ECLI:NL:RBNHO:2024:10776

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
15/057092-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Drugslab Rijsenhout: Medeplegen van productie en voorhanden hebben van 4-CMC en voorbereidingshandelingen Opiumwet

Op 21 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de productie en het voorhanden hebben van 4-CMC (Clefedron) in een drugslab in Rijsenhout. De verdachte werd ervan beschuldigd samen met anderen in een loods een aanzienlijke hoeveelheid 4-CMC te hebben geproduceerd, verkocht en/of vervoerd, en voorbereidingshandelingen te hebben verricht in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 7 oktober 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, die vrijspraak heeft bepleit.

De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten in de loods aanwezig was, waar een drugslaboratorium werd aangetroffen met grote hoeveelheden chemicaliën en 1145 kilogram 4-CMC. Het DNA van de verdachte werd aangetroffen op een masker in de loods, wat de rechtbank als bewijs voor opzet en medeplegen beschouwde. De rechtbank heeft de stelling van de verdediging verworpen dat de verdachte slechts passief aanwezig was en heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de productie en het voorhanden hebben van de drugs.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, en heeft een maatregel tot kostenverhaal opgelegd van € 97.674,56 voor de vernietiging van de aangetroffen chemicaliën. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de risico's voor de volksgezondheid en de omgeving zwaar laten meewegen in de strafmaat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/057092-24 (P)
Uitspraakdatum: 21 oktober 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 oktober 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan, te Alphen aan den Rijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.K.M. Thuijs en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Stratum, advocaat te ‘s-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

1.Beschuldiging

De verdachte wordt ervan beschuldigd samen met anderen in een loods in Rijsenhout een hoeveelheid 4-CMC (een middel op lijst I bij de Opiumwet) te hebben geproduceerd, verkocht en/of vervoerd; 1145 kilo 4-CMC aanwezig te hebben gehad; overtredingen van de Opiumwet te hebben voorbereid en/of bevorderd door het voorhanden hebben van laboratoriumbenodigdheden en grote hoeveelheden van stoffen voor de productie van 4-CMC.
Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2024 tot en met 17 februari 2024, te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een pand, gelegen aan of bij de [straat] , aldaar, opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een) hoeveeihe(i)d(en) van een materiaal bevattende Clefedron (4-chloormethcathinon, 4-CMC), zijnde Clefedron, (telkens) (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 17 februari 2024, te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een pand, gelegen aan of bij de [straat] , aldaar, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1145 kilo, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende Clefedron (4-chloormethcathinon, 4-CMC), zijnde Clefedron, (telkens) (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij in om omstreeks de periode van 15 januari 2024 tot en met 17 februari 2024, te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, Nederland, tezamen en in vereniging met anderen (meermalen) om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen,
van Clefedron (4-chloormethcathinon, 4-CMC), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Clefedron, zijnde Clefedron, (telkens) een middel vermeid op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij/zij, verdachte en/of zijn/haar mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door:
- Hardware / laboratoriumbenodigdheden (onder meer een hoeveelheid droogrekken en/of vrieskisten en/of maskers en/of reactieketels), welke voorwerp(en) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van Clefedron, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voorhanden/aanwezig te hebben en/of (daartoe)
- Een/meerdere stof(fen), te weten:
(A) een hoeveelheid (ongeveer 9025 kilo) 2-broom-4-chloorpropiofenon en/of
(B) een hoeveelheid (ongeveer 50 liter) Pirolicline en/of
(C) een hoeveelheid (ongeveer 50 liter) Valerophenone en/of
(D) een hoeveelheid (ongeveer 3740 liter) Methylamine en/of
(E) een hoeveelheid (ongeveer 400 liter) Aceton en/of
(F) een hoeveelheid (ongeveer 3600 liter) Dichloormethaan en/of
(G) een hoeveelheid (ongeveer 400 liter) zoutzuur en/of
(H) een hoeveelheid (ongeveer 100 liter) 3-chloropropiophenon,
voorhanden te hebben en/of op te slaan.
( art 10a lid 1 afh sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 afh sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 afh sub 1

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de verdachte vrij te spreken van alle drie ten laste gelegde feiten.
