaten, whatsappcontact geweest tussen de verdachte en de aangeefster. Daarin schrijft de verdachte onder meer :
“(…) maar na een goed gesprek gisteren opa en oma [naam 5] werd het ineens een stuk duidelijker. Wat moet je bang zijn geweest voor me. Ik heb het nooit zo bedoeld (…)”.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen de verklaring van de verdachte, de verklaringen van getuigen [naam 2] en [naam 1] , als ook de melding door de zoon van verdachte bij [Stichting] in 2017 en het whatsappbericht van de verdachte de verklaringen van [slachtoffer] in voldoende mate om beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te achten.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij in de periode van 18 november 2015 tot en met 17 november 2019 in Nederland, met zijn minderjarig kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen
- brengen van zijn vingers in haar vagina en
- brengen van een bierflesje en vibrator in haar vagina en
- likken in haar vagina en
- brengen van zijn penis in haar mond en zich laten pijpen en
- laten aftrekken van zijn penis en
- inbrengen in en verwijderen van tampons uit haar vagina en
- tongzoenen van haar.
2
hij in de periode van 18 november 2015 tot en met 17 november 2021 in Nederland,
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , door het meermalen
- brengen van zijn vingers in haar vagina en
- brengen van een bierflesje en vibrator in haar vagina en
- likken in haar vagina en
- brengen van zijn penis in haar mond en zich laten pijpen en
- laten aftrekken van zijn penis en
- inbrengen in en verwijderen van tampons uit haar vagina en
- betasten van haar borsten en billen en benen en
- vastpakken tussen haar bovenbenen en
- tongzoenen van haar.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op
de eendaadse samenloop van
feit 1
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
en
feit 2
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal opnemen met het slachtoffer [slachtoffer] .
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft allereerst vrijspraak bepleit. De raadsman heeft de rechtbank in overweging gegeven, bij een bewezenverklaring van het betasten van de borsten of billen aan de verdachte een taakstraf op te leggen, naast een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Gedurende een jarenlange periode heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het seksueel misbruik van zijn dochter [slachtoffer] . De verdachte heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Hij heeft misbruik gemaakt van de jonge leeftijd en de afhankelijkheid van [slachtoffer] en heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele lust en op geen enkele manier rekening gehouden met het welzijn en de gevoelens van [slachtoffer] . De verdachte heeft met zijn handelen het gevoel van veiligheid en vertrouwen dat een kind bij een ouder moet kunnen hebben, op grove wijze beschaamd. Het seksueel grensoverschrijdend gedrag van de verdachte is in de loop der jaren steeds ernstiger geworden, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] . Ondanks dat de verdachte meermalen op zijn grensoverschrijdend gedrag is aangesproken, heeft hij zijn gedrag niet aangepast. De ervaring leert dat slachtoffers van deze feiten hiervan vaak langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Uit haar schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat [slachtoffer] nog dagelijks de lichamelijke en psychische gevolgen ondervindt van het handelen van de verdachte. Een trauma dat haar de rest van haar leven zal achtervolgen, aldus [slachtoffer] . Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zeer zwaar aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte waaruit volgt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 19 februari 2024 .
In het rapport geeft de reclassering aan dat zij vanwege de ontkennende proceshouding van de verdachte geen delictsanalyse kan opstellen. Op de verschillende leefgebieden is er sprake van stabiliteit. Op seksueel gebied komen er uit het onderzoek geen bijzonderheden naar voren. Het alcoholgebruik speelde een rol bij het seksueel misbruik, maar de betrokkene ontkent veelvuldig of met regelmaat alcohol te gebruiken. De verdachte heeft geen directe hulpvraag aan de reclassering. De reclassering ziet dan ook vanwege de stellige ontkennende houding en lage responsiviteit van de verdachte geen mogelijkheden ten aanzien van gedragsbeïnvloeding. Het risico op recidive en letsel wordt ingeschat als laag.
De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Het opleggen van een contactverbod kan overwogen worden.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport van 5 januari 2024 van [naam 4] , GZ-psycholoog.
Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:
‘Bij de verdachte is sprake van een autismespectrumstoornis. Betrokkene ontkent de ten laste gelegde feiten, waardoor er geen delictsanalyse heeft kunnen plaatsvinden.Betrokkene is vanuit de autismespectrumstoornis beperkt in staat verbanden te leggen of de (emotionele) gevolgen van zijn gedrag in te schatten en hij redeneert voornamelijk vanuit een egocentrisch perspectief. Ook kan hij zich niet goed voorstellen dat anderen een eigen, van hem verschillende belevingswereld hebben. Voor onderzoeker is onvoldoende duidelijk geworden in hoeverre de verdachte hierdoor ingeperkt was in zijn keuzemogelijkheden. Onderzoeker onthoudt zich om deze reden over advisering omtrent de doorwerking van de autismespectrumstoornis in de ten laste gelegde feiten.Aangezien onderzoeker zich onthoudt van een advies met betrekking tot een eventuele doorwerking van de autismespectrum stoornis in het ten laste gelegde feit, zijn er geen gronden voor een behandeladvies in een juridisch kader.’
Straf
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf moet worden opgelegd. De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met een straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. In de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan of in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, vindt de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Dit betekent dat de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden zal opleggen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 12 maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een nieuw strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank een contactverbod met [slachtoffer] noodzakelijk. Dat verbod zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van in totaal
€ 35.000,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
- toekomstige schade materiële schade € 15.000,00
- immateriële schade
€ 20.000,00
Totaal € 35.000,00
De benadeelde partij heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering ten aanzien van de toekomstige materiële schade. De kans bestaat dat, indien hoger beroep wordt ingesteld, meer kosten gemaakt moeten worden in het kader van studievertraging en het traject bij de psycholoog.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen. Deze schadevergoeding is begrijpelijk en redelijk. Ten aanzien van de toekomstige schade heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren. Kennelijk is de problematiek bij de benadeelde breder dan het gevolg van seksueel overschrijdend gedrag, zodat niet alles aan de verdachte kan worden toegerekend. Subsidiair verzoekt de raadsman aan te sluiten bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Dit geval valt binnen de letselschadecategorie II. Passend daarbij is een bedrag van € 2.500,00.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van de gevorderde toekomstige materiële schade, nu sprake is van een toekomstige onzekere gebeurtenis en deze dus niet vastgesteld kan worden.
De gevorderde immateriële schade komt naar het oordeel van de rechtbank wel voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank acht het op grond van het strafdossier, de onderbouwing bij de vordering tot schadevergoeding en hetgeen namens de benadeelde partij ter zitting is aangevoerd voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. Het is een feit van algemene bekendheid dat personen die op jonge leeftijd te maken krijgen met seksueel misbruik daarvan langdurig psychisch leed ondervinden. Uit de onderbouwing van de vordering ter terechtzitting komt naar voren dat [slachtoffer] dagelijks kampt met de psychische gevolgen van wat haar door de verdachte is aangedaan. Op dit moment staat zij op een wachtlijst om behandeld te worden. Het ouderlijk gezin heeft zich tegen haar gekeerd en haar gevoel van veiligheid is zij voor de rest van haar leven kwijt. Het bestaan van geestelijk letsel bij [slachtoffer] kan weliswaar niet op basis van objectieve maatstaven worden vastgesteld (er zijn bijvoorbeeld geen verklaringen van een huisarts, psycholoog of psychiater beschikbaar), maar ligt door de aard en de ernst van het misbruik zo voor de hand dat zonder meer sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek.
Gelet op het voorgaande komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 20.000,- de rechtbank billijk voor.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 20.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Voorlopige hechtenis

8.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen op het moment van de uitspraak.
8.2.
Oordeel van de rechtbank
De verdachte is op 23 februari 2023 door de rechter-commissaris in bewaring gesteld en onmiddellijk geschorst. Aan dit bevel bewaring is de recidivegrond ten grondslag gelegd.
Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis is de verdachte niet gerecidiveerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat de verdachte opnieuw vergelijkbare delicten zal plegen. De vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis zal daarom worden afgewezen. De rechtbank zal het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 245, 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 20.000,00 (twintigduizend euro), als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 20.000,00 (twintigduizend euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 135 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.O. Rutten, voorzitter,
mrs. A. Buiskool en S. Mac Donald, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 oktober 2024.
Mr. S. Mac Donald is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(..)