Uitspraak
1.De procedure
- de akte van [eiser 1]
- de akte van [gedaagde]
2.De verdere beoordeling
.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is een geschil ontstaan naar aanleiding van een aanrijding op 28 oktober 2021 tussen een snorfiets, bestuurd door eiser 1, en een auto, bestuurd door de verzekerde van gedaagde. Eiser 1 vorderde een verklaring voor recht dat de verzekerde van gedaagde aansprakelijk is voor de aanrijding en daarnaast een immateriële schadevergoeding van € 3.500,00. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 8 november 2023 vastgesteld dat eiser 1 voorshands heeft bewezen dat de aanrijding door de verzekerde van gedaagde is veroorzaakt. Gedaagde werd in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren, maar slaagde daar niet in. De getuigenverklaringen van zowel eiser 1 als de verzekerde van gedaagde gaven geen nieuwe feiten of omstandigheden die het oordeel van de kantonrechter konden weerleggen. De kantonrechter oordeelde dat de verklaringen van beide partijen consistent waren met de eerdere stellingen en dat gedaagde geen nieuwe argumenten had aangedragen die het oordeel van de kantonrechter konden veranderen.
Eiser 1 vorderde ook een schadevergoeding voor immateriële schade, maar de kantonrechter wees deze vordering af. Eiser 1 had niet voldoende onderbouwd dat hij als gevolg van de aanrijding een heupfractuur had opgelopen en de ingediende stukken waren onvoldoende om de omvang van de gevorderde schade te rechtvaardigen. De kantonrechter concludeerde dat gedaagde in het ongelijk was gesteld en veroordeelde gedaagde tot betaling van de proceskosten, die in totaal € 919,00 bedroegen. Het vonnis werd op 30 oktober 2024 uitgesproken door mr. J.S. Reid.