De verdachte is slechts in ruimte 1 aanwezig geweest. Uit het dossier blijkt niet van een actieve betrokkenheid van de verdachte bij het lab of de voorbereidingen. Daaruit volgt dat niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht over de aangetroffen 1.145 kilo Clefedron had. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte vaker op deze locatie aanwezig was. Ook kan niet worden vastgesteld op welke concrete dag de aangetroffen hoeveelheden zouden zijn geproduceerd en door wie, zodat de verdachte in ieder geval van de tenlastegelegde periode en van het medeplegen dient te worden vrijgesproken. Er is geen bewijs voor verkoop, aflevering en verstrekking in de ten laste gelegde periode. Evenmin is er wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van strafbare voorbereiding van in- of uitvoer van 4-CMC. Tijdens het vervoer van de medeverdachten naar de loods heeft de verdachte een masker kort aangeraakt, waardoor zijn DNA daarop terecht is gekomen. Het vervoer van de medeverdachten kan slechts worden gezien als medeplichtigheid, hetgeen niet ten laste is gelegd. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de verdachte in ieder geval moet worden vrijgesproken van het medeplegen van de productie en het aanwezig hebben van de volledige ten laste gelegde hoeveelheid 4-CMC.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 17 februari 2024 is de verdachte, samen met de beide medeverdachten, aangetroffen in de achterste loods op het adres [straat] te Rijsenhout. In de loods waren meerdere ruimtes gecreëerd, waar grote voorraden chemicaliën staan en waar een in werking zijnd drugslaboratorium is aangetroffen met onder meer vier vervuilde reactieketels, droogrekken, vrieskisten en een enorme hoeveelheid afval van het drugsproductieproces. De aangetroffen chemicaliën zijn grondstoffen voor de productie van de designerdrug 4-CMC (Clefedron). Ter plekke is ook 1145 kilogram 4-CMC aangetroffen. Tevens is in de loods een witte Mercedes Sprinter bestelbus aangetroffen. Alle drie de verdachten worden aangehouden.
In een van de ruimtes van de loods worden onder meer maskers aangetroffen. De maskers zijn door het NFI onderzocht. De conclusie is dat DNA van iedere verdachte op een van de maskers is terug te vinden. De gebruikers van het vóór de loods gelegen pand hebben verklaard dat alle drie de aangehouden verdachten de laatste maanden regelmatig op de locatie kwamen, soms gelijktijdig, soms apart, maar altijd met de witte Mercedes Sprinter bus die ook in de loods is aangetroffen. Die bus werd sinds 2 september 2023 gehuurd door de verdachte; medeverdachte [medeverdachte 1] had de sleutels van de bus in zijn zak. De telefoons van de verdachte en die van medeverdachte [medeverdachte 1] hadden sinds 15 januari 2024 zeer regelmatig contact met elkaar. Ook straalden de telefoons van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] sinds 15 januari 2024 regelmatig zendmasten aan die dekking geven op de [straat] in Rijsenhout. De rechtbank verwerpt de stelling van de raadsman en de verdachte ter terechtzitting dat er geen telefoon bij de verdachte in beslag zou zijn genomen. Uit de kennisgeving inbeslagneming blijkt dat er onder verdachte bij zijn arrestatie een telefoon in beslag is genomen. Het gaat om een telefoon van het merk OK met I-meinummer [nummer] . Gegevens uit de telefoon zijn veiliggesteld en de telefoon is uitgelezen, waarover door verbalisant [naam] een proces-verbaal is opgesteld.
De aangetroffen chemicaliën zijn door de politie via het gespecialiseerde bedrijf Dirmar Seon B.V. vernietigd. De kosten daarvan bedragen € 293.023,69.
Opzet
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de loods, te weten een oud bouwwerk achterop een terrein in het buitengebied en zonder kenbare borden of beschrijving anderszins van (legale) chemische bedrijfsvoering, de inrichting van de loods met onder meer de vier vervuilde reactieketels, droogrekken, vrieskisten, de grote hoeveelheid lege en gevulde vaten met chemicaliën, en alle overige drugsgerelateerde goederen die zich in de loods bevonden, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wist van het drugslab in Rijsenhout en daar actief bij betrokken was. De brandweerlieden, die het eerst het pand betraden, zagen direct dat achter de afgesloten dubbele deur meerdere personen aan het werk waren, onder wie één persoon gehuld in een zwart beschermingspak. Ook zagen zij drie jassen over een stoel hangen. De verdachte en zijn twee medeverdachten zijn de enige personen die even later door de politie in de loods zijn aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Medeplegen
Voor medeplegen is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen gericht op het gezamenlijk uitvoeren van het delict. De verdachten waren samen in een van de ruimtes in de loods aan het werk toen de brandweer binnen kwam. Het DNA van alle drie de verdachten is op maskers, die in een van de ruimtes in de loods lagen, aangetroffen en getuigen hebben verklaard dat zij de drie verdachten ook regelmatig samen bij de loods hebben gezien. De verdachte had sinds 15 januari 2024 zeer regelmatig telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte 1] . De verdachte had de witte Mercedes Sprinter gehuurd die ook door medeverdachte [medeverdachte 1] werd gebruikt. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, die was gericht op het gezamenlijk uitvoeren van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Masker
De verdediging heeft een alternatief scenario opgeworpen voor de aanwezigheid van DNA van de verdachte op een van de in de loods aangetroffen maskers. De rechtbank volgt de verdediging niet in dit alternatieve scenario. Ten eerste is het voor de rechtbank onbegrijpelijk dat de verdachte dit alternatieve scenario niet direct bij zijn eerste verhoor naar voren heeft gebracht. Integendeel, de verdachte heeft gewacht tot het einddossier gereed was en zijn alternatieve scenario pas op de zitting van 7 oktober 2024 naar voren gebracht. Daarnaast biedt het alternatieve scenario, te weten dat de verdachte het masker slecht kort zou hebben aangeraakt, geen verklaring voor het aantreffen van DNA sporen op de binnenranden en het neus- en mondgedeelte van het masker. De verklaring van verdachte op zitting dat de kans aanwezig is dat hij het masker voor zijn gezicht heeft gehouden is daarvoor ook onvoldoende. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de verdachte het masker in de loods heeft gedragen. Het verweer wordt verworpen.
Feit 3: partiële vrijspraak in-/uitvoer en verkoop
Met uitzondering van de op 5 februari 2024 bij de loods gesignaleerde busjes met Poolse kentekens bevat het dossier geen aanwijzingen dat sprake is geweest van invoer en/of uitvoer van verdovende middelen. Deze aanwijzing acht de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dat onderdeel te komen. De rechtbank zal de verdachte van dat onderdeel vrijspreken. Evenmin zijn er voldoende aanwijzingen dat de verdachten de verdovende middelen hebben verkocht, zodat ook van dit onderdeel moet worden vrijgesproken.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij in de periode van 15 januari 2024 tot en met 17 februari 2024 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, in een pand, gelegen aan of bij de [straat] , aldaar opzettelijk heeft vervaardigd en bereid en bewerkt en verwerkt en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende Clefedron (4-chloormethcathinon, 4-CMC);
2
hij op 17 februari 2024 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, in een pand, gelegen aan of bij de [straat] , aldaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1145 kilo Clefedron (4-chloormethcathinon, 4-CMC);
3
hij in de periode van 15 januari 2024 tot en met 17 februari 2024, te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen (meermalen) om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en
- het opzettelijk vervaardigen,
van Clefedron (4-chloormethcathinon, 4-CMC), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Clefedron,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door:
- Hardware / laboratoriumbenodigdheden (onder meer een hoeveelheid droogrekken en vrieskisten en maskers en reactieketels), welke voorwerpen benodigd zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en verwerking en vervaardiging van Clefedron, voorhanden/aanwezig te hebben en (daartoe)
- Een/meerdere stof(fen), te weten:
(A) een hoeveelheid (ongeveer 9025 kilo) 2-broom-4-chloorpropiofenon en
(B) een hoeveelheid (ongeveer 50 liter) Pirolicline en
(C) een hoeveelheid (ongeveer 50 liter) Valerophenone en
(D) een hoeveelheid (ongeveer 3740 liter) Methylamine en
(E) een hoeveelheid (ongeveer 400 liter) Aceton en
(F) een hoeveelheid (ongeveer 3600 liter) Dichloormethaan en
(G) een hoeveelheid (ongeveer 400 liter) zoutzuur en
(H) een hoeveelheid (ongeveer 100 liter) 3-chloropropiophenon,
voorhanden te hebben en/of op te slaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
de eendaadse samenloop van
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en D van de Opiumwet gegeven verbod
en
feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstig reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte de maatregel kostenverhaal op te leggen voor een bedrag van € 97.674,56.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de door de officier van justitie geëiste straf aanzienlijk te matigen. Daarnaast heeft de raadsman verzocht het bevel voorlopige hechtenis bij einduitspraak op te heffen of te schorsen nu de verdachte een zwaarwegend belang heeft bij het hervatten van zijn bedrijf en werkzaamheden en in zijn gezin nodig is.
Ten aanzien van de maatregel kostenverhaal heeft de raadsman primair bepleit de vordering af te wijzen nu de vordering in het dossier niet is ondertekend. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de vordering aanzienlijk te matigen nu niet duidelijk is dat de verdachte als medepleger van het produceren van de drugs kan worden beschouwd en er meerdere personen (o.a. [naam] ) bij het drugslab betrokken zijn. Uiterst subsidiair heeft de raadsman bepleit een tiende van de vordering toe te wijzen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de grootschalige productie van 4-CMC en het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid 4-CMC. Daarnaast heeft hij zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de voorbereiding van productie van 4-CMC.
Het is algemeen bekend dat productie van synthetische drugs, en verdovende middelen in het algemeen, zeer schadelijk is voor de volksgezondheid en bovenal voor de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Het is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van harddrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.
Voorts blijkt uit het informatieblad van het team LFO dat productieplaatsen van (synthetische) drugs een ernstig gevaar voor de leefomgeving of voor de gezondheid van de bewoners van woningen, personeel van aangrenzende bedrijven en bezoekers vormen. In tegenstelling tot bij een professioneel laboratorium is er bij drugslaboratoria zoals in deze zaak geen sprake van professionele productiemiddelen, gekwalificeerd personeel, veilig en hygiënisch werken en volgens de geldende wet- en regelgeving opslaan en afvoeren van chemicaliën en afval. Zo kan bijvoorbeeld een reactieketel bij ondeskundig gebruik door de drukopbouw exploderen, waarna de kans op giftige dampen en een uitslaande brand aanwezig is.
De verdachte heeft kennelijk alleen gedacht aan eigen financieel gewin en zich niet bekommerd om de risico’s voor omwonenden, personen die in de buurt werken en de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en het milieu. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Bij dergelijke feiten past geen andere straf dan een forse gevangenisstraf. Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten en naar straffen die in (enigszins) vergelijkbare zaken worden opgelegd. Volgens de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting staat voor het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en vervaardigen van harddrugs voor hoeveelheden van meer dan 20 kilo een gevangenisstraf van meer dan 50 maanden (in organisatorisch verband 72 maanden) en voor het aanwezig hebben van meer dan 20 kilo harddrugs een gevangenisstraf van meer dan 36 maanden (in organisatorisch verband 48 maanden). Daarnaast is nog sprake van voorbereidingshandelingen. Gelet op het feit dat hier sprake is van aanzienlijk grotere hoeveelheden aangetroffen drugs dan is genoemd in de hoogste categorie van de oriëntatiepunten, maar ook van samenloop, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf alleszins redelijk en ziet zij geen aanleiding de door de officier van justitie geëiste straf te matigen. Zij zal de verdachte dan ook conform deze eis veroordelen tot een gevangenisstraf van zes jaren. De periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal hiervan worden afgetrokken.
Opheffing van het bevel voorlopige hechtenis is dus niet aan de orde. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding het bevel voorlopige hechtenis bij einduitspraak te schorsen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregel kostenverhaal
De maatregel in artikel 13d van de Opiumwet maakt het mogelijk dat de kosten die ten laste van de Staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld ter zake van een strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp.
De rechtbank stelt vast dat aan voornoemde vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. In de loods waren namelijk stoffen aanwezig die een ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid en de Staat heeft kosten gemaakt voor vernietiging daarvan. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, is een voorafgaand door de officier van justitie ondertekende vordering geen vereiste.
De rechtbank is van oordeel dat de kosten die zijn opgenomen in het kostenoverzicht en de factuur van Dirmar Seon B.V., totaal € 293.023,69, voldoende zijn onderbouwd en zijn aan te merken als kosten in de zin van artikel 13d van de Opiumwet. Uit het dossier blijkt tevens dat de factuur van dit bedrijf door de Staat is betaald.
De rechtbank zal daarom aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling van een derde van dat bedrag, te weten € 97.674,56, aan de Staat ter vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet. Dat er ook anderen dan verdachte en zijn medeverdachten bij het drugslaboratorium betrokken zouden zijn is onvoldoende concreet geworden, zodat er geen aanleiding is om het bedrag dat verdachte moet vergoeden te verminderen.
De rechtbank zal bij het opleggen van de maatregel ook de duur van de gijzeling bepalen die, met toepassing van artikel 6:6:25 Wetboek van Strafvordering, in dit geval ten hoogste kan worden gevorderd. In dit geval is dat het maximum aantal dagen, te weten 365 dagen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 2, 10, 10a, 13d artikel van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder de feiten 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ter vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet een bedrag van
€ 97.674,56(zegge: zevenennegentigduizend zeshonderdvierenzeventig euro en zesenvijftig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op 365 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Neervoort, voorzitter,
mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt en mr. B.V.A. Corstens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2024